Artikelen ( Heemkundevereniging Houthem-St.Gerlach )
Artikelen Collectie artikelen

Bokkenrijders in Houthem (1/2)
Datering:
2004
Titel:
Bokkenrijders in Houthem (1/2)
Auteur:
Léon Willems
Titel tijdschrift:
't Sjtegelke
Afleveringsnummer:
't Sjtegelke, jrg. 11, nr. 2, december 2004, p. 16-23
Samenvatting:
[Met namen van de Houthemse bendeleden Joannes Pirongs (Bekkers Hans), Christiaen Vlecken, Mathijs Schroders alias Thijske Muijters, Joannes Speessen, Gosewijn Meeuwissen, Herman Meeuwissen, Steven Meeuwissen, Wouter Meeuwissen, Mathijs Emands, Anthoon Emands, Geurt Boormans alias Geurtje Haccourt, Jacob Herrewig, Vaes Hendrix en Willem Huynen.]
Aan de gevel van het voormalige stadhuis van Valkenburg prijkt een plaquette, die het optreden van justitie tegen vermeende leden van de bokkenrijdersbende in herinnering roept. Ook Houthem kende zijn bokkenrijders. Maar hoeveel van die vermeende bokkenrijders werden eigenlijk terecht veroordeeld?
Rond 1752 speelde zich in het Meerssense gehucht Raar een drama af. Theunis Heynens1 had hier een boerderij, die op zekere nacht werd overvallen. Theunis Heynens en zijn echtgenote Catharina Last werden gekneveld, evenals een aanwezige neef van het bejaarde echtpaar. Het dienstmeisje had zich achter een karnton weten te verstoppen en ontsprong zo de dans. De buit van de overval was zestig gulden, een broek, linnengoed, een zilveren kruis, een zilveren haarspeld, een ring en enkele zilveren medailles. Verder stalen de dieven een grijze laken broek, waarin negen rijksdaalders zaten. De bandieten gingen weg, maar kwamen direct daarna terug. Zij namen alsnog enkele hammen mee. Het bejaarde echtpaar zou niet lang na de overval komen te overlijden. Belangrijkste getuigen van de overval waren dus de neef van het echtpaar, ene Jan Brands2, alsmede het dienstmeisje.
Betrouwbaarheid
Opvallend is dat diverse overvallen pas jaren na de criminele daad blijken te zijn opgelost. Zo ging het ook met de overval in Raar. Alleen al dat feit zou de nodige vragen hebben opgeworpen bij een normale rechtsgang. Maar in de achttiende eeuw was het gebruikelijk om informatie over criminele daden pas in te winnen op het moment dat er een verdachte werd aangehouden.
Aan de gevel van het voormalige stadhuis van Valkenburg prijkt een plaquette, die het optreden van justitie tegen vermeende leden van de bokkenrijdersbende in herinnering roept. Ook Houthem kende zijn bokkenrijders. Maar hoeveel van die vermeende bokkenrijders werden eigenlijk terecht veroordeeld?
Rond 1752 speelde zich in het Meerssense gehucht Raar een drama af. Theunis Heynens1 had hier een boerderij, die op zekere nacht werd overvallen. Theunis Heynens en zijn echtgenote Catharina Last werden gekneveld, evenals een aanwezige neef van het bejaarde echtpaar. Het dienstmeisje had zich achter een karnton weten te verstoppen en ontsprong zo de dans. De buit van de overval was zestig gulden, een broek, linnengoed, een zilveren kruis, een zilveren haarspeld, een ring en enkele zilveren medailles. Verder stalen de dieven een grijze laken broek, waarin negen rijksdaalders zaten. De bandieten gingen weg, maar kwamen direct daarna terug. Zij namen alsnog enkele hammen mee. Het bejaarde echtpaar zou niet lang na de overval komen te overlijden. Belangrijkste getuigen van de overval waren dus de neef van het echtpaar, ene Jan Brands2, alsmede het dienstmeisje.
Betrouwbaarheid
Opvallend is dat diverse overvallen pas jaren na de criminele daad blijken te zijn opgelost. Zo ging het ook met de overval in Raar. Alleen al dat feit zou de nodige vragen hebben opgeworpen bij een normale rechtsgang. Maar in de achttiende eeuw was het gebruikelijk om informatie over criminele daden pas in te winnen op het moment dat er een verdachte werd aangehouden.
Samenvatting2:
Dat kon dus jaren na het eigenlijke misdrijf zijn. Bovendien lag de procesvoering in handen van schepenen, waarvan er met name op het platteland nauwelijks een juridische vorming hadden genoten.
In 1775 kwam de overval van Raar pas voor het gerecht in Valkenburg. Ruim twintig jaar na dato, dus! Hoe betrouwbaar kan een getuigenverklaring dan nog zijn? Het is Jan Brands, die een verklaring voor het gerecht aflegt. Een verklaring die nog meer vragen doet opwerpen.
Jan Brands was ten tijde van de overval ruiter in het regiment van generaal Hop. Samen met een collega ging hij twee dagen lang aan de zwier, herberg in en herberg uit. Hij besloot uiteindelijk de nacht door te brengen bij zijn oom en tante in Raar. Toen hij aankwam in Raar bleken zijn oom en tante al naar bed, alleen het dienstmeisje was nog wakker. Zij voorzag de al enigszins benevelde Jan nog van een pot bier. Jan viel als een blok in slaap, maar midden in de nacht werd hij wakker. Vijf onbekende kerels stonden bij zijn bed en waren bezig zijn benen bijeen te binden. Zij spraken hem toe in wat volgens hem als gemaakt Duits klonk, en vroegen waar hij zijn geld bewaarde. Direct na de overval kon Jan zich bevrijden. Het dienstmeisje verklaarde enkele bandieten te hebben herkend, waaronder de jood Elias uit Meerssen. Jan probeert samen met enkele anderen verhaal te halen bij Elias, maar die weigert hem binnen te laten. Vervolgens duurt het tot 1775 eer er schot in de zaak lijkt te komen. Vijf mannen zijn dus gesignaleerd bij de overval, vermoedelijk waren er nog meer daders aan het werk om de twee bejaarde echtelieden in bedwang te krijgen. Maar zijn het er echt vijf geweest, die de halfdronken Jan gezien heeft? En hoe kon het dienstmeisje in het donker de bendeleden herkennen, terwijl ze zelf achter een karnton weggedoken zat?
In 1775 kwam de overval van Raar pas voor het gerecht in Valkenburg. Ruim twintig jaar na dato, dus! Hoe betrouwbaar kan een getuigenverklaring dan nog zijn? Het is Jan Brands, die een verklaring voor het gerecht aflegt. Een verklaring die nog meer vragen doet opwerpen.
Jan Brands was ten tijde van de overval ruiter in het regiment van generaal Hop. Samen met een collega ging hij twee dagen lang aan de zwier, herberg in en herberg uit. Hij besloot uiteindelijk de nacht door te brengen bij zijn oom en tante in Raar. Toen hij aankwam in Raar bleken zijn oom en tante al naar bed, alleen het dienstmeisje was nog wakker. Zij voorzag de al enigszins benevelde Jan nog van een pot bier. Jan viel als een blok in slaap, maar midden in de nacht werd hij wakker. Vijf onbekende kerels stonden bij zijn bed en waren bezig zijn benen bijeen te binden. Zij spraken hem toe in wat volgens hem als gemaakt Duits klonk, en vroegen waar hij zijn geld bewaarde. Direct na de overval kon Jan zich bevrijden. Het dienstmeisje verklaarde enkele bandieten te hebben herkend, waaronder de jood Elias uit Meerssen. Jan probeert samen met enkele anderen verhaal te halen bij Elias, maar die weigert hem binnen te laten. Vervolgens duurt het tot 1775 eer er schot in de zaak lijkt te komen. Vijf mannen zijn dus gesignaleerd bij de overval, vermoedelijk waren er nog meer daders aan het werk om de twee bejaarde echtelieden in bedwang te krijgen. Maar zijn het er echt vijf geweest, die de halfdronken Jan gezien heeft? En hoe kon het dienstmeisje in het donker de bendeleden herkennen, terwijl ze zelf achter een karnton weggedoken zat?
Samenvatting3:
Domino-effect
Op 16 januari 1775 bracht metselaar Joannes Offermans uit Meerssen een bezoek aan advocaat Vignon om een jachtvergunning te verkrijgen. De advocaat weigerde en Offermans werd zo kwaad dat hij de advocaat begon uit te schelden. De advocaat was hier blijkbaar niet van gediend en diende een aanklacht in bij het gerecht. Hij beschuldigde Offermans er van lid te zijn van de bokkenrijdersbende. Voor de gerechtsdienaars was deze beschuldiging voldoende om Offermans naar de pijnbank te brengen. Niemand die zich afvroeg of Vignon puur uit wraak voor de beledigingen Offermans aan had gebracht.
De metselaar bleek niet bestand tegen de duimschroeven en bekende al gauw inderdaad bokkenrijder te zijn. Niet alleen dat, hij noemde ook de namen van 54 medeplichtigen. Daarvan kwamen er vijf uit Houthem.
Offermans is heel spraakzaam. De bende bleek een doel te hebben: de rijken zoveel mogelijk kostbaarheden afhandig maken. Broeken en hammen zijn in die tijd ook kostbaarheden…
Er werden meer verdachten opgepakt, die na tortuur bekenden lid te zijn en namen noemden van andere bendeleden. Wie was sterk genoeg om de gruwelijke martelingen te weerstaan, zelfs als men onschuldig was?
De meest merkwaardige bekentenissen kwamen uit de monden van de getormenteerde verdachten. Zo ook dat ze een eed hadden gezworen nooit iemand te verraden en wie dat wel deed door de duivel gehaald zou worden. Bij de eed werden ook God en alle heiligen afgezworen. De bendeleden waren dus niet alleen misdadigers, maar ook nog eens duivelsaanhangers. Hun goddeloze eed legden ze volgens de overheidsdienaars af in diverse kapellen, onder meer de Sint Rosakapel in Sittard, de Sint Leonarduskapel bij Herzogenrath en kapellen bij Urmond en Schaesberg. Ze maakten zich ook schuldig aan overvallen op kerkelijke dienaren, zoals de overval op de kerk van Oud-Valkenburg in 1760 en de kluis in het Schaelserbergbos bij Schin op Geul rond 1763.
Op 16 januari 1775 bracht metselaar Joannes Offermans uit Meerssen een bezoek aan advocaat Vignon om een jachtvergunning te verkrijgen. De advocaat weigerde en Offermans werd zo kwaad dat hij de advocaat begon uit te schelden. De advocaat was hier blijkbaar niet van gediend en diende een aanklacht in bij het gerecht. Hij beschuldigde Offermans er van lid te zijn van de bokkenrijdersbende. Voor de gerechtsdienaars was deze beschuldiging voldoende om Offermans naar de pijnbank te brengen. Niemand die zich afvroeg of Vignon puur uit wraak voor de beledigingen Offermans aan had gebracht.
De metselaar bleek niet bestand tegen de duimschroeven en bekende al gauw inderdaad bokkenrijder te zijn. Niet alleen dat, hij noemde ook de namen van 54 medeplichtigen. Daarvan kwamen er vijf uit Houthem.
Offermans is heel spraakzaam. De bende bleek een doel te hebben: de rijken zoveel mogelijk kostbaarheden afhandig maken. Broeken en hammen zijn in die tijd ook kostbaarheden…
Er werden meer verdachten opgepakt, die na tortuur bekenden lid te zijn en namen noemden van andere bendeleden. Wie was sterk genoeg om de gruwelijke martelingen te weerstaan, zelfs als men onschuldig was?
De meest merkwaardige bekentenissen kwamen uit de monden van de getormenteerde verdachten. Zo ook dat ze een eed hadden gezworen nooit iemand te verraden en wie dat wel deed door de duivel gehaald zou worden. Bij de eed werden ook God en alle heiligen afgezworen. De bendeleden waren dus niet alleen misdadigers, maar ook nog eens duivelsaanhangers. Hun goddeloze eed legden ze volgens de overheidsdienaars af in diverse kapellen, onder meer de Sint Rosakapel in Sittard, de Sint Leonarduskapel bij Herzogenrath en kapellen bij Urmond en Schaesberg. Ze maakten zich ook schuldig aan overvallen op kerkelijke dienaren, zoals de overval op de kerk van Oud-Valkenburg in 1760 en de kluis in het Schaelserbergbos bij Schin op Geul rond 1763.
Samenvatting4:
Bendeleden
Na de tortuur wachtte er nog een ellendiger lot: de dood. Hoe verging het de diverse Houthemenaren die in de loop der tijden ervan werden beschuldigd bokkenrijder te zijn geweest?
Eén van de genoemde medeplichtigen van de overval in Raar was Joannes Pirongs, beter bekend als Bekkers Hans. Zijn vader was bakker, vandaar de bijnaam. Hij was strodekker en dagloner van beroep. Op 9 maart 1775 werd hij gearresteerd en op 19 mei verhoord op de pijnbank. Hij bekende en zou op 22 juni 1775 eindigen aan de galg, zoals zoveel anderen.
Christiaen Vlecken, afkomstig uit Walem maar wonende in Houthem werd eveneens opgepakt. Hij werd reeds in 1773 gearresteerd. Vlecken was van beroep veekoopman, maar handelde in oude paarden. Dat het gezin het niet al te breed had bleek wel uit het feit dat zijn kinderen bedelden om aan geld te komen. Vlecken werd beschuldigd van tenminste dertien inbraken. Begin juli 1774 werd hij ter dood veroordeeld, maar hij wist uit gevangenschap te ontsnappen en werd bij verstek tot dood aan de galg veroordeeld. Het vonnis werd aan de galg gehangen. Als hij alsnog in handen van justitie viel, wachtte hem dus de dood. Hij ontsprong de dans.
Mathijs Schröders, alias Thijske Muijters, was gehuwd met Jenne Boosten en woonde in Houthem. Op 29 juli 1773 werd hij gearresteerd wegens vermeende bokkenrijderspraktijken. De gruwel van de martelingen bleef hem niet gespaard en hij overleed zelfs aan de gevolgen daarvan. Op 14 september 1773 werd zijn lijk aan de galg gehangen.
Joannes Speessen was gehuwd met Agnes Weusten en van beroep akkerman. Hij was een geletterd man. De eerder genoemde Vlecken beschuldigde ook hem ervan een bokkenrijder te zijn, maar herriep later deze beschuldiging. Zijn echtgenote pleitte voor hem en dat had effect: op 16 mei 1774 werd hij uit detentie ontslagen. Een geletterd man wist dankzij zijn echtgenote de dans te ontspringen.
Na de tortuur wachtte er nog een ellendiger lot: de dood. Hoe verging het de diverse Houthemenaren die in de loop der tijden ervan werden beschuldigd bokkenrijder te zijn geweest?
Eén van de genoemde medeplichtigen van de overval in Raar was Joannes Pirongs, beter bekend als Bekkers Hans. Zijn vader was bakker, vandaar de bijnaam. Hij was strodekker en dagloner van beroep. Op 9 maart 1775 werd hij gearresteerd en op 19 mei verhoord op de pijnbank. Hij bekende en zou op 22 juni 1775 eindigen aan de galg, zoals zoveel anderen.
Christiaen Vlecken, afkomstig uit Walem maar wonende in Houthem werd eveneens opgepakt. Hij werd reeds in 1773 gearresteerd. Vlecken was van beroep veekoopman, maar handelde in oude paarden. Dat het gezin het niet al te breed had bleek wel uit het feit dat zijn kinderen bedelden om aan geld te komen. Vlecken werd beschuldigd van tenminste dertien inbraken. Begin juli 1774 werd hij ter dood veroordeeld, maar hij wist uit gevangenschap te ontsnappen en werd bij verstek tot dood aan de galg veroordeeld. Het vonnis werd aan de galg gehangen. Als hij alsnog in handen van justitie viel, wachtte hem dus de dood. Hij ontsprong de dans.
Mathijs Schröders, alias Thijske Muijters, was gehuwd met Jenne Boosten en woonde in Houthem. Op 29 juli 1773 werd hij gearresteerd wegens vermeende bokkenrijderspraktijken. De gruwel van de martelingen bleef hem niet gespaard en hij overleed zelfs aan de gevolgen daarvan. Op 14 september 1773 werd zijn lijk aan de galg gehangen.
Joannes Speessen was gehuwd met Agnes Weusten en van beroep akkerman. Hij was een geletterd man. De eerder genoemde Vlecken beschuldigde ook hem ervan een bokkenrijder te zijn, maar herriep later deze beschuldiging. Zijn echtgenote pleitte voor hem en dat had effect: op 16 mei 1774 werd hij uit detentie ontslagen. Een geletterd man wist dankzij zijn echtgenote de dans te ontspringen.
Samenvatting5:
Hierover schreef Sleinada: “Er waeren nog eenige geditineerdens te Valkenborg, maer die hebben eene byzondere genaede gehad, dewyl ze los gelaeten wierden, doch waerom, is my onbekend”.
In 1773 stelde de secretaris van de schepenbank van Houthem een rekest op, dat melding maakte van de activiteiten van dieven. ‘Lens Schouteten en zijn medeplichtige Johan Vlecken de Spanjaard, beiden van Houthem, alsook Mathias Muyters en Willem K., wonende aan het Lintje, alsmede wonende te St. Gerlach op Geulem aan, Joannes Beckers, welke personen mede behoren onder de beruchte bende gauwdieven, dewelke zoo langen tijd binnen deze en omliggende landen de overhand gehad hebben. Zij worden gestraft en zullen loon naar werken ontvangen”. Lens Schouteten was volgens Blok echter woonachtig in Arensgenhout en niet in Houthem. Met Joannes Beckers zal Joannes Pirongs bedoeld zijn. Onduidelijk is wie Willem K. was.
Broekhem
Opvallend is een viertal vermeende bokkenrijders, die allen uit de familie Meeuwissen stammen. Gosewijn Meeuwissen woonde in Strabeek. Hij was dagloner van beroep en ongehuwd. Hij werd door de eveneens van bokkenrijdersactiviteiten beschuldigde uit Heek afkomstige Geertruid Bosch aangewezen als medeplichtige. Op 5 oktober 1775 stierf hij aan de galg.
Geertruid Bosch was de jongste dochter van herbergier en glazenmaker Anton Bosch uit Walem, die betrokken zou zijn geweest bij diverse overvallen. Bij deze overvallen zou zij als man verkleed zijn. In tegenstelling tot Gosewijn zou zij niet het leven laten aan de galg. Wel werd ze gegeseld en vervolgens verbannen.
Herman Meeuwissen was gehuwd met Catrijn Jongen en woonde te Broekhem. Hij was van beroep akkerman en bezat zelfs land ter waarde van duizend gulden. Dit grondbezit kon hem echter niet vrijwaren: op 11 januari 1776 werd hij gearresteerd en onder tortuur tot een bekentenis gedwongen. Op 9 mei 1776 eindigde hij aan de galg.
In 1773 stelde de secretaris van de schepenbank van Houthem een rekest op, dat melding maakte van de activiteiten van dieven. ‘Lens Schouteten en zijn medeplichtige Johan Vlecken de Spanjaard, beiden van Houthem, alsook Mathias Muyters en Willem K., wonende aan het Lintje, alsmede wonende te St. Gerlach op Geulem aan, Joannes Beckers, welke personen mede behoren onder de beruchte bende gauwdieven, dewelke zoo langen tijd binnen deze en omliggende landen de overhand gehad hebben. Zij worden gestraft en zullen loon naar werken ontvangen”. Lens Schouteten was volgens Blok echter woonachtig in Arensgenhout en niet in Houthem. Met Joannes Beckers zal Joannes Pirongs bedoeld zijn. Onduidelijk is wie Willem K. was.
Broekhem
Opvallend is een viertal vermeende bokkenrijders, die allen uit de familie Meeuwissen stammen. Gosewijn Meeuwissen woonde in Strabeek. Hij was dagloner van beroep en ongehuwd. Hij werd door de eveneens van bokkenrijdersactiviteiten beschuldigde uit Heek afkomstige Geertruid Bosch aangewezen als medeplichtige. Op 5 oktober 1775 stierf hij aan de galg.
Geertruid Bosch was de jongste dochter van herbergier en glazenmaker Anton Bosch uit Walem, die betrokken zou zijn geweest bij diverse overvallen. Bij deze overvallen zou zij als man verkleed zijn. In tegenstelling tot Gosewijn zou zij niet het leven laten aan de galg. Wel werd ze gegeseld en vervolgens verbannen.
Herman Meeuwissen was gehuwd met Catrijn Jongen en woonde te Broekhem. Hij was van beroep akkerman en bezat zelfs land ter waarde van duizend gulden. Dit grondbezit kon hem echter niet vrijwaren: op 11 januari 1776 werd hij gearresteerd en onder tortuur tot een bekentenis gedwongen. Op 9 mei 1776 eindigde hij aan de galg.
Samenvatting6:
Steven Meeuwissen woonde in Strabeek. Hij overleed voortijdig in gevangenschap op 23 maart 1775 en heeft nooit bekend een bokkenrijder te zijn. Zijn lichaam werd vervolgens onder de galg begraven. Volgens Sleinada gebeurde dat overigens pas op 22 juni 1775.
Wouter Meeuwissen kwam uit Broekhem. Hij werd op 8 september 1776 verbannen, maar was op dat moment al aan justitie ontsnapt.
Diens zus was gehuwd met Mathijs Emands, uit Heek afkomstig maar wonende in Broekhem. Hij werd verhoord op de gebruikelijke manier en tot slot aan de galg gehangen op 4 april 1775. Zijn vader Anthoon Emands, uit de Heek, zou betrokken zijn geweest bij de overval op de kluizenaar van het Schaelsbergerbos. Hij had bij de overval op de uitkijk gestaan en had gezien hoe de overvallers spek en eieren in de pan sloegen en die voor de geknevelde kluizenaar Arnold Haesen onder de neus hielden en hem er zelfs mee in het gezicht smeerden. De bewuste overvalsdag was een vrijdag en dus een verplichte vastendag voor de eremiet, die dan geen vlees mocht eten. Anthoon Emands overleed in gevangenschap in 1774, vermoedelijk als gevolg van de tortuur. Zijn lijk werd aan de Lommelenberg gehangen. Vader en zoon Emands deelden dus hetzelfde trieste lot: bungelend aan de galg als afschrikwekkend voorbeeld voor anderen.
Een andere veroordeelde Broekhemenaar was Geurt Boormans alias Geurtje Haccourt. Hij was afkomstig uit Heek maar woonde met zijn echtgenote Maria Catharina Pessers in Broekhem. Op 7 juli 1774 werd de strop hem fataal.
ZIE VERVOLG
Wouter Meeuwissen kwam uit Broekhem. Hij werd op 8 september 1776 verbannen, maar was op dat moment al aan justitie ontsnapt.
Diens zus was gehuwd met Mathijs Emands, uit Heek afkomstig maar wonende in Broekhem. Hij werd verhoord op de gebruikelijke manier en tot slot aan de galg gehangen op 4 april 1775. Zijn vader Anthoon Emands, uit de Heek, zou betrokken zijn geweest bij de overval op de kluizenaar van het Schaelsbergerbos. Hij had bij de overval op de uitkijk gestaan en had gezien hoe de overvallers spek en eieren in de pan sloegen en die voor de geknevelde kluizenaar Arnold Haesen onder de neus hielden en hem er zelfs mee in het gezicht smeerden. De bewuste overvalsdag was een vrijdag en dus een verplichte vastendag voor de eremiet, die dan geen vlees mocht eten. Anthoon Emands overleed in gevangenschap in 1774, vermoedelijk als gevolg van de tortuur. Zijn lijk werd aan de Lommelenberg gehangen. Vader en zoon Emands deelden dus hetzelfde trieste lot: bungelend aan de galg als afschrikwekkend voorbeeld voor anderen.
Een andere veroordeelde Broekhemenaar was Geurt Boormans alias Geurtje Haccourt. Hij was afkomstig uit Heek maar woonde met zijn echtgenote Maria Catharina Pessers in Broekhem. Op 7 juli 1774 werd de strop hem fataal.
ZIE VERVOLG
Trefwoorden:
Organisatie: Heemkundevereniging Houthem-St.Gerlach
laatste wijziging 01-11-2024