Uw zoekacties: Gevelstenen in Houthem en Geulhem (17) : Geulhemermolen aan ...
Artikelen ( Heemkundevereniging Houthem-St.Gerlach )
beacon
 
 
Artikel
Gevelstenen in Houthem en Geulhem (17) : Geulhemermolen aan de Geulhemerweg 49 (1/2)
Datering:
2006
Titel:
Gevelstenen in Houthem en Geulhem (17) : Geulhemermolen aan de Geulhemerweg 49 (1/2)
Auteur:
John Odekerken
Titel tijdschrift:
't Sjtegelke
Afleveringsnummer:
't Sjtegelke, jrg. 13, nr. 2, december 2006, p. 20-29
Samenvatting:
De belangrijkste gevelsteen is uit hardsteen gemaakt en bevindt zich boven het toegangsdeurtje aan de zuidoostelijke buitenmuur van het molengedeelte en fungeert als sluitsteen van de deuromlijsting en draagt het jaartal 1768. Hoog in de muur boven het terras staat nog een jaartal in de mergelstenen wand gegraveerd, dat herinnert aan een verbouwing van het oudere molengebouw in 1643.

De woonkern Geulhem, die tegenwoordig behoort tot de gemeente Valkenburg aan de Geul, ressorteerde vroeger onder de gemeente Berg en Terblijt. Tot aan de Franse Revolutie vormde het een onderdeel van de Heerlijkheid Berg met het Kapittel van St. Servaas te Maastricht als heer. Hoewel Geulhem behoorde tot het rechtsgebied van het Kapittel, behoorde de watermolen aanvankelijk niet tot de bezittingen. Eerst in het begin van de 18e eeuw werd de molen eigendom van het Kapittel. De oudste vermeldingen van de molen dateren uit de 12e eeuw toen de molen waarschijnlijk een banmolen was van de Proostdij van Meerssen d.w.z. dat eenieder uit het gebied van de Proostdij verplicht was zijn graan daar te laten malen.
Hieronder volgen enkele van de eigenaren en/of pachters van de Geulhemermolen:
1171 De heren van Berghe (eigenaar). - Het geslacht van Bunde (eigenaar). - Gerard van Oud-Valkenburg (eigenaar).

1261 Dirk, heer van Valkenburg (eigenaar).

1274 Gosewijn van Berghe (eigenaar), dienstman van Dirk van Valkenburg; in
1306 schonk Reginald, heer van Valkenburg aan het klooster St. Gerlach een waterbed, dat de kloosterlingen vanuit de Geul naar het klooster en vandaar tot bij de molen weer naar de Geul hadden gegraven.

1326 Buijssen (pachter).

1415 Reijnier van Berghe (eigenaar), heer van Meerssenhoven; hierdoor bleef de molen enkele eeuwen in het bezit van het huis Meerssenhoven totdat in 1709 de molen verkocht werd aan het Kapittel van St. Servaas.

1451 Jean van Heinsberg (eigenaar), heer van Meerssenhoven.

1460 Jacques de Morialme (eigenaar), heer van Meerssenhoven.
Samenvatting2:
1488 Engelbert van Nassau (eigenaar), heer van Meerssenhoven.

1502 Margaretha van Nesselrode (eigenaar), weduwe van Johan de Morialme.

1541 Dierick van Leerode (eigenaar).

1566 Jonker Willem van Horion (eigenaar), echtgenoot van Sophia Billinckhuizen de Leerode.

1588 Ph. Kesen uit Slenaken en Jan Crahe uit Gulpen (pachters). Op dat moment verkeerde de molen in zeer slechte staat; hij was waarschijnlijk lange tijd niet in bedrijf geweest. Er werd vermeld, dat de molen zwaar gehavend was en dat "den dijck van de water gans ontbreken is", d.w.z. dat de molentak geen water meer voerde als gevolg van een defecte sluis in de afslagtak. Met de pachters werd overeen gekomen dat zij de molen zouden repareren en weer bedrijfsklaar zouden maken.

1596 Door een gerechtelijk vonnis werd de heerlijkheid Meerssenhoven en daarmee de Geulhemermolen toegewezen aan Hans Adam van Tzievel (eigenaar); Jonker van Horion voerde een jaren durend proces om de bezittingen terug te krijgen. De gevolgen daarvan waren ook merkbaar aan de molen en de productie liep sterk terug.

1598 Jan Clut (pachter).

1618 Uiteindelijk schijnt jonker van Horion toch gewonnen te hebben, want de nieuwe heer van Meerssenhoven werd Hans Jorgen van Billinckhuizen (eigenaar), een naast familielid van zijn echtgenote; Arnold Daemen werd pachter en kwam overeen om direct na intrek in de molen het waterrad en andere onderdelen te vernieuwen.

1620 Jan Sleijpen (pachter), gehuwd met Beatrix Daemen. In zijn periode zijn diverse vernieuwingen aangebracht waarbij er nogal wat houtwerk werd vervangen door stenen. Rond

1626 moet Sleijpen de molen echter ontruimen op last van het "gericht van Berghe" omdat hij zijn betalingsverplichtingen niet was nagekomen.
Samenvatting3:
Daarna lag de molen weer een tijdje stil als gevolg van de zeer onrustige oorlogstijd.

1632 Elisabeth Hartmans (pachter), weduwe van Cornelis Winten; in plaats van een waarborgsom te storten, nam zij op zich "te repareren meesterlijck 't huijs der selver meulen".

1633 De weduwe van Jonker Dirick van de Heyden verkocht de Geulhemermolen voor ruim f. 4.000,- aan de weduwe van Peter van Daelhem. Wat er in deze periode precies allemaal gebeurd is, blijft onduidelijk, maar veel adellijke personen kwamen destijds in grote moeilijkheden doordat inzake een nieuwe leenverheffing alle pandbrieven overlegd moesten worden en tevens moest de eed van trouw aan de Staten-Generaal worden afgelegd. Zuid-Limburg verkeerde tussen 1632 en 1648 in een heilloze situatie, waarin voortdurend werd gewisseld van Spaanse en Nederlandse overheid, waarbij orde en recht ver te zoeken waren.

In 1639 diende Hans Jorgen van Billinckhuizen dan ook een verzoekschrift in, waarin hij teruggave vroeg van vervreemde goederen waaronder de molen te Geulhem.

In 1643 had er een grote verbouwing van de bijgebouwen plaatsgevonden, getuige de zich in de top van de grote oostmuur bevindende mergelstenen gevelsteen.

1645 Jan Notten (pachter), gehuwd met Maria Pirong(s).

1657 Jan Roosen (eigenaar).

1670 Mathijs van Daelhem (pachter). 1695 Arnold Notten (pachter), gehuwd met Maria Pasmans.

1696 Paulus Wijnen (pachter).

1702 Arnold Claessens (pachter).

1707 De zusters Aleijda en Maria Roosen - beiden meerderjarig en ongehuwd - verkochten de molen aan het adellijk klooster van St. Gerlach, vertegenwoordigd door proost Franciscus Cauwenberg. Bij deze verkoop waren inbegrepen "het hoppenhöfke achter de molen, een deel van de Batweide en een klein bos, niet ver van de molen gelegen".

1708 Mathijs Roosen, een neef van de zusters Roosen, kocht de Geulhemermolen terug van het klooster voor f. 6.900,-.

1709 Aansluitend verkocht Roosen de molen aan het Kapittel van St. Servaas.
Samenvatting4:
1711 Merten Aerts (pachter), gehuwd met Maria Meijers.

1712 Steven Sleijpen (pachter), gehuwd met Catharina Bisschops.

1713 Jan Notten (pachter), gehuwd met Judith Meijs. De vraag rijst: wat is er aan de hand met de molen? Het Kapittel van St. Servaas heeft echter de vrije leverantie van bier door andere molens, aan de bewoners van Berg en Houthem, verboden. Hier mag alleen bier geleverd worden door de molen te Geulhem. Dit recht was alleen voorbehouden aan een banmolen. Andere molens verzetten zich tegen dit verbod en zodoende ontstond er een proces waarbij niet kon worden aangetoond dat de molen in Geulhem dat recht zou hebben, dus de leverantie van bier in Houthem en Berg werd weer vrij voor andere molens, maar daardoor misten de molenaars in Geulhem wel de nodige inkomsten en konden ze klaarblijkelijk het hoofd niet lang boven water houden.

1718 Jan Nelissen (pachter), maar hij kon zijn verplichtingen niet nakomen.

1721 Jan Bindels (pachter); deze verpachting werd in 1724 vernieuwd. De pachttermijn bedroeg normaliter zes opeenvolgende jaren. De pacht kon door beide partijen na drie jaren worden beëindigd, maar dan moest de ene partij aan de andere partij, een half jaar vantevoren, daarvan kennis geven. De pachttermijn kon natuurlijk altijd vroegtijdig beëindigd worden door het overlijden van de pachter of door een gerechtelijke uitspraak i.v.m. betalingsachterstand. Na drie jaren werd de pacht gewoonlijk "vernieuwd" d.w.z. verlengd tot de gebruikelijke termijn van zes jaren.

ZIE VERVOLG
Geografische namen: