Nog vernamen wij in verband met de roofoverval te Houthem nog het volgende: Cobbenhagen, die incasseerder is bij de Zuid-Limburgsche Waterleiding Mij., moest omstreeks 9 uur inde Klaaperstraat [i.e. Klaterstraat] een zijweg van den Rijksweg Heerlen—Maastricht naar de Plenkert, nog een drietal kwitanties incasseeren en was voornemens dan dadelijk naar de Limburgsche Bankvereeniging aan de Lindelaan te gaan. De Klaaperstraat is een binnenweg, met verschillende boschjes, zoodat er geen uitzicht is. Ongeveer 80 M. voor de Koningswinkelbrug, waar Cobbenhagen weer uit zoo’n bocht kwam, kwam er plotseling een man op hem af, die hem van achteren een harden klap, vermoedelijk met een gummistok toediende..
Toen Cobbenhagen zich omkeerde, stond de tweede persoon tegenover hem om hem eveneens nog een klap te geven. C. viel van de fiets, maar voelde voor hij op den weg terechtkwam nog, hoe hem een klap of stomp inden maag werd toegebracht. Toen geraakte hij bewusteloos. Zijn vader, die werkzaam is op de pompinstallatie van de Waterleiding-Maatschappij aan de Heytgracht, kwam even later de plek van den overval per fiets voorbij. Hij neemt iederen morgen de Klaaperstraat, omdat dit de kortste weg naar zijn werk is. Daar zag hij een man, die hem riep even te komen: „Er ligt hier een man inde berm.” Wie beschrijft zijn schrik toen de vader zag, dat het zijn zoon was. Deze bleek toen nog bewusteloos. De vader tilde den jongen op, waarop deze even bijkwam. Hij zeide door twee mannen overvallen te zijn. Opeens herinnerde hij zich het geld, dat hij bij zich droeg en tot zijn grooten schrik bemerkte hij, dat zijn portefeuille, ongeveer 800 gulden inhoudende, verdwenen was. .