Ontvangen ter inschrijving in het loopende huwelijksregister het navolgende naschrift. 3 juni 1933 no.18 Wij Wilhelmina, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz, enz, enz. Beschikkende op het verzoek van Theodorus Metzelaar en Maria de Goede, echtenlieden, wonende te Limmen, strekkende ter bekoming van brieven van wetteging voor hunne dochter Maria Catharina, voor de voltrekking van hun huwelijk geboren en die zij verzuimd hebben voor of bij het aangaan van dat huwelijk te erkennen en te wettigen. Gezien het advies van den Hoogen Raad der Nederlanden, van den 26 april 1933, alsmede het rapport van Onzen Minister van Justitie van den 1 juni 1933, 1e afdeling C, no. 862, hebben goed gevonden en verstaan. Uit krachte van art.329 van het burgerlijk wetboek te verleende brieven, van wetteging ten behoeve van het genoemde kind, op den 31 mei 1924 geboren, onder de voornamen van Maria Catharina, in de registers van den burgerlijke stand der gemeente Heerlen ingeschreven, als natuurlijk kind van Maria de Goede, voorts bij afzonderlijke akten, van den 25 juni 1924 en den 4 augustus 1932 onderscheidelijk voor de ambtenaren van den burgerlijke stand der gemeente Heerlen en Egmond-Limmen, door de supplianten erkend, gelijk. Wij verlenen bij deze, met last op den bevoegden ambtenaar van de burgerlijke stand aan wien afschrift van dezen brieven, door de belanghebbenden zal worden vertoond om die in te schrijven, in de loopende huwelijksregisters, alsmede om daarvan melding te maken op den kant, zoo van de akte van geboorte van dit kind, als van die der erkenning, (alles kostenloos, wordende de voorzegde brieven gratis verleend, en zullende afschrift daarvan kostenloos worden uitgereikt.