Uw zoekacties: Afbeeldingen (oud)

Afbeeldingen (oud)

Filter: Charterx
beacon
1.872  afbeeldingen
sorteren op:
 
 
 
 
Erfgoedstuk
I. Inventaris Oud Archief Delfland (OAD)
3. Bijlage: Regesten van charters
Bestuursinrichting
Charter
334/7 334/7Notaris Gerardus Zuurmont verklaart dat voor hem is verschenen een aantal met name genoemde ambachtsbewaarders van de acht westambachten om Franchoijs la de Rure, Franchoijs de Bubbe, Phillips Doublet en Pieter Resteau te machtigen om de ambachten te vertegenwoordigen bij de Grote Raad van Mechelen en andere rechtbanken in het geschil met met Pieter Simonsz. en Jan van Utrecht over hun bewering dat ze drie stuivers per morgen zouden mogen heffen met machtiging van de westambachten.
Datering:
1524 oktober 10
Overlevering:
Origineel
Samenvatting:
Notaris Zuurmont verklaart dat op 10 oktober 1524 zijn verschenen de met name genoemde ambachtsbewaarders van Voorburg, Naaldwijk, Den Haag, Wateringen, Monster, Maasland en Aalkeet, naar aanleiding van een geschil met Pieter Simonsz. en Jan van Utrecht over de heffing van zes groten, ofwel 3 stuivers, per morgen. Pieter Simonsz. verklaarde dat hij hiervoor schriftelijk gemachtigd was door de acht westambachten, met toestemming van het merendeel van de ingelanden. Ten behoeve van deze kwestie stellen de aanwezigen de raadsheren Franchoijs la de Rure, Franchoijs de Bubbe, Phillips Doublet en Pieter Resteau aan als procureur om hen te vertegenwoordigen in de Grote Raad van Mechelen en alle andere rechtbanken, waar zij mogen handelen naar eigen goeddunken en eventueel twee personen in hun plaats stellen.
Bezegeling:
Niet bezegeld. Ondertekend.
Plaats:
Den Haag
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
I. Inventaris Oud Archief Delfland (OAD)
3. Bijlage: Regesten van charters
Bestuursinrichting
Charter
279 279Graaf Willem III maakt bekend dat de heemraden van Delfland dezelfde rechten worden verleend als die de heemraden van Spaarndam bezitten.
Datering:
1319 september 13
Bezegeling:
Afhangend en doorgestoken zegel van bruine was. Afgebrokkeld.
Overlevering:
Origineel
Literatuur:
Transcripties in: J.L. van der Gouw, 'De oudste oorkonden betreffende het Hoogheemraadschap van Delfland en hun betekenis', in: C. Streefkerk en S. Faber (red.), Ter recognitie. Opstellen aangeboden aan prof. mr. H. van der Linden bij zijn afscheid als hoogleraar in de Nederlandse rechtsgeschiedenis aan de Vrije Universiteit (Hilversum 1987) 157-191, aldaar 184-185, C. Postma, Hoogheemraadschap van Delfland in de Middeleeuwen 1289-1589 (Hilversum 1989) 418, S.J. Fockema Andreae, Rechtsbronnen der vier hoofdwaterschappen van het vasteland van Zuid-Holland (Rijnland; Delfland; Schieland; Woerden) (Utrecht 1951) 55. Literatuur: Th.F.J.A. Dolk, Geschiedenis van het Hoogheemraadschap van Delfland ('s-Gravenhage 1939) 17, 21-22 en Postma, Middeleeuwen, 32, 33.
Samenvatting:
Na overleg met zijn raad verleent graaf Willem III de hoogheemraden van Delfland dezelfde rechten als de hoogheemraden van Spaarndam, ofwel Rijnland, hebben gehad en nog steeds hebben.
Plaats:
Den Haag
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
I. Inventaris Oud Archief Delfland (OAD)
3. Bijlage: Regesten van charters
Bestuursinrichting
Charter
333/32 333/32Notaris Harnardus Jacobsz. te Delft verklaart dat de genoemde aanwezigen gemachtigd worden door de genoemde personen en instellingen om namens hen op te treden in processen voor het Hof van Holland of bij andere rechtbanken om hun rechten te verdedigen inzake de verwerping van de onlangs verleende keizerlijke 'declaratie'.
Datering:
1523 mei 9, 10, 13, 15, 16
Samenvatting:
Notaris Harnardus Jacobsz. te Delft verklaart dat in mei 1523 een aantal ingelanden verschenen is, van wie de meesten ook op 4 mei aanwezig waren in Den Haag bij de voorlezing van een verklaring van de keizer [Karel V] door de hoogheemraden. Deze voorlezing vond plaats op verzoek van het stadsbestuur van Delft, namens de poorters van die stad en de ingelanden van Delfland, waarbij ook Pieter Sijmonsz. aanwezig was, die volgens hem gemachtigd was door de ambachtsbewaarders van de acht westambachten. Pieter Sijmonsz. was gevraagd om zijn machtiging te tonen, op grond waarvan het proces was gevoerd wat resulteerde in de betreffende verklaring. Hij weigerde de machtiging te tonen. De aanwezigen besloten daarop dat uit de aanwezigen zes of zeven personen aangewezen zouden worden om hem ertoe te dwingen, zodat hij de verklaring geheel of gedeeltelijk kon accepteren of met goede redenen verwerpen. De aanwezigen verwierpen de keizerlijke verklaring. De genoemde personen en instellingen machtigen hierbij degenen die op 4 mei in Den Haag aanwezig waren om voor het Hof van Holland, of waar dan ook, hun rechten te verdedigen die hun ooit verleend zijn, zoals de sespuntensententie uit 1454.
Bezegeling:
Ondertekend
Overlevering:
Origineel
Plaats:
Delft
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
I. Inventaris Oud Archief Delfland (OAD)
3. Bijlage: Regesten van charters
Bestuursinrichting
Charter
342/22 342/22Het Hof van Holland geeft toestemming aan de procureur van voormalig dijkgraaf Johan van Bodegem om bepaalde bewijsstukken te overleggen aan het hof na instemming daarvoor van de procureur van de graaf van Arenberg, die toestemming krijgt zoveel bewijsstukken in te leveren als nodig geacht wordt, met uitzondering van stukken die betrekking hebben op het contra-debat.
Datering:
1663 juli 23
Overlevering:
Authentiek afschrift
Samenvatting:
Voor het Hof van Holland is verschenen Joost vander Bye Jacobsz. als procureur van de graaf van Arenberg, de heer van Naaldwijk en Wateringen etc., die gedaagd was op verzoek van Johan van Bodegem, voormalig dijkgraaf van Delfland, om toestemming te geven voor het overleggen van bepaalde bewijsstukken door Van Bodegem. De procureur stemt hierin toe, met uitzondering van zijn contra-debat. Hierom staat het hof Jan Hobijn als procureur van Van Bodegem toe de betreffende stukken te overleggen. Datzelfde geldt ook voor Vander Bye. Beide partijen mogen echter geen stukken inleveren bij het Hof die betrekking hebben op het contra-debat.
Plaats:
Den Haag
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
I. Inventaris Oud Archief Delfland (OAD)
3. Bijlage: Regesten van charters
Bestuursinrichting
Charter
342/20 342/20Het Hof van Holland verklaart dat Jan Hobijn als procureur van de dijkgraaf Jan Franchois van Bodegem na toestemming schriftelijke stukken heeft ingeleverd bij het hof voor het proces tegen de graaf van Arenberg.
Datering:
1560 oktober 29
Overlevering:
Afschrift
Samenvatting:
Voor het Hof van Holland verscheen Jan Hobijn als procureur van dijkgraaf Jan Franchois van Bodegem die het hof verzocht om de zak met schriftelijke stukken te mogen overleggen ten behoeve van het proces tegen de graaf van Arenberg. Cornelis van Haeften, de procureur van de tegenpartij, stemde daarin toe op voorwaarde dat hij voor het proces stukken mocht toevoegen binnen zes weken. Hierop heeft het hof het verzoek van Hobijn goedgekeurd, op voorwaarde dat hij toestaat dat de tegenpartij stukken toevoegt aan het proces. Hobijn heeft de bedoelde stukken ingeleverd bij het hof, met het verzoek om rechtspraak.
Plaats:
Den Haag
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
I. Inventaris Oud Archief Delfland (OAD)
3. Bijlage: Regesten van charters
Bestuursinrichting
Charter
301/2 301/2De Staten van Holland hebben besloten dat de hoogheemraden in hun oude recht hersteld worden om in geval van een opengevallen bestuurszetel zelf een hoogheemraad te kiezen en te beëdigen, op voorwaarde dat de staten hun goedkeuring verlenen aan de gekozenen voordat deze worden beëdigd.
Datering:
1655 december 1
Samenvatting:
De Staten van Holland maken bekend dat de hoogheemraden van Delfland hebben getoond een privilege van hertog Albrecht van Beieren, gedateerd 20 november 1391. In dat privilege werden de hoogheemraden gemachtigd om in het geval een hoogheemraad overleed een ander te kiezen en beëdigen, zonder tussenkomst van de graaf. De hoogheemraden hebben altijd in overeenstemming met dit privilege gehandeld en vertrouwen erop dat zij die bevoegdheid altijd zullen behouden. Doordat dit gebruik onderbroken is geweest verzoeken de hoogheemraden de staten om hen in het oude recht te herstellen. De hoogheemraden hebben Dirck Meerman, lid van de vroedschap van Delft, tot hoogheemraad gekozen en beëdigd en de staten gevraagd deze verkiezing goed te keuren. De staten hebben besloten de hoogheemraden in hun oude recht te herstellen om de opengevallen bestuurszetel zelf op te vullen, op voorwaarden dat daarbij gehandeld wordt naar de resolutie van de staten van 7 en 8 oktober 1655, waarvan de tekst in deze akte is ingevoegd. In die tekst staat dat pensionaris Slingerland in de vergadering de bevindingen van de commissie heeft uiteengezet dat overeenkomstig het besluit van de commissie van 17 september 1655 is onderzocht het tiende punt van de huidige beschrijving betreffende het vervullen van de opengevallen bestuurszetels in Rijnland, Delfland en Schieland. De commissie heeft geconstateerd dat de hoogheemraden aldaar op grond van hun privileges bevoegd zijn om de bij overlijden opengevallen bestuurszetels zelf op te vullen, maar dat vanaf 1515 het gebruik is dat de verkiezing is gebeurd door de plaatsvervangers van de graven, na nominatie door de hoogheemraden. De commissie heeft besloten dat het de hoogheemraden is toegestaan om bij de staten het verzoek in te dienen om in hun oude recht hersteld te worden. Zie verder PDF-bestand.
Overlevering:
Authentiek afschrift
Notabene:
Originele akte onder inv.nr. OAD 301/1, met iets andere spelling.
Literatuur:
Literatuur: Th.F.J.A. Dolk, Geschiedenis van het Hoogheemraadschap van Delfland ('s-Gravenhage 1939) 262.
Plaats:
Den Haag
Trefwoorden:
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
I. Inventaris Oud Archief Delfland (OAD)
3. Bijlage: Regesten van charters
Bestuursinrichting
Charter
342/2 342/2De griffier van het Hof van Holland maakt bekend dat Jan Hobijn is gemachtigd door de voormalig baljuw en dijkgraaf van Delfland, Jan François van Bodegem, om ten alle tijden iemand in zijn plaats te stellen, terwijl hij ook belooft dat hij alles wat de plaatsvervanger doet zal goedkeuren en bekrachtigen.
Datering:
1560 februari 3
Overlevering:
Authentiek afschrift
Samenvatting:
Voor de griffie van het Hof van Holland is verschenen Jan François van Bodegem, voormalig baljuw en dijkgraaf van Delfland, die Jan Hobijn machtigde om te allen tijde iemand in zijn plaats te stellen en die verklaarde alles goed te keuren en te bekrachtigen wat door de plaatsvervanger wordt gedaan.
Plaats:
Den Haag
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Charter
341 Het Hof van Holland verklaart dat ter griffie is verschenen Pieter Sasbout, poorter van Delft, om Vincent van Wieringen aan te stellen als gemachtigde om hem te vertegenwoordigen in de zaak tegen dijkgraaf Adriaan van der Does en in het bijzonder om toe te stemmen in de conclusies van de dijkgraaf.
Datering:
1562 juni 2
Overlevering:
Vidimus
Samenvatting:
Voor het Hof van Holland is verschenen Vincent van Wieringen als procureur van Pieter Sasbout, brouwer te Delft, als eiser in deze beroepszaak, alsook Jan Hobijn als procureur van dijkgraaf Adriaan van der Does, de gedaagde. Sasbout bracht naar voren dat hij als poorter van Delft alleen berecht kon worden door het gerecht van Delft. Hij had op het grondgebied van Delft land waar enkele personen zonder zijn toestemming aan het graven waren geweest. In overeenstemming met het stadsrecht had de bode hen verboden daar te graven. Het graven werd niet gestaakt omdat het poortland zou zijn. De dijkgraaf had Sasbout ter verantwoording geroepen en geëist dat hij door de hoogheemraden veroordeeld zou worden tot betaling van de hoogste boete. Hiertegen bracht Sasbout in niet te kunnen instemmen met een gerechtelijke behandeling door Delfland en dat de zaak berecht zou worden door het gerecht van Delft. De hoogheemraden hadden aanvankelijk wel het verweer van Sasbout geaccepteerd, maar deze verworpen bij vonnis van 21 oktober 1561 en hem gelast te antwoorden. Van het Hof van Holland verkreeg Sasbout toestemming om tegen de uitspraak van de hoogheemraden in beroep te gaan onder clausule van surcheantie, ter opschorting van de bevoegdheid tot uitvoering van het gewraakte vonnis. Sasbout eiste van het Hof van Holland dat het vonnis van de hoogheemraden ongedaan gemaakt zou worden. De dijkgraaf voerde als verweer aan dat de hoogheemraden in privileges van de graven van Holland was toegestaan te keuren, schouwen en berechten alle dijken, sluizen, wegen, watergangen met toebehoren en alles wat het heemraadschap aan ging binnen het rechtsgebied van Delfland, zowel in steden als dorpen. Op straffe van lijf en goed was het de hoogheemraden opgedragen erop toe te zien dat het land bewaard bleef en de graaf en ingezetenen geen schade zouden lijden. Zo was het voor iedereen buiten de hoogheemraden verboden om zich met het heemrecht te bemoeien, zowel in steden als op het platteland en op d
Bezegeling:
Uithangend zegel van rode was
Plaats:
Den Haag
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
I. Inventaris Oud Archief Delfland (OAD)
3. Bijlage: Regesten van charters
Bestuursinrichting
Charter
301/1 301/1De Staten van Holland heeft besloten dat de hoogheemraden in hun oude recht hersteld worden om in geval van een opengevallen bestuurszetel zelf een hoogheemraad te kiezen en te beëdigen, op voorwaarde dat de Staten goedkeuring verleend aan de gekozenen voordat deze wordt beëdigd.
Datering:
1655 december 1
Bezegeling:
Uithangend zegel van rode was
Overlevering:
Origineel
Notabene:
Authentiek afschrift onder inv.nr. 301/2, met iets andere spelling.
Samenvatting:
De Staten van Holland maken bekend dat de hoogheemraden van Delfland hebben getoond een privilege van hertog Albrecht van Beieren, gedateerd 20 november 1391. In dat privilege werden de hoogheemraden gemachtigd om in het geval een hoogheemraad overleed een ander zouden kiezen en beëdigen, zonder tussenkomst van de graaf. De hoogheemraden hebben altijd in overeenstemming met dit privilege gehandeld en vertrouwen erop dat zij die bevoegdheid altijd zullen behouden. Doordat dit gebruik onderbroken is geweest verzoeken de hoogheemraden de staten om hen in het oude recht te herstellen. De hoogheemraden hebben Derck Meerman, lid van de vroedschap van Delft, tot hoogheemraad gekozen en beëdigd en de staten gevraagd deze verkiezing goed te keuren. De staten hebben besloten de hoogheemraden in hun oude recht te herstellen om de opengevallen bestuurszetel zelf op te vullen, op voorwaarden dat daarbij gehandeld wordt naar de resolutie van de staten van 7 en 8 oktober 16--, waarvan de tekst in deze akte is ingevoegd. In die tekst staat dat pensionaris Slingerland in de vergadering de bevindingen van de commissie heeft uiteengezet dat overeenkomstig het besluit van de commissie van 17 september 16-- is onderzocht het tiende punt van de huidige beschrijving betreffende het vervullen van de opengevallen bestuurszetels in Rijnland, Delfland en Schieland. De commissie heeft geconstateerd dat de hoogheemraden aldaar op grond van hun privileges bevoegd zijn om de bij overlijden opengevallen bestuurszetels zelf op te vullen, maar dat vanaf 1515 het gebruik is dat de verkiezing is gebeurd door de plaatsvervangers van de graven, na nominatie door de hoogheemraden. De commissie heeft besloten dat het de hoogheemraden is toegestaan om bij de staten het verzoek in te dienen om in hun oude recht hersteld te worden. De staten stemde daarin toe, op voorwaarde dat de keuze van de bestuurders van Delfland en Schieland ter goedkeuring aan de staten wordt voorgelegd, voordat zij zouden worden beëd
Plaats:
Den Haag
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
I. Inventaris Oud Archief Delfland (OAD)
3. Bijlage: Regesten van charters
Bestuursinrichting
Charter
340 340Het Hof van Holland verklaart dat het vonnis van de schepenen van Den Haag ongeldig is, waarin was bepaald dat het door Delftenaar Jan Willem Jacobsz. Bom ingediende verweerschrift ongegrond was, dat hij had ingediend als protest tegen zijn veroordeling door de hoge vierschaar van de baljuw van Den Haag wegens het doorgraven van de Viervoet in Nieuweveen.
Datering:
1560 september 18
Bezegeling:
Uithangend zegel van rode was
Overlevering:
Origineel
Literatuur:
Literatuur: C. Postma, Hoogheemraadschap van Delfland in de Middeleeuwen 12891589 (Hilversum 1989) 247.
Samenvatting:
In de beroepszaak voor het Hof van Holland tussen eiser Jan Willem Jacobsz. Bom te Delft en gedaagde Loijs Tserairts, baljuw van Den Haag. Volgens Bom behoorde de weg op de landscheiding in Nieuweveen genaamd de Viervoet tot de jurisdictie van de dijkgraaf en hoogheemraden van Delfland omdat zij de bevoegde rechterlijke instantie waren voor alle zaken die betrekking hadden op alle wegen, kaden en lokale waterwerken. Zij waren gerechtigd om keuren op die werken te maken. Volgens de keur was het niet toegestaan om kaden of waterwerken te doorsteken of af te graven zonder consent van de hoogheemraden. De hoogheemraden hadden de bevoegdheid om overtredingen op de keuren te berechten en niet de baljuw en schepenen van Den Haag. Zo hadden de hoogheemraden in 1558 Jacob Claesz. uit Zoetermeer veroordeeld tot betaling van 72 ponden wegens het afgraven van de kade tussen Berkel en Pijnacker. De eiser ontkende dat hij de kade had afgegraven. Als dat was gebeurd door Kors Sijmonsz. zonder zijn medeweten dan zou hij daarvoor niet bestraft kunnen worden. Als er sprake was van een overtreding zou dat bestraft moeten worden door de hoogheemraden van Delfland. Nu was Bom voor het vergrijp gedaagd voor de vierschaar van de baljuw die hem had bevolen op de eis van de baljuw te reageren. Bom was daarop in beroep gegaan bij het Hof van Holland en eiste dat het vonnis van de vierschaar ongeldig zou worden verklaard en zijn verweerschrift zou worden erkend. De baljuw heeft daarop geantwoord dat Bom in Nieuweveen een perceel laaggelegen veenachtig land had dat toegemaakt zou moeten worden. Daar was tevens een hoogte gelegen dat fungeerde als landscheiding onder de benaming Viervoet. Deze landscheiding viel volgens de baljuw onder zijn jurisdictie. Bom had Kors Sijmonsz. opdracht gegeven de Viervoet af te graven. De aarde is met grote schuiten vol op zijn land gebracht zonder de afgegraven weg te repareren. Zie verder PDF-bestand onder "Transcriptie".
Plaats:
Den Haag
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
I. Inventaris Oud Archief Delfland (OAD)
3. Bijlage: Regesten van charters
Bestuursinrichting
Charter
342/133 342/133Het Hof van Holland staat toe dat de dijkgraaf en hoogheemraden alle proceskosten omslaan over de dertien sluisambachten.
Datering:
1564 (1563) februari 8
Samenvatting:
De hoogheemraden hebben een verzoek gericht aan het Hof van Holland waarin ze melden dat de graven van Holland het gemeenland verschillende privileges geschonken hebben betreffende voorrechten, macht en rechtsmacht van de hoogheemraden. Met een eed hebben de hoogheemraden moeten beloven geen afbreuk te zullen doen aan deze privileges. Zowel de graaf van Arenberge, van wie twee voorvaderen een functie bij het hoogheemraadschap bekleed hebben, als de stad Delft, op wier beider verzoek als hoofdingeland de privileges zijn verleend, dienen die privileges te respecteren. Zij hebben echter processen aangespannen voor het Hof van Holland tegen de hoogheemraden naar aanleiding van de rechtsmacht. Om hiervan verlost te worden heeft de dijkgraaf de opdracht gekregen om de privileges te verdedigen op kosten van het gemeenland. Om een eind te maken aan dit soort processen heeft de secretaris de opdracht gekregen om zorgvuldig alle registers en stukken van de hoogheemraden en elders berustende bescheiden te doorzoeken en uittreksels en kopieën te maken van alles wat betrekking heeft op de rechtsmacht van de hoogheemraden. De hoogheemraden hadden bepaald dat de proceskosten omgeslagen zouden worden over het gemeenland. Uit angst dat Arenberge en Delft hiertegen een proces zouden aanspannen vragen de hoogheemraden het Hof van Holland toe te staan dat alle proceskosten in het verleden en in de toekomst omgeslagen worden over de dertien sluisambachten. Het hof staat dit toe.
Overlevering:
Afschrift
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
I. Inventaris Oud Archief Delfland (OAD)
3. Bijlage: Regesten van charters
Bestuursinrichting
Charter
287/5 287/5De dijkgraaf Pieter vander Goes en de toenmalige hoogheemraden zijn overeengekomen dat hij de keuren zal respecteren en optreden tegen overtreders, waarbij hij als vanouds de helft van de opbrengst van de boetes krijgt, op voorwaarde dat hij daarvan de onkosten van schouw- en rechtdagen draagt.
Datering:
1563 december 11
Overlevering:
Origineel
Literatuur:
Literatuur: Th.F.J.A. Dolk, Geschiedenis van het Hoogheemraadschap van Delfland ('s-Gravenhage 1939) 256.
Samenvatting:
De dijkgraaf Pieter vander Goes en de hoogheemraden hebben een overeenkomst afgesloten, ingaande op 11 augustus 1554, bij de pacht van het dijkgraafambt, met de mogelijkheid tot jaarlijkse opzegging. De dijkgraaf belooft hierbij dat hij zorg zal dragen voor de uitvoering van de keuren die door de hoogheemraden zijn opgemaakt, zonder overtredingen door de vingers te zien. De dijkgraaf legt de boeten op en heeft de mogelijkheid om een schikking te treffen met de overtreder. De hoogheemraden zullen meewerken de keuren te verdedigen. De dijkgraaf mag alleen processen aanspannen na toestemming van de hoogheemraden. De kosten van de bekeuringen zijn voor rekening van de dijkgraaf. De helft van de opbrengst van de boeten is voor de dijkgraaf, op voorwaarde dat hij overeenkomstig oude gewoonte van de ene helft van de boete een derdedeel en van de andere helft twee derdedelen van de onkosten vergoedt die op de gewone schouw- en rechtdagen gemaakt worden door de dijkgraaf, hoogheemraden, klerk, boden en andere dienaren. De hoogheemraden krijgen bij die gelegenheden als vanouds per dag presentiegeld van tien stuivers, de klerk 7½ stuiver en elke bode 5 stuivers. De dijkgraaf moet daarvoor zorg dragen, mits de kosten van wagen- en schuithuur niet te hoog oplopen. Als de dijkgraaf en hoogheemraden op andere dagen op verzoek van de ambachtsbewaarders of op bevel van het Hof van Holland op pad moeten, zullen de onkosten door de dijkgraaf meteen vergoed worden. In voorkomend geval zullen de onkosten binnen acht dagen aan de dijkgraaf terugbetaald worden. Als deze termijn wordt overschreden mag de dijkgraaf daarvoor vergoeding vragen overeenkomstig het dijkrecht dat is opgenomen in de keur.
Bezegeling:
Ondertekend
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
I. Inventaris Oud Archief Delfland (OAD)
3. Bijlage: Regesten van charters
Bestuursinrichting
Charter
339/26 339/26Het Hof van Holland beveelt dijkgraaf Ariaen van der Does de bewijsstukken binnen veertien dagen te overleggen aan de commissaris van het hof en verklaart dat de getuigenverklaringen ten gunste van Thomas Brandelin, waarbij tevens wordt bepaald dat de beide partijen over een maand in de gelegenheid worden gesteld om de getuigenverklaring te verwerpen.
Datering:
1561 oktober 17
Samenvatting:
Voor het Hof van Holland verscheen Jan Hobijn, procureur van Adriaen van der Does als dijkgraaf van Delfland. Hij was opgeroepen om te antwoorden op de vraag van Thomas Brandelin, advocaat bij het Hof van Holland. Hobijn verklaarde ermee in te stemmen om binnen veertien dagen een zak met bewijsstukken af te geven bij de commissaris van het hof, op voorwaarde dat de getuigenverklaringen van de tegenpartij in overeenstemming zijn met de regels. Door Frans Huijbrecxz., procureur van Brandelin, is dit geaccepteerd. Door het hof wordt de dijkgraaf bevolen de zak met bewijsstukken in te leveren bij de commissarissen. Verder verklaart het hof dat de getuigenverklaringen die door Claes van Dam worden ingediend waarbij wordt vastgesteld dat over een maand worden beide partijen in de gelegenheid gesteld om de getuigenverklaringen te weerleggen.
Overlevering:
Authentiek afschrift
Achtergrond:
Klaas van Dam is deurwaarder. Het betreft een zaak die is aangespannen door Thomas Brandelin vanwege de bekeuring door de dijkgraaf wegens het doorgraven van de Middelweg in Voorburg.
Plaats:
Den Haag
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
I. Inventaris Oud Archief Delfland (OAD)
3. Bijlage: Regesten van charters
Bestuursinrichting
Charter
342/115 342/115Het Hof van Holland bepaalt dat de graaf van Arenberge met Jan Cornelisz. Zoet, molenmeester van Zouteveen te Vlaardinger-Ambacht in het ongelijk gesteld worden in hun eis om de dijkgraaf en hoogheemraden te verbieden enige vorm van bemoeienis te hebben op het gebied van de binnenlandse waterstaat, naar aanleiding van de wijziging van de keur door de Holierhoekse polder, zonder de graaf als ambachtsheer of de ingelanden daarin te kennen, terwijl de dijkgraaf en hoogheemraden werd verzocht de keur goed te keuren.
Datering:
1566 (1565) februari 11
Overlevering:
Origineel
Samenvatting:
Proces voor het Hof van Holland tussen de graaf van Arenberge als ambachtsheer van Vlaardingen en Vlaardingerambacht, die verzoekt in appel te gaan, samen met Jan Cornelisz. Zoet, molenmeester van Zouteveen, voor zichzelf en namens de buren van Zouteveen, eisers, versus de dijkgraaf van Delfland met Cors Cornelisz., molenmeester van de Holierhoekse polder en enkele vertegenwoordigers van de buren van die polder, gedaagden. De eisers verklaren dat de ambachtsheerlijkheid van de Holierhoekse polder de graaf van Arenberge toekomt en die van Zouteveen de vrouwe van Opmeer. Zij waren de enigen, met de schouten en gezworenen, die keur- en schouwbevoegdheid hadden over de binnenlandse werken binnen die heerlijkheden. Deze werken kwamen niet ten laste van het gemeenland van Delfland, zodat de dijkgraaf en hoogheemraden er geen enkele bemoeienis mee mogen hebben, ook niet als de schout en gezworenen nalatig waren. Dit was vastgelegd in de sententie van de Grote Raad van Mechelen [van 1523]. Vlaardingerambacht, waaronder Holierhoek ressorteert, had enige tijd geleden een keur opgesteld die was goedgekeurd door hun ambachtsheer, de graaf van Arenberge. Deze keur is nog steeds van kracht. Laatst is een andere keur ontworpen voor de Holierhoekse polder en de Zouteveense polder, waarin de namen zijn opgenomen van de graaf van Arenberge als ambachtsheer, en Jan Cornelisz. als molenmeester, zonder dat zij daarin gekend zijn of daarvoor hun toestemming hebben gegeven. Hetzelfde geldt voor de gemeen buren van Holierhoek. Claes Simonsz. had als oudste en grootste ingeland met nog negen of tien andere ingelanden geweigerd de keur te erkennen, hoewel zij wel wisten dat zij daartoe niet bevoegd waren. Zij hadden de conceptkeur aan dijkgraaf en hoogheemraden voorgelegd en om hun goedkeuring verzocht. Deze daagden de eisers voor de vierschaar. Zie verder PDF-bestand onder "Transcriptie".
Bezegeling:
Uithangend zegel van rode was
Plaats:
Den Haag
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
I. Inventaris Oud Archief Delfland (OAD)
3. Bijlage: Regesten van charters
Bestuursinrichting
Charter
287/4 287/4De dijkgraaf Jan van Bodegem en de toenmalige hoogheemraden zijn overeengekomen dat hij de keuren zal respecteren en optreden tegen overtreders, waarbij hij als vanouds de helft van de opbrengst van de boetes krijgt, op voorwaarde dat hij daarvan de onkosten van schouw- en rechtdagen draagt.
Datering:
1557 januari 10
Overlevering:
Origineel
Literatuur:
Literatuur: Th.F.J.A. Dolk, Geschiedenis van het Hoogheemraadschap van Delfland ( 's-Gravenhage 1939) 256.
Samenvatting:
De dijkgraaf Jan van Bodegem en de hoogheemraden hebben een overeenkomst afgesloten, ingaande op 11 augustus 1554, bij de pacht van het dijkgraafambt, met de mogelijkheid tot jaarlijkse opzegging. De dijkgraaf belooft hierbij dat hij zorg zal dragen voor de uitvoering van de keuren die door de hoogheemraden zijn opgemaakt, zonder overtredingen door de vingers te zien. De dijkgraaf legt de boeten op en heeft de mogelijkheid om een schikking te treffen met de overtreder. De hoogheemraden zullen meewerken de keuren te verdedigen. De dijkgraaf mag alleen processen aanspannen na toestemming van de hoogheemraden. De kosten van de bekeuringen zijn voor rekening van de dijkgraaf. De helft van de opbrengst van de boeten is voor de dijkgraaf, op voorwaarde dat hij overeenkomstig oude gewoonte van de ene helft van de boete een derdedeel en van de andere helft twee derdedelen van de onkosten vergoed die op de gewone schouw- en rechtdagen gemaakt worden door de dijkgraaf, hoogheemraden, klerk, boden en andere dienaren. De hoogheemraden krijgen bij die gelegenheden als vanouds per dag presentiegeld van tien stuivers, de klerk 7½ stuiver en elke bode 5 stuivers. De dijkgraaf moet daarvoor zorg dragen, mits de kosten van wagen- en schuithuur niet te hoog oplopen. Als de dijkgraaf en hoogheemraden op andere dagen op verzoek van de ambachtsbewaarders of op bevel van het Hof van Holland op pad moeten, zullen de onkosten door de dijkgraaf meteen vergoed worden. In voorkomend geval zullen de onkosten binnen acht dagen aan de dijkgraaf terugbetaald worden. Als deze termijn wordt overschreden mag de dijkgraaf daarvoor vergoeding vragen overeenkomstig het dijkrecht dat is opgenomen in de keur.
Bezegeling:
Ondertekend
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
I. Inventaris Oud Archief Delfland (OAD)
3. Bijlage: Regesten van charters
Bestuursinrichting
Charter
287/3 287/3De dijkgraaf Joost van Ouweland en de toenmalige hoogheemraden zijn overeengekomen dat hij de keuren zal respecteren en optreden tegen overtreders, waarbij hij als vanouds de helft van de opbrengst van de boetes krijgt, op voorwaarde dat hij daarvan de onkosten van schouw- en rechtdagen draagt.
Datering:
1554 maart 19
Bezegeling:
Ondertekend
Overlevering:
Origineel
Literatuur:
Literatuur: Th.F.J.A. Dolk, Geschiedenis van het Hoogheemraadschap van Delfland ('s-Gravenhage 1939) 256.
Samenvatting:
De dijkgraaf Joost Ouweland en de hoogheemraden hebben een overeenkomst afgesloten, ingaande op 11 augustus 1554, bij de pacht van het dijkgraafambt, met de mogelijkheid tot jaarlijkse opzegging. De dijkgraaf belooft hierbij dat hij zorg zal dragen voor de uitvoering van de keuren die door de hoogheemraden zijn opgemaakt, zonder overtredingen door de vingers te zien. De dijkgraaf legt de boeten op en heeft de mogelijkheid om een schikking te treffen met de overtreder. De hoogheemraden mogen geen enkele wijziging aanbrengen in de keuren zonder toestemming van de dijkgraaf. De hoogheemraden zullen meewerken de keuren te verdedigen. De dijkgraaf mag alleen processen aanspannen na advies en toestemming van de hoogheemraden. De kosten van de bekeuringen zijn voor rekening van de dijkgraaf. De helft van de opbrengst van de boeten is voor de dijkgraaf, op voorwaarde dat hij overeenkomstig oude gewoonte van de ene helft van de boete een derdedeel en van de andere helft twee derdedelen van de onkosten vergoedt die op de gewone schouw- en rechtdagen gemaakt worden door de dijkgraaf, hoogheemraden, klerk, boden en andere dienaren. De hoogheemraden krijgen bij die gelegenheden als vanouds per dag presentiegeld van tien stuivers, de klerk 7½ stuiver en elke bode 5 stuivers. De dijkgraaf moet daarvoor zorg dragen, mits de kosten van wagen- en schuithuur niet te hoog oplopen. Als de dijkgraaf en hoogheemraden op andere dagen op verzoek van de ambachtsbewaarders of op bevel van het Hof van Holland op pad moeten, zullen de onkosten door de dijkgraaf meteen vergoed worden. In voorkomend geval zullen de onkosten binnen acht dagen aan de dijkgraaf terugbetaald worden. Als deze termijn wordt overschreden mag de dijkgraaf daarvoor vergoeding vragen overeenkomstig het dijkrecht dat is opgenomen in de keur.
Plaats:
Maassluis
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
I. Inventaris Oud Archief Delfland (OAD)
3. Bijlage: Regesten van charters
Bestuursinrichting
Charter
342/78 342/78Het Hof van Holland bepaalt dat de stad Delft in het ongelijk wordt gesteld tegenover de dijkgraaf in haar eis om de vrijheid van de burgers om bagger afkomstig uit de stadswateren te transporteren over de Schie en om mest te leggen op de Buitenweg langs de Tweemolentjesvaart, zonder toestemming van de hoogheemraden.
Datering:
1566 (1565) februari 11
Literatuur:
Transcriptie in: S.J. Fockema Andreae, Rechtsbronnen der vier hoofdwaterschappen van het vasteland van Zuid-Holland (Rijnland; Delfland; Schieland; Woerden) (Utrecht 1951) 132-148. Literatuur: C. Dekker, Inventaris van de stukken van enkele belangrijke processen door het Hoogheemraadschap van Delfland in de 16e en 17e eeuw gevoerd over de jurisdictie van het hoogheemraadschap (z.p., z.j.) en C. Postma, Hoogheemraadschap van Delfland in de Middeleeuwen 1289-1589 (Hilversum 1989) 86.
Overlevering:
Origineel
Samenvatting:
Sententie van het Hof van Holland in de zaak tussen de gedaagde dijkgraaf Adriaen van der Does en de eisers, zijnde de burgemeesters van Delft, die optreden namens Adriaen Pietersz. van Bleijswijck, Michiel Claesz. van Zevenhuijsen, Jan inde Boot, Pieter Sasbout, Gerrit Joostensz., Adriaen Adriaensz., Bruijn Jacobsz. en andere ingezetenen en poorters van de stad Delft, alsmede Pouwels Pietersz. van Bleijswijck, ter verdediging van de stadsprivileges tegenover de jurisdictie van het hoogheemraadschap. Bovengenoemde personen hebben in totaal vier rekesten ingediend bij het Hof van Holland naar aanleiding van bekeuring van overtredingen door de dijkgraaf. Twee rekesten hadden betrekking op het transporteren van bagger over de Schie naar Schieland, en twee op het opslaan van bagger aan de Tweemolentjesvaart(Noordwatering ofwel de Nootdorpse Watering) Volgens de eisers heeft de stad Delft ooit van Albrecht van Beieren octrooi verkregen voor vrije doorvaart over de Schie tussen Delft en de Maas bij Overschie (Ouderschie), en eveneens voor uitdieping van de Schie en de wateren binnen Delft. In dat octrooi was opgenomen dat het is toegestaan met de bagger te doen wat men wil. Ook was daarin het stadsbestuur de bevoegdheid verleend tot het voeren van de schouw over de in de Schie gelegen waterwerken. Door Filips II was dit privilege bevestigd. De stad Delft heeft altijd van deze rechten gebruik gemaakt, zonder dat hier ooit iemand bezwaar tegen heeft gemaakt.
Eerste en vierde rekest. De stad Delft had bekendgemaakt dat het iedereen was toegestaan de wateren in Delft uit te diepen, op voorwaarde dat zij de bagger zouden meenemen. De baggeraars kregen hiervoor geld van het stadsbestuur. De dijkgraaf had de lading van Adriaen Pietersz. van Bleijswijck, Michiel Claesz. van Zevenhuijsen en Pouwels Pietersz. van Bleijswijck in beslag genomen toen zij met hun schuit beladen met bagger op de Schie voeren. Zie verder PDF-bestand onder "Transcriptie".
Bezegeling:
Uithangend zegel van rode was
Plaats:
Den Haag
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
I. Inventaris Oud Archief Delfland (OAD)
3. Bijlage: Regesten van charters
Bestuursinrichting
Charter
287/2 287/2Dijkgraaf Frans Duijst van Voorhout en de hoogheemraden Frank van den Meer, Johan van Almonde, Cornelis Suijs, Cornelis de Jonge en Otto van Egmond zijn overeengekomen dat de dijkgraaf voortaan de helft van de boetes toekomt, op voorwaarde dat hij de onkosten van de hoogheemraden en de beambten betaalt en de helft van de boetes niet meer bedraagt dan een derde deel van de totale onkosten.
Datering:
1550 (1549) maart 1
Overlevering:
Origineel
Literatuur:
Literatuur: Th.F.J.A. Dolk, Geschiedenis van het Hoogheemraadschap van Delfland ('s-Gravenhage 1939) 256.
Samenvatting:
Op 1 maart 1550 hebben de dijkgraaf en hoogheemraden een akkoord gesloten over het innen van de boeten vanaf 1 juli 1550. Vanaf die tijd zal de dijkgraaf zich houden aan de keuren van de hoogheemraden en geen boeten meer door de vingers zien of de boeten afkopen. De hoogheemraden zullen zich niet bemoeien met de inning van de boeten en de keuren niet wijzigen zonder uitdrukkelijke toestemming van de dijkgraaf. Bovendien krijgt de dijkgraaf toestemming om de helft van de boeten te houden ter bestrijding van de onkosten, op voorwaarde dat hij een deel van de onkosten die gemaakt worden door de klerk, bode en hoogheemraden tijdens de twee reguliere schouwdagen en de drie reguliere rechtdagen ten behoeve van de schouw van de landscheiding en de watergangen. De hoogheemraden hebben dan enkel recht op 10 stuivers presentiegeld, de klerk 7½ stuiver en de bode 5 stuivers, zoals dat van oudsher gebruikelijk is, en op voorwaarde dat er geen hoge kosten gemaakt worden voor wagen- en schuithuur. Als binnen twee of drie jaren de helft van de boeten niet hoger is dan tweederde van de onkosten, dan zijn de hoogheemraden gerechtigd tegen de dijkgraaf een klacht in te dienen bij de Rekenkamer om daarover een vergoeding te verkrijgen. Als dit wordt geweigerd zal deze overeenkomst ontbonden worden. Als de dijkgraaf en hoogheemraden op pad moeten, op verzoek van de ambachtsbewaarders, het Hof van Holland of anderen, en als de partijen daartoe niet bereid zijn, dan zal de dijkgraaf meteen de onkosten uitbetalen als voorschot. Het bedrag moet dan binnen acht dagen terugbetaald worden. Als dat niet gebeurt dan heeft de dijkgraaf het recht het geld op te eisen overeenkomstig het dijkrecht.
Bezegeling:
Ondertekend
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
I. Inventaris Oud Archief Delfland (OAD)
3. Bijlage: Regesten van charters
Bestuursinrichting
Charter
342/61 342/61De Hoge Raad van Holland bepaalt dat de uitspraak van het Hof van Holland van 11 februari 1566 terecht was waarbij de ambachtsheer en ambachtsbewaarders van Naaldwijk en Wateringen in het ongelijk gesteld werden in hun eis tegen toenmalig dijkgraaf Jan Franchois van Bodegem die Cornelis Jacobsz. uit Wateringen door de hoogheemraden had laten veroordelen tot een boete van 20 stuivers voor het ontbreken van een overklim of omgang aan het hek bij de kade.
Datering:
1585 juni 8
Bezegeling:
Uithangend zegel van rode was.
Overlevering:
Origineel
Literatuur:
Literatuur: C. Dekker, Inventaris van de stukken van enkele belangrijke processen door het Hoogheemraadschap van Delfland in de 16e en 17e eeuw gevoerd over de jurisdictie van het hoogheemraadschap (z.p., z.j.), p. 1-2, 23.
Samenvatting:
De graaf van Arenberge als ambachtsheer van Naaldwijk en Wateringen en de ambachtsbewaarders van de ambachten hebben een proces aangespannen tegen voormalig dijkgraaf, Jan Franchois van Bodegem, omdat hij in 1559 Cornelis Jacobsz. had gedaagd voor de hoogheemraden om de betaling van een boete te eisen. Cornelis Jacobsz. verklaarde dat hij niet verplicht was verantwoording af te leggen tegenover de hoogheemraden, maar in dit geval onderworpen te zijn aan het gezag van schout en slikheemraden. Vanwege de weigering van Cornelis Jacobsz. om voor de hoogheemraden te verschijnen, hebben zij de zaak aanhangig gemaakt voor het Hof van Holland. Voor het hof voerde Cornelis Jacobsz. ter verdediging aan dat het opleggen van boetes onder de tien ponden toekomt aan de schout en slikheemraden van het ambacht. De boete was voor de ambachtsbewaarder. Dat geldt ook voor gevallen waarbij het gaat om oude waterwerken en toebehoren. Dit is van oudsher het gebruik en vastgelegd in sententies. Omdat Cornelis Jacobsz. geen overklim of omgang aan het hek bij de boomgaard van Willem Jan Aemsz. had gemaakt, had de dijkgraaf de hoogheemraden geëist hem een boete van 20 stuivers op te leggen, terwijl die bevoegdheid alleen de schout en slikheemraden toekwam. Meer van deze competentiezaken waren nog in behandeling bij het Hof van Holland, waarvan de hoogheemraden de behandeling traineerden, terwijl zij ondertussen boetes oplegden waartoe zij niet gerechtigd waren. Zie verder PDF-bestand onder "Transcriptie".
Achtergrond:
Cornelis Jacobsz. molenmeester in Wateringen?
Plaats:
Den Haag
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Charter
285 Hertog Albrecht van Beieren maakt bekend dat een vijftal personen voor het leven zijn benoemd tot heemraad met keurbevoegdheid en rechtsprekende bevoegdheid, de heemraden coöptatierecht wordt toegestaan, tevens onder welke voorwaarden en volgens welke procedure heemraden worden benoemd en kunnen aftreden, dat de heemraden met de baljuw schouwen en recht spreken, alsmede dat de heemraden een dijkgraaf mogen aanstellen ter vervanging van de baljuw, alsook een klerk, bode en schutters.
Datering:
1391 november 20
Overlevering:
Origineel. Vidimus
Literatuur:
Literatuur: S.J. Fockema Andreae, Rechtsbronnen der vier hoofdwaterschappen van het vasteland van Zuid-Holland (Rijnland; Delfland; Schieland; Woerden) (Utrecht 1951) 58-59, Th.F.J.A. Dolk, Geschiedenis van het Hoogheemraadschap van Delfland ('s-Gravenhage 1939) 25-29, C. Postma, Hoogheemraadschap van Delfland in de Middeleeuwen 1289 1589 (Hilversum 1989) 57.
Samenvatting:
Albrecht van Beieren bevestigt de heemraden in een aantal rechten en plichten, te weten: - De heemraden kiezen zelf een heemraad bij het overlijden of ziekte van een collegelid bij meerderheid van stemmen. Bij een gelijk aantal stemmen, bepaalt de landsheer de opvolging. - De heemraad moet 50 morgen land binnen Delfland bezitten en daar woonachtig te zijn. - De gekozen heemraad mag niet afgewezen worden door andere collegeleden, op door de heemraden te bepalen straf. - De heemraden hebben met de baljuw van Delfland de plicht te schouwen en te bekeuren, zoals hen wordt opgedragen. Als de baljuw niet komt opdagen, mogen de heemraden zelf een dijkgraaf aanstellen. - De heemraden stellen zelf aan een gezworen klerk, bode en schutters.
Bezegeling:
Twee uithangende zegels van groene was. Afgebroken en afgebrokkeld
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
I. Inventaris Dijkgraaf en Hoogheemraden.
Bijzonder
Uitoefening van de taak
Beheer en onderhoud
Boezemwater
Regeling van de waterstand
Uitwateringssluizen; inlaatsluizen; schutsluizen; havens
Schiedam (vernieuwing Vijfsluizen)
Eigendomsverwerving gronden
8858 Akte van aankoop van de herberg "De Vijfsluizen" in de gemeente Schiedam sectie H nr. 516 van C. Bongers te Schiedam, ter verbetering van de boezembemaling, met stukken betreffende de aankoop en 1 kaartje en retroacta uit 1727-1902
Charter
Transport voor schout en schepenen van de heerlijkheid Babberspolder door de erven van Jan Cornelisse Poldervaart aan Maarten Gerritszn. Bergman van een huis, erve, boomgaard [hooi]berg en schuur in de Babberspolder aan de buitenzijde van de Maasdijk bij de Vijfsluizen
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
I. Inventaris Dijkgraaf en Hoogheemraden.
Bijzonder
Uitoefening van de taak
Beheer en onderhoud
Boezemwater
Regeling van de waterstand
Uitwateringssluizen; inlaatsluizen; schutsluizen; havens
Schiedam (vernieuwing Vijfsluizen)
Eigendomsverwerving gronden
8858 Akte van aankoop van de herberg "De Vijfsluizen" in de gemeente Schiedam sectie H nr. 516 van C. Bongers te Schiedam, ter verbetering van de boezembemaling, met stukken betreffende de aankoop en 1 kaartje en retroacta uit 1727-1902
Charter
Transport voor schout en schepenen van de heerlijkheid Babberspolder door de erfgenamen van Annetje Brederveld (eerst weduwe van Maarten Bergman en laatst weduwe van Pieter de Haan) aan Andries Lande van een huis, kolfbaan, schuur, bovenkamer en boomgaard aan de buitenzijde van de Maasdijk bij de Vijfsluizen