Tinnen bord en beker, snuifdoosje, serveerrek met bordjes en schoenpoetsdoosje. Bord en (bier)beker zijn in de 19e eeuw door de fraters gebruikt. Het serveerrek komt uit het juvenaat in Tilburg. Per 4 juvenisten kreeg je een bordje met daarop een half pakje boter. Bij ieder bordje stond een nummertje zodat je de dag erna weer hetzelfde bordje kreeg met de resterende boter. Een van de fraters herinnert zich dat je 2x per week een nieuw stuk boter kreeg. Het schoenpoetsdoosje is zelfgemaakt en gebruikt in het Sint Cornelius Gesticht te Reusel.

Gedragen door de zusters Franciscanessen van de H. Elisabeth. De werkkleding voor in de tuin was donkerblauw, voor huishoudelijk werk lichtblauw en voor de verpleging wit.

Gedragen door de Franciscanessen van de H. Elisabeth. De werkkleding voor in de tuin was donkerblauw, voor huishoudelijk werk lichtblauw en voor de verpleging wit.

Het serviesgoed werd gebruikt op de RK Banketbakkersschool Sint Nicolaas aan de Elandsstraat 175 te Amsterdam. De school had onder andere een eigen restaurant. Het serviesgoed is voorzien van een vignet ontworpen in 1947 bij het 10-jarig bestaan van de school door de leraar decoratie- en versieringsleer, de heer W.L.J. van der Bijl. Het boek en de uil staan voor het onderwijs in de theoretische vakken. De tulband en de krakeling verwijzen naar het onderwijs in de praktische vakken. Het kroontje is het teken van bekwaamheid als gevolg van een gecombineerde opleiding in het banketbakkersvak.

Twee bekers, twee kommetjes, twee diepe borden, twee plankjes.

Vanaf 1870 hadden de Franciscanessen van St. Lucia een internaat te Harlingen. De kop en schotel dragen de opdruk "R.K. Huishoudschool St. Anna".

De ringen waren genummerd. De servetring van de algemeen overste is voorzien van het opschrift "E.M.", die van moeder vicaris met "M.V.". De derde aanwezige ring draagt het nummer 14.

Tijdens de gehele maaltijd werd van dit bordje gebruik gemaakt. Gebruikt door de Franciscanessen van St. Lucia.

Dit exemplaar, met een gele stip aan de onderkant, werd gebruikt door de overste van de Franciscanessen van St. Lucia.

Deze lange lepel werd gebruikt door de Franciscanessen van St. Lucia om alle ingrediënten van de stamppot te mengen.

De teil en de kan werden door de zusters gebruikt om de borden af te wassen na de maaltijd. De zusters wasten allemaal individueel en tegelijkertijd de borden. De teilen met afwaswater stonden op tafel, een theedoek lag ernaast. De zusters die hun bord nog moest wassen stonden in een rij te wachten op hun beurt.

Grijs aardewerk met blauw kruis erop. De waterkan werd in de refter gebruikt, de beker in de cel. Beiden objecten hebben een oor. Aan de onderkant van de beker staan de initialen R.N. vermeld. Gebruikt door de Dominicanessen van Mariadal.

In de linkerbovenhoek staan de geborduurde letters OSD (Ordo Sancti Dominici) met een kruisje erboven. OSD was de religieuze afkorting van de Dominicanessen van Mariadal tot vermoedelijk rond 1970, toen de zusters in navolging van de Dominicanen de afkorting OP zijn gaan gebruiken. Onder de letters is een stukje stof met het nummer '59' erop gestikt. Het nummer is van de zuster aan wie de servet toebehoorde. Elke zuster kreeg bij intrede een nummer dat ter markering van kleding en andere zaken werd gebruikt.

Lepeltje met het passieteken en tekst "JESU XRI PASSIO".

Ovale mand met twee hengsels. Eén van de beide lange zijdes is hoger dan de tegenoverliggende zijde. Mogelijk gebruikt in de waskeuken.

Ovale grijze naar één kant wijder uitlopende vispan. Twee handvaten aan de uiteinden en een losse deksel met handvat.

Op de achterzijde staat het nummer 20, waarschijnlijk ter identificatie van de zuster die deze lepel gebruikte.

Gebruikt in de ziekenkamer.

Grijs aardewerk met in blauwe letters het Christusmonogram IHS.

De beker werd gebruikt om uit te drinken, de kom werd gebruikt als waskom.

Van grijs aardewerk met blauwe beschildering, werd op de reftertafels gebruikt.

Na de maaltijd werd het bestek met een papiertje schoongemaakt. Eén keer in de week werd het afgewassen.

Het bestek bestaat uit twee sets, een groot formaat (warme maaltijd) en een kleiner formaat.

Het gehele servies bestond naar alle waarschijnlijkheid uit 240 delen. Het complete servies is geschonken door de stichter van de congregatie, pater Sebastianus van Nuenen osa (1898-1966), aan de zusters Augustinessen van Sint Monica. Het servies werd door de zusters ook wel de Augustina-vaat genoemd. Het porselein en glaswerk is voorzien van een embleem waarop twee ineengeslagen handen te zien zijn met daarboven een brandend hart. Onder het embleem het woord 'Augustina', boven het embleem een halve maan[?]. Op de koffie- en melkkan is alleen het woord 'Augustina' gegraveerd. De lepeltjes worden bekroond met het embleem en op de steel is het woord 'Augustina' gegraveerd. De eerste Augustinus van Sint Monica was zuster Augustina van Reijsen (1908-1990).

Op de servetring staat de naam van pater Hans Boudier (1923-1980) gegraveerd.