In het jaar 1811 op 18 juni, verzoeken Pierre van de Vinne, boer, wonende te Linne, André Geerlings, boer, wonende te Ool gemeente Herten, Jean Geurts en François Engelen, beiden boer en wonende te Linne, allen voogden en toeziend voogden van de minderjarige kinderen Pierre, Helene, André, Ide en Jean Simons van wijlen Marie Adelie (elders Odilia) Engelen, overleden te Linne op 20 december j.l. weduwe uit haar huwelijk met André Simons [Linne, d.d. 29-1-1793; met dispensatie van bisschop Damianus van Roermond wegens verwantschap in de 3e graad] en uit haar huwelijk met Mathijs Simons [dispensatie van de bisschop van Luik vanwege aanverwantschap in de 1e graad; haar 1e echtgenoot was de vader van Mathijs, uit het 1e huwelijk van die vader], de notaris een inventarisatie te maken teneinde de rechten van de achtergebleven kinderen zeker te stellen. De eerste verzoeker woont, als hun behoeder met de genoemde kinderen in het sterfhuis en zal na de inventarisatie en beschrijving als houder van de goederen optreden. De inventarisatie zal begeleid worden door Joachim Schuren, boer te Linne die als deskundige door de kinderen aangewezen is. Als getuigen treden op: Theodore Reijnen, kuiper, en Jean Mathieu van Vlodrop, boer, beiden wonende te Linne. Allen ondertekenen, behalve Jean Geurts die aangegeven heeft te kunnen schrijven noch ondertekenen. Hierna volgt in de akte een uitgebreide beschrijving van hetgeen in het sterfhuis aanwezig is. Bij de keukeninventaris valt op dat alle “aardewerk” van tin was en alle kookgerei van koper. In de paardenstal staan 2 paarden, 22 schapen en 13 lammeren. In de koestal staan 4 koeien, 2 vaarzen en een kalf. In de schuur: 4 karren. De geschatte waarde van de inventaris bedraagt 1321 franc.