Uw zoekacties: Regesten

Regesten ( Historisch Centrum Limburg, te Maastricht )

beacon
7  zoekresultaten
sorteren op:
 
 
 
 
Regestenlijst
Regest
20 1246 “anno Domini 1240 sexto”
Henricus, heer van Cuijk, verklaart dat hij aan de abdis en convent te Roermond het patronaatsrecht van de parochiekerk te Herten heeft overgedragen met toestemming van zijn zoon Albertus.
Getuigen: Wilhelmus de (H)Altena, Joannes de Husden en Robertus zijn broer, Johannes de Brochuysen en Cuno, prior van Roermond.
Eenvoudig afschrift op papier, inv.nr. 2178.
De tekst is gedrukt in: M.S. Polak, Oorkondenboek van Gelre en Zutphen tot 1326 3, ’s-Gravenhage 1988, oorkondenr. 1246.12.31.
 
 
 
 
 
Regestenlijst
Regest
285 1492 juni 12
“anno Domini millesimo quadringentesimo nonagesimo secundo duodecima die mensis junii”
Johannes de Novimagio, deken van het kapittel van de H. Geest te Roermond, maakt zijn testament. Hij wenst begraven te worden in de H. Geestkerk bij het graf van zijn zuster Berte. Hij stelt renten ten laste van het graafschap Horn, de stad Sittard en de hof van Gerardus de Broeckhusen te (Maas)Bracht ter beschikking van zes wekelijkse missen op het altaar van de H. Rumoldus in de H. Geestkerk, de presentiën en andere goede doelen.
Hij benoemt zijn neef Costinus de Dadenberch, zoon van zijn nicht Elizabeth, tot universeel erfgenaam. Hij legateert hem een rente ten laste van de stad Bree die voorheen aan zijn zuster Berte toebehoorde, waarvan het vruchtgebruik echter ten dele toe zal komen aan Costinus moeder Elizabeth en aan Anchinus, moniaal in Sint Mauricius. Zijn roerende goederen en kleinodiën laat hij voor de helft na aan genoemde Costinus, met uitsluiting van zijn moeder Elizabeth en haar echtgenoot Fredericus, en voor de andere helft aan de erfgenamen van vaderszijde.
De kinderen van Gerardus de Neil, voorheen inwoner van Nijmegen, te weten meester Elbertus, nu burger te Roermond, en zijn broers en zusters, en Arnolda Wynantz de Venlo, en haar broers en zusters, als erfgenamen van de vader van de vader van de testateur, en de kinderen van Henricus Roderis, voorheen burger van Roermond, en de kinderen van wijlen Petrus Laten, wonend in het land van Cuijk, als erfgenamen van de moeder van zijn vader, zullen erven het stenen woonhuis van de testateur, een rente van drie malder rogge te Maasniel, een tuin extra porta Neillensis (buiten de Nielderpoort), de helft van de renten ten laste van huizen retro Murum claustri (achter Kloosterwand), in Foro sub divo seu leuve (op de Markt, onder aan de Luif), de Veltstraet, de Steenwech, in bassa platea Hegstraet (de Lage Hegstraat), de helft van vier huisjes op den Poel,
Datering:
1492 juni 12
Notabene:
de helft van de brouwerij bij het genoemde stenen huis, de helft van het land in Herten en een vierde van drie percelen te Lerop. De keuken en het hoekhuis op de Canel zullen echter bij het door hem gestichte officie op het Sint-Rumoldusaltaar behoren, alsmede een rente van een Arnhemse gulden ten laste van het huis geheten die Baer bij de H. Geestkerk. Tot executeurs-testamentair benoemt Johannes de Novimagio de prior van het Sint-Hieronymusklooster te Roermond, Henricus Tollener, mede-kanunnik, Johannes Hillen, schepen te Roermond, en Johannes Roder, zijn neef.
Tenslotte legateert hij aan het Oud Gasthuis een rente van dertig gulden ten laste van het graafschap Horn ten behoeve van wekelijkse uitdelingen aan drie armen, op dezelfde wijze als Henricus op ’t Sant en Mechtildis Schotten en Johannes de Veringen dergelijke proven hebben gesticht. Vergever van de proven is de deken van het kapittel, als deze resideert, en anders de oudste residerende kanunnik. Een van de proven zal de dienstmeid Margareta Wolffz genieten.

Authentiek afschrift op perkament, inv.nr. 495.
Zie regestnr. 287.
Ga naar dit stuk:
1492 juni 12
“anno Domini millesimo quadringentesimo nonagesimo secundo duodecima die mensis junii”
Johannes de Novimagio, deken van het kapittel van de H. Geest te Roermond, maakt zijn testament. Hij wenst begraven te worden in de H. Geestkerk bij het graf van zijn zuster Berte. Hij stelt renten ten laste van het graafschap Horn, de stad Sittard en de hof van Gerardus de Broeckhusen te (Maas)Bracht ter beschikking van zes wekelijkse missen op het altaar van de H. Rumoldus in de H. Geestkerk, de presentiën en andere goede doelen.
Hij benoemt zijn neef Costinus de Dadenberch, zoon van zijn nicht Elizabeth, tot universeel erfgenaam. Hij legateert hem een rente ten laste van de stad Bree die voorheen aan zijn zuster Berte toebehoorde, waarvan het vruchtgebruik echter ten dele toe zal komen aan Costinus moeder Elizabeth en aan Anchinus, moniaal in Sint Mauricius. Zijn roerende goederen en kleinodiën laat hij voor de helft na aan genoemde Costinus, met uitsluiting van zijn moeder Elizabeth en haar echtgenoot Fredericus, en voor de andere helft aan de erfgenamen van vaderszijde.
De kinderen van Gerardus de Neil, voorheen inwoner van Nijmegen, te weten meester Elbertus, nu burger te Roermond, en zijn broers en zusters, en Arnolda Wynantz de Venlo, en haar broers en zusters, als erfgenamen van de vader van de vader van de testateur, en de kinderen van Henricus Roderis, voorheen burger van Roermond, en de kinderen van wijlen Petrus Laten, wonend in het land van Cuijk, als erfgenamen van de moeder van zijn vader, zullen erven het stenen woonhuis van de testateur, een rente van drie malder rogge te Maasniel, een tuin extra porta Neillensis (buiten de Nielderpoort), de helft van de renten ten laste van huizen retro Murum claustri (achter Kloosterwand), in Foro sub divo seu leuve (op de Markt, onder aan de Luif), de Veltstraet, de Steenwech, in bassa platea Hegstraet (de Lage Hegstraat), de helft van vier huisjes op den Poel,
 
 
 
 
 
Regestenlijst
Regest
247 1481 december 16
“in der stadt van den Grave opten sesstiensten dach mensis decembris in ’t jaer ons Heren dusent vierhonderteenendetachtentich”
Merten, heer te Polhain en…van de aartshertog van Oostenrijk, gouverneur van de stad Grave en het land van Cuijk en stadhouder der lenen, verklaart dat Johan, zoon van Zijbe Joirdens, heeft overgedragen aan Willem Robijns, sterfman van het Sint-Hieronymusklooster te Roermond, de tiende te Oirlo in het land van Kessel.
Getuigen: Gerit die Jeger en Willem van Aken, leenmannen.
 
 
 
 
 
Regesten
Regest
98 1481 december 16
Marten, heer te Polhaim, ridder en kamerling van de aartshertog van Oostenrijk, stadhouder en gouverneur van de stad Grave en het land van Cuijk, verklaart dat Johan, zoon van Zijbe Jordens, heeft overgedragen aan Willem Robijns, sterfman van het Sint-Hieronymusklooster te Roermond, de tiende te Oirlo.Getuigen: Gerit die Jeger en Willem van Aken, leenmannen.
Datering:
1481 december 16
Datum onopgelost:
"op den sesthiensten dach mensis decembris in 't jaer ons Heeren dusent vierhonderteenendetachgentich"
Ontwikkelingsstadium:
authentiek afschrift
Materiaal:
papier
Plaats:
Grave ("In de statt van den Grave")