Na de tweede wereldoorlog richtte het maatschappelijk werk zich meer dan vroeger op de bestrijding van de oorzaken van sociale behoeften dan op de nadelige gevolgen van deze behoeften. De gemeentelijke bemoeiingen werden dan ook groter. Het gevolg hiervan was dat Burgemeester en Wethouders het wenselijk achtten om een vaste raadscommissie van bijstand in te stellen betreffende het maatschappelijk werk. Burgemeester en wethouders zouden met deze commissie overleg willen plegen en aan de commissie, wanneer nodig, inlichtingen kunnen verstrekken over:
- algemene aangelegenheden van gemeentelijk beleid ten aanzien van het maatschappelijk werk, waaronder bevordering van de particuliere werkzaamheid op dit gebied;
- zaken betreffende de particuliere instellingen, waar de werkzaamheid ligt op het terrein van het maatschappelijk werk, in het bijzonder het beschikken op verzoeken van subsidies;
- aangelegenheden betreffende de gemeentelijke diensten, waar de taak ligt op het terrein van het maatschappelijk werk, met uitzondering van de Gemeentelijke Dienst voor Sociale Belangen, omdat deze dienst een bestuur had dat geheel uit raadslieden was samengesteld.

Enige van de in de commissie te behandelende zaken, zoals de subsidiëring van het Consultatiebureau voor levens- en gezinsmoeilijkheden en van het Consultatiebureau voor alcoholisme, werden tot dan toe behandeld in de raadscommissie voor de Openbare Gezondheid en voor de Gemeenteziekenhuizen. Deze zouden in het vervolg in de Raadscommissie voor het Maatschappelijk Werk aan de orde worden gesteld.

Met de wijziging van de Verordening vaste Raadscommissies Verzameling 1926 no.10 (raadsbesluit van 9 maart 1953, bijlage no. 75) werd de Raadscommissie voor Maatschappelijk Werk ingesteld. De werkkring van deze raadscommissie bestond uit het bijstaan van Burgemeester en Wethouders in hun beleid tot het maatschappelijk werk.

Met de nieuwe Verordening vaste Raadscommissies Verzameling 1967 no. 1 (raadsvergadering van 16 januari 1967; in werking getreden met ingang van 30 januari 1967, bijlage no. 607 van 1966) bestond de werkkring voor de Raadscommissie voor Maatschappelijk Werk uit het adviseren en bijstaan van Burgemeester en Wethouders ten aanzien van:
- aangelegenheden betreffende het maatschappelijk werk;
- bij de het beheer van de Gemeentelijke Sociale Dienst en de Gemeentelijke Dienst voor Arbeidsvoorzieningen.

In 1970 achtten Burgemeester en Wethouders het wenselijk dat, voor zover mogelijk de raadscommissies, waarvan de werkkringen de aangelegenheden betroffen, waarmede volgens de verdeling van de werkzaamheden één wethouder is belast, door één raadscommissie te vervangen en de werkzaamheden daarmede in overeenstemming te brengen.

Met de wijziging Verordening vaste Raadscommissies Verzameling 1967 no.1 (raadsbesluit van 14 september 1970, bijlage no. 464) werd de Raadscommissie voor Maatschappelijk Werk met de Raadscommissie voor Volksgezondheid samengevoegd tot de nieuwe Raadscommissie voor Sociale Zaken en Volksgezondheid *  .