Comparante is Sijchgen Eda, oud omtrent 48 jaren, borgerse en stadsvroedvrouw van Amersfoort. Zij verklaart op verzoek van de huisvrouw van Hans Bosch, dat het de waarheid is dat zij, comparante, omtrent driekwart jaar geleden is ontboden door Marrij, huisvrouw van Thijman Jacobs, om te komen bij Lijsbeth Abulons, wonende in de Walickersteech, die aan het bevallen was van een kind, dat zij, comparante, aan Marrij verklaarde aldaar niet te willen komen, tenzij haar van tevoren de vader van dit kind zou worden genoemd, welke Marrij haar beloofde dat haar de vader genoemd zou worden. Op welke belofte zij is ingegaan. Komende bij Lijsbeth, heeft die haar aangesproken, zeggende: " wel Sijchen Eda moeder, gij wilde niet komen want gij wilde de vader van het kind weten", waarop Sijchgen Eda zei: "ja, dat is waar, want ik heb anders niets dan moeite daarmee, ik wil het toch weten eer ik bij u kom". Lijsbeth heeft vervolgens genoemd Bartholomeus, gewezen ruiter onder de Compagnie Zijner Excellentie, waarover zij, comparante, zei: "wel Lijsbeth, hoe komt gij daartoe, dat is lelijk aangezien gij een man hebt". Daarop zei Lijsbeth: "ja, hij kwam de ene keer dronken en soms nuchter, van mijn man heb ik niet veel troost". Toen comparante daarna zag en bemerkte dat Lijsbeth een zware arbeid had en er weinig hoop voor haar leven was, heeft zij Lijsbeth aangesproken, zeggende dat zij in zodanige staat was dat God de Heer zijn wil wel met haar mocht doen en dat zij daarom haar ziel niet moest bezwaren, maar alsnog oprecht verklaren of zij geen andere vader voor dit kind wist dan zij haar had genoemd. Waarop Lijsbeth tegen comparante zei: " Sijchgen, omdat wat ik tegen u gezegd heb zo is, moet ik eeuwig dus blijven zitten". Comparante wil dit, indien verzocht, met de eed bevestigen. Getuigen: Lourens Corneliszn. en Willem Augustijnszn. , tekent met: Van Oude Water.

Comparanten: - Henrickgen van Hees; - Goort van Snuel en - Gereitgen, Cornelis Reyersdr., echtelieden, als zijnde indertijd de naaste vrunden (familie) van - Harmantgen Willems, huisvrouw van - Claes Reyerszn.
Henrickgen van Hees, Goort van Snuel en zijn vrouw verklaren op vezoek van Harmantgen Willems, "bij ware woorden" in plaats van eede, dat Harmantgen W., hun nicht, gehad en genoten heeft de navolgende goederen en penningen tijdens haar huwelijk met Claes R. Zij is door Henrickgen Jan Lubbers, haar tante gelegateerd en een deel mede van haar moeder, gekomen van Willem Lubbertszn., binnen Amersfoort, waarvan Claes R. voor zijn 1/4 deel ontvangen heeft de som van 500 gulden. Zij is ook gelegateerd door Anthonia Jans, haar tante, gestorven te Alkmaar en de som van 300 gulden is door Claes R. ontvangen. Er is nog uit een stuk land door de erfgenamen van Steven van Zijll afgelost 200 gulden hoofdsom en dat is mede staande het huwelijk door Claes R. ontvangen. Zij was mede krachtens het testament van haar overleden moeder gerechtigd tot 200 gulden hoofdsom van Harman Joosten, dat eveneens staande het huwelijk is afgelost. Idem nog 60 gulden hoofdsom van de erfgenamen van Willem Pijl. Nog 3 gulden jaarlijks van de erfgenamen van Gerrit de Smith. Nog 4 gulden, 7 stuivers en 8 penningen jaarlijks van de erfgenamen van Peutgen Swarten. Nog 8 gulden jaarlijks van de erfgenamen van Jan Willems Schay. Nog 15 stuivers jaarlijks uit het huis in de Peperstraat, bewoond door Geertgen van Eck. Nog 7 stuivers jaarlijks uit het huis van Willem Peterszn. Schay. Claes Reyerszn., medecomparant, verklaart dat dit de waarheid is en dit staande het huwelijk ontvangen en genoten te hebben, waarvan ook enige van de kleinste hoofdsommen.

Cornelis Schellingh (wonend te Goch, Duitsland) verklaart op verzoek van Louijs Hienkens, courachier, onder de Compagnie Zijne Prinselijke Excellentie, alhier binnen Amersfoort in garnizoen liggend, dat hij zich nog goed herinnert dat verleden zomer, toen deze in zijn huis logeerde, daar gezeten heeft in de "stove" (= verwarmde kamer) met enige burgers. En dat zij aldaar in vriendschap gedronken hebben en dat toen de getuige door Dirk Rutten, de zoon van Hans Rutten, schout van de berg, gewaarschuwd is dat zekere 4 personen te zijnen huize aankwamen en hij beducht was dat zij deze Louijs zochten om hen enige "schandalisatie en onlust" aan te doen. Dit begreep de getuige en ziende dat zij aankwamen heeft hij, getuige, Louijs Hienkens uit de stove geroepen en hem verzocht de keuken in te gaan. Het gebeurde dat deze 4 personen dadelijk binnengekomen zijn en in de stove gingen, alwaar zij naar Louijs Hienkens hebben gevraagd. Voorts zijn ze naar de keuken gegaan en daar aangekomen hebben ze hem niet gevonden omdat hij op verzoek van getuige naar de kelderkamer was gegaan. Zij vroegen getuige waar Louijs heen was, waarop hij heeft geantwoord dat deze zich ter ruste had gelegd. Zij hadden daarop gezegd: "wat zou gij rusten, we zijn hier gekomen en gezonden door de heren om met hem te praten over de betaling van zijn paard". Toen zij allen naar de bovenkamer wilden gaan, zei getuige dat er één van hen naar boven moest gaan en dat hij geen moeite of rumoer in zijn huis wenste, hetgeen zij verklaarden niet te zoeken. Om met Louijs te praten is Jan Smith, in de wandeling Roothaer genaamd, naar boven gegaan. Getuige heeft, van een zekere "Bruijn" , burgerszoon van Goch, die met Louijs op de kamer was, naderhand begrepen dat toen deze Roodhaer op de kamer kwam, hij Louijs de hand gegeven heeft en hem gevraagd hoe het met hem was, terwijl hij direct met zijn andere hand met een mes hem twee steken in zijn hals gaf en daarna de kamer verliet.

Jonkvrouw Aleyda van Weerdenborch, gehuwd met Jonkheer Aernt Bolle van Hamersfelt, verklaarde "bij ware woorden" in plaats van eede, op verzoek van Jonkheer Walraven van Weerdenborch, haar broeder, het volgende. Zij kan zich nog goed herinneren dat, toen zij ongeveer 19 of 20 jaar was, ten huize is geweest van de heer van Druemen, woonachtig te Cuyck, alwaar Van Druemen, die toen ca 16 jaar oud was, haar heeft gevraagd wie zij te boek gesteld wilde hebben. Zij heeft daar toen op geantwoord: "seth mijn broeder te boeck". Indien verzocht, wil zij dit met de eed bevestigen. Akte ten huize van verklaarster. Getuigen: Gerrit Henricxzn. en Jan Jacobszn.