Uw zoekacties: Gecommitteerden tot de directie over de wegen en vaarten tus...

109 Gecommitteerden tot de directie over de wegen en vaarten tussen de zes Noord-Hollandse steden ( Noord-Hollands Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. Geschiedenis
2. Interne organisatie
3. Archiefvorming en inventarisatie
109 Gecommitteerden tot de directie over de wegen en vaarten tussen de zes Noord-Hollandse steden
Inleiding
3.
Archiefvorming en inventarisatie
Organisatie: Noord-Hollands Archief
Het archief van de directie over de wegen en vaarten is in 1974 door de provinciale waterstaat van Noord-Holland overgedragen aan het rijksarchief in Noord-Holland. Hierbij bevond zich ook een summiere inventarislijst, vermoedelijk opgemaakt door een ambtenaar van de provinciale waterstaat, alsmede kopieën van de correspondentie die destijds door de provinciale waterstaat met de directie en de afzonderlijke gecommitteerden is gevoerd om het archief in bezit te krijgen *  . Blijkens deze correspondentie verzocht de hoofdingenieur-directeur van de provinciale waterstaat in 1927 aan de gewezen secretaris-penningmeester van de directie over de wegen en vaarten om alle onder zijn beheer zijnde stukken naar diens bureau te zenden. Op aandringen van de hoofdingenieur verzochten gedeputeerde staten tevens de burgemeesters van Amsterdam, Hoorn, Enkhuizen, Edam, Monnickendam en Purmerend, als voormalige gecommitteerden tot de directie over de wegen en vaarten hun archief naar de provinciale waterstaat te zenden. Hieraan is niet door alle steden voldaan. De steden die wél archivalia overdroegen, deden dit zonder enige specificatie, waardoor het bij de inventarisatie niet steeds doenlijk was te achterhalen welke de herkomst van de stukken was, van de secretaris van de directie dan wel van een der gecommitteerden van de steden.
Op de destijds bij de provinciale waterstaat opgestelde inventarislijst waren de stukken, zonder op de herkomst te letten, door elkaar beschreven, soms verbanden suggererend die er niet waren. Ook vergelijking van diverse archiefbestanddelen met de beschrijving in de inventarissen van de respectieve gemeentearchieven bracht hier in lang niet alle gevallen duidelijkheid. Het aandeel van de gecommitteerde van Edam kon door dorsale notities op de stukken gemakkelijk worden vastgesteld. De gemeente Hoorn had geen archiefstukken afgestaan. Zodoende restten nog de archivalia, afkomstig van de directie, van Amsterdam, Enkhuizen, Monnickendam en Purmerend. Een bijkomende complicatie was, dat er stukken werden aangetroffen, die duidelijk afkomstig waren uit de gemeentearchieven en zelfs stukken uit geheel andere archieven, welke uiteraard buiten de inventaris zijn gehouden. Deze vermenging zal hebben plaatsgehad wegens de dubbelfunctie van burgemeester en van gecommitteerde tot de directie.
Bijzonder moeilijk lag het geval voor Amsterdam; deze stad had na 1819 twee gecommitteerden waarvan er een de voorzitter was, namelijk de burgemeester. Als nu werd geadresseerd aan of als er stukken uitgingen met alleen de vermelding "de gecommitteerden over de wegen en vaarten", hetgeen vaak gebeurde, was het moeilijk uit te maken of de stedelijke gecommitteerden werden bedoeld dan wel de voorzitter van het college, dus de directie. De inventaris is verdeeld in de tijd voor 1819 en de tijd daarna. Niet alleen is, zoals gezegd, in 1819 het college van de vijf steden opgeheven en vervangen door dat van de zes, maar tevens komt er dan een reglement met belangrijke organisatorische wijzigingen. Voor 1819 zijn er nagenoeg alleen stukken van Amsterdam en Edam aangetroffen. De meeste stukken onder A. in afdeling I. hebben duidelijk betrekking op Amsterdam.
Opmerkelijk is, dat noch de serie notulen van Amsterdam, noch die van Edam over de periode 1660-1819 zijn ondertekend, terwijl er een serie originele notulen moet hebben bestaan *  . In afdeling II, de periode waarin duidelijk sprake is van een directie, zijn alle stukken ondergebracht die als uit het archief van de directie afkomstig herkenbaar waren. Niet in alle gevallen bestond hierover zekerheid. Afdeling III is een commissiearchief dat op zichzelf staat, zoals uit de stukken blijkt. In afdeling IV ten slotte zijn ondergebracht die stukken welke duidelijk herkenbaar waren als zijnde afkomstig van de verschillende gecommitteerden.
Bij het inventariseren is zoveel mogelijk de traditionele indeling in stukken van algemene en bijzondere aard gevolgd. De rubrieken binnen de afdelingen stukken van bijzondere aard weerspiegelen de diverse werkzaamheden. De ingenieur en de algemene opzichter hebben aparte archiefbestanddelen gevormd, die derhalve ook apart zijn beschreven.
De omvang van de afdelingen III en IV A, C, D en E is gering, waardoor van rubricering is afgezien. Wat de inventarisnummers 128-131 in afdeling II betreft dient te worden opgemerkt dat de vaartverbetering Edam-Monnickendam-Het Schouw weliswaar werd uitgevoerd door en op kosten van de provinciale waterstaat, maar daarna in beheer werd gegeven bij de zes steden, in het archief waarvan de stukken dan ook werden aangetroffen. Het grootste gedeelte van afdeling II bestond op de reeds genoemde inventarislijst uit ingekomen en minuten van uitgaande stukken van de directie over 1860- 1927. Het had weinig zin deze stukken zonder meer te beschrijven en op te nemen in de inventaris. Om de toegankelijkheid van die stukken te bevorderen werden ze opgesplitst in rubrieken. Bovendien kon een aantal van die ingekomen stukken worden samengevoegd tot aparte series, zoals de processen-verbaal uit de inventarisnummers 104-106, de maandrapporten uit inventarisnummers 119-123 enz.
In bepaalde inventarisnummers bij de algemene opzichter komt een gering aantal stukken voor die dateren uit de periode na 1 mei 1927 tot en met 1938. Toen op 1 mei 1927 namelijk het beheer en onderhoud van de wegen en vaarten door de provinciale waterstaat werd overgenomen, kwam de algemene opzichter bij de gewezen directie in dienst van die waterstaat. Daar werden hem ook de taken die hij voorheen had waargenomen opgedragen. In de periode voor de liquidatie van het college waren van bepaalde langer lopende zaken, vooral betreffende erfpachten, vergunningen en onderhoud, dossiers ontstaan. Het archief met betrekking tot deze onderwerpen, dat na 1 mei 1927 gevormd werd, voegde de voormalige algemene opzichter, nu als technisch ambtenaar van de provinciale waterstaat, in de reeds eerder aangelegde dossiers. Uit overleg met de provinciale waterstaat bleek dat de stukken daterend na de opheffingsdatum van het college moeilijk in het waterstaatsarchief daar onder te brengen waren.
De bescheiden afzonderen uit de dossiers en eventueel als bijlage aan deze inventaris toevoegen had ook geen zin, omdat het verband dan verloren zou gaan. Besloten is nu de dossiers in tact te laten door de later opgemaakte stukken op hun plaats te laten zitten. Hoewel archivistisch minder juist, verdiende deze handelwijze uit praktisch oogpunt de voorkeur.
Bij de ingekomen en minuten van uitgaande stukken van de ingenieur heeft geen rubricering plaatsgehad omdat de beperkte taak van deze functionaris daar weinig reden toe gaf. De door de algemene opzichter opgemaakte maandrapporten, welke zich bij de genoemde stukken van de ingenieur bevonden, vormden daarop een uitzondering en waren gemakkelijk af te scheiden, waarna ze voor vernietiging in aanmerking kwamen. De omvang van het archief bedraagt na vernietiging van de stukken welke op de specificatie achter in deze inventaris voorkomen 13 strekkende meter.
4. Lijst van vernietigde stukken
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1660-1927
Omvang in meters:
14,00
Periode documenten:
(1659) 1660-1927 (1929)
Openbaarheid:
openbaar
Raadpleegmogelijkheid:
Haarlem, Jansstraat, raadpleging mogelijk na transport
Gebruiksinformatie:
Inventaris inv. nrs. 1-271.
Gemeente:
Provincie Noord-Holland