Artikelen ( Heemkundevereniging Houthem-St.Gerlach )
Artikelen Collectie artikelen

De groate weije van de baron (1/2)
Datering:
2008
Titel:
De groate weije van de baron (1/2)
Auteur:
Mathieu Braeken
Titel tijdschrift:
't Sjtegelke
Afleveringsnummer:
't Sjtegelke, 15 (2008) nr. 2 (december), p. 4-13
Samenvatting:
Deze weilanden lagen ingeklemd tussen het kasteel, Op de Kamp (met de lindenbomen), enkele kleine privétuintjes, de Klaterstraat en de Geul. Ze hebben een totale oppervlakte van ± 50 ha. In dit gebied lagen de grote weilanden van de pachters Pierre Laeven en Pierre Erens. De weilanden werden gescheiden door een, van oost naar west lopend, beekje. Vanuit het noorden, ter hoogte van het Gerlachusputje, sloot hier een klein stukje beek op aan en aan de andere kant, in het verlengde van de Lei, liep een overloopbeekje richting de Geul. Het bovenste stuk aan de noordkant, grootte: 20 ha, was gepacht door Laeven en het onderste gedeelte, grootte: 23 ha, door Erens.
De groate weije: het weidse uitzicht, de opkomende zon, het groene tapijt of de witte deken, de hazen en konijnen, de zangvogels, de roofvogels, de lelies en andere waterplanten, mijn speel- en voetbalveldje, de grote sterrenhemel, honderden meikevers, duizenden muggen, de salamanders en de kikkers. Deze kikkers kunnen een oorverdovend mooi nachtconcert geven.
De baron wilde vanuit het woongedeelte, het kasteel, slechts zijn eigen bezit zien. Daarom liet hij grote hagen en bomen voor de overige storende elementen planten. Voor het kasteel lag het rond weike, dit weiland was omheind met witte paaltjes en draad. In de noordoostkant stonden enkele grote bomen met laag hangende takken. Deze dienden ook als afscherming van de privétuintjes van de bewoners. Ten noorden van het rond weike en het kasteel lag de Ploes (Pelousse). Om dit open grasveld liep een pad en het was aan drie kanten omringd door hagenstructuur (ingels werk).
Het landgoed bestond uit een kasteel van de Baron de Selys de Fanson met de nodige bijgebouwen, gelegen naast de mooie barokke Sint Gerlachuskerk. Ook bezat hij vier grote boerderijen waarvan twee stuks kort bij het kasteel lagen. Bij deze boerderijen hoorden natuurlijk het nodige akker- en weiland.
De groate weije: het weidse uitzicht, de opkomende zon, het groene tapijt of de witte deken, de hazen en konijnen, de zangvogels, de roofvogels, de lelies en andere waterplanten, mijn speel- en voetbalveldje, de grote sterrenhemel, honderden meikevers, duizenden muggen, de salamanders en de kikkers. Deze kikkers kunnen een oorverdovend mooi nachtconcert geven.
De baron wilde vanuit het woongedeelte, het kasteel, slechts zijn eigen bezit zien. Daarom liet hij grote hagen en bomen voor de overige storende elementen planten. Voor het kasteel lag het rond weike, dit weiland was omheind met witte paaltjes en draad. In de noordoostkant stonden enkele grote bomen met laag hangende takken. Deze dienden ook als afscherming van de privétuintjes van de bewoners. Ten noorden van het rond weike en het kasteel lag de Ploes (Pelousse). Om dit open grasveld liep een pad en het was aan drie kanten omringd door hagenstructuur (ingels werk).
Het landgoed bestond uit een kasteel van de Baron de Selys de Fanson met de nodige bijgebouwen, gelegen naast de mooie barokke Sint Gerlachuskerk. Ook bezat hij vier grote boerderijen waarvan twee stuks kort bij het kasteel lagen. Bij deze boerderijen hoorden natuurlijk het nodige akker- en weiland.
Samenvatting2:
De pachters waren de families Laeven, Erens, Broers, Schaepkens en nog een aantal kleinere pachters. Bij het landgoed behoorden ook nog enkele bossen, bebossingen en landwegen, totaal ± 187 ha.
De bewoner en eigenaar van het kasteel (landgoed Sint Gerlach) was Robert Baron de Selys de Fanson. Hij was geboren in 1861. Zijn vrouw Eugenie Barones de Selys de Fanson de Woot de Trixhe leefde van 1860-1934. Er waren twee kinderen, de oudste: Michel, geboren in 1883, bleef ongehuwd. Florent, geboren in 1884, huwde in 1921 Madeleine Barones Leboeuf de Montgermont. Ze woonden in de Baltische staten waar hij gezant was van de Belgische regering. Er waren drie kinderen: Chislaine, Robert en Thérése. Florent stierf in 1941. Baron Robert, geboren in 1861, droeg altijd een omslagjasje. Een deel van zijn arm was namelijk geamputeerd en verder was hij blind aan één oog. Hij sprak Frans en een beetje grappig Vlaams.
In 1937 verhuisden wij (ik was 2 jaar oud) van Strabeek, huisnummer 214, naar Sint Gerlach, huisnummer 248. Voordat wij het huis betrokken woonde er de familie Reijntjens, die naar Geulhem waren verhuisd. Dit huisje (zie foto) lag naast de schuur van Ackermans. Van daaruit hadden wij een mooi zicht op de groate weije van de baron. In en om deze weilanden speelt zich een groot gedeelte van mijn jeugd en verhaal af. Eén van de eerste dingen die ik mij nog kan herinneren is dat nonk Sjo Gilissen, een broer van mijn moeder, gekleed in een militair uniform, afscheid kwam nemen. Hij ging als vrijwilliger naar Indonesië bij het Koninklijk Nederlands Indonesisch leger. Ze waren thuis met 12 kinderen en in 1939, een slechte tijd, was hier geen werk.
Verder herinner ik me nog de lange voettocht, onder begeleiding, naar de kleuterschool bij de zusters in Vroenhof. Ook de gesprekken over het einde van Houthem als zelfstandige gemeente staan mij nog bij. Men dacht aan het voeren van gezamenlijke protestacties etc. Ook herinner ik mij nog de invasie van de Duitsers in 1940.
De bewoner en eigenaar van het kasteel (landgoed Sint Gerlach) was Robert Baron de Selys de Fanson. Hij was geboren in 1861. Zijn vrouw Eugenie Barones de Selys de Fanson de Woot de Trixhe leefde van 1860-1934. Er waren twee kinderen, de oudste: Michel, geboren in 1883, bleef ongehuwd. Florent, geboren in 1884, huwde in 1921 Madeleine Barones Leboeuf de Montgermont. Ze woonden in de Baltische staten waar hij gezant was van de Belgische regering. Er waren drie kinderen: Chislaine, Robert en Thérése. Florent stierf in 1941. Baron Robert, geboren in 1861, droeg altijd een omslagjasje. Een deel van zijn arm was namelijk geamputeerd en verder was hij blind aan één oog. Hij sprak Frans en een beetje grappig Vlaams.
In 1937 verhuisden wij (ik was 2 jaar oud) van Strabeek, huisnummer 214, naar Sint Gerlach, huisnummer 248. Voordat wij het huis betrokken woonde er de familie Reijntjens, die naar Geulhem waren verhuisd. Dit huisje (zie foto) lag naast de schuur van Ackermans. Van daaruit hadden wij een mooi zicht op de groate weije van de baron. In en om deze weilanden speelt zich een groot gedeelte van mijn jeugd en verhaal af. Eén van de eerste dingen die ik mij nog kan herinneren is dat nonk Sjo Gilissen, een broer van mijn moeder, gekleed in een militair uniform, afscheid kwam nemen. Hij ging als vrijwilliger naar Indonesië bij het Koninklijk Nederlands Indonesisch leger. Ze waren thuis met 12 kinderen en in 1939, een slechte tijd, was hier geen werk.
Verder herinner ik me nog de lange voettocht, onder begeleiding, naar de kleuterschool bij de zusters in Vroenhof. Ook de gesprekken over het einde van Houthem als zelfstandige gemeente staan mij nog bij. Men dacht aan het voeren van gezamenlijke protestacties etc. Ook herinner ik mij nog de invasie van de Duitsers in 1940.
Samenvatting3:
Mijn ouders, Väös Braeken en Liza Gilissen, trouwden op 13 mei 1933. Zij waren het eerste bruidspaar in de nieuwe kerk van Berg en Terblijt. Op deze dag werd er, naast de trouwfoto, ook een foto van de familie Gilissen gemaakt.
Op de foto, opa Frans Gilissen en oma Ida Gilissen-Blom met, tussen hen in, tante Mia (de jongste). Dan v.l.n.r. de ooms Lei, Sjo, Frits, Pierre en Frans. Op de achterste rij de ooms en tantes Sjeng, Nes, Casper, het bruidje Liza Braeken-Gilissen (de oudste), Bèr en Tilla. Oorspronkelijk waren er 16 kinderen doch vier kinderen zijn heel jong of tijdens de bevalling gestorven.
In 1942 gingen enkele misdienaars, onder begeleiding van kapelaan Vliegen, vanuit de kerk (door de deur op het priesterkoor) naar de grote zaal van het kasteel. Daar aangekomen zag ik de andere genodigden, het kasteelpersoneel en de pachters. We gingen allemaal aan een lange tafel zitten, de misdienaars helemaal achteraan. De baron(s), barones en enkele andere adellijke familieleden van de Selys de Fanson zaten vooraan. De grote open haard was volgeduwd met grote, dikke takkenbossen. De boswachter, Thur Meijers, stak vervolgens het hout aan. We werden welkom geheten en er werden enkele woorden gesproken. Wie er sprak of bij welke gelegenheid is mij niet bekend. Ik denk aan de jaarwisseling. De misdienaars kregen een kop chocolademelk en de anderen een glas wijn of champagne. De vlammen laaiden hoog op en het werd aan één kant heel warm. Twee mannen probeerden het haardvuur te temperen. Ondertussen werd er getoost. De misdienaars kregen een cadeautje, een letterschuifraampje van 10 x 10 centimeter en daarna bracht men ons weer naar buiten. Het letterschuifraampje heb ik niet meer.
De boswachterswoning, bewoond door Thur Meijers en familie, lag naast de boerderij en vóór de stallen en schuren van de boerderij van de familie Laeven. Het huis bezat enkele imitatieramen en -poort.
Op de foto, opa Frans Gilissen en oma Ida Gilissen-Blom met, tussen hen in, tante Mia (de jongste). Dan v.l.n.r. de ooms Lei, Sjo, Frits, Pierre en Frans. Op de achterste rij de ooms en tantes Sjeng, Nes, Casper, het bruidje Liza Braeken-Gilissen (de oudste), Bèr en Tilla. Oorspronkelijk waren er 16 kinderen doch vier kinderen zijn heel jong of tijdens de bevalling gestorven.
In 1942 gingen enkele misdienaars, onder begeleiding van kapelaan Vliegen, vanuit de kerk (door de deur op het priesterkoor) naar de grote zaal van het kasteel. Daar aangekomen zag ik de andere genodigden, het kasteelpersoneel en de pachters. We gingen allemaal aan een lange tafel zitten, de misdienaars helemaal achteraan. De baron(s), barones en enkele andere adellijke familieleden van de Selys de Fanson zaten vooraan. De grote open haard was volgeduwd met grote, dikke takkenbossen. De boswachter, Thur Meijers, stak vervolgens het hout aan. We werden welkom geheten en er werden enkele woorden gesproken. Wie er sprak of bij welke gelegenheid is mij niet bekend. Ik denk aan de jaarwisseling. De misdienaars kregen een kop chocolademelk en de anderen een glas wijn of champagne. De vlammen laaiden hoog op en het werd aan één kant heel warm. Twee mannen probeerden het haardvuur te temperen. Ondertussen werd er getoost. De misdienaars kregen een cadeautje, een letterschuifraampje van 10 x 10 centimeter en daarna bracht men ons weer naar buiten. Het letterschuifraampje heb ik niet meer.
De boswachterswoning, bewoond door Thur Meijers en familie, lag naast de boerderij en vóór de stallen en schuren van de boerderij van de familie Laeven. Het huis bezat enkele imitatieramen en -poort.
Samenvatting4:
Dit was gedaan om het zicht op de stallen en schuren vanaf het kasteel af te schermen en het gebouw een beter aanzicht te geven.
Vóór en vlak na de oorlog werden er drijfjachten gehouden. Deze werden dan uitgezet en geleid door Thur Meijers. Mijn vader vroeg aan Thur of hij enkele grote dennentakken uit het bos mocht halen voor de muurversiering om de kerststal. Thur vond dit goed en zei: “Doe dit dan wel boven op het tweede Goudenrood aan de rechterkant in de tweede rij.” Thur moest ook toezien dat er niet gestroopt werd. Als hij terugkeerde van een controletocht meenden de bewoners wel eens dat hij een dikkere jas aan had.
Robert Baron de Selys de Fanson, ook wel de oude baron genoemd, stierf in 1946 en werd door de pachters ten grave gedragen. Dit geschiedde in een eikenhouten kist met loden binnenkist. Tijdens het dragen van deze zware kist brak een handvat af. Hij werd bijgezet in de familie-grafkapel. De oudste zoon, Baron Michel de Selys de Fanson (kasteelbewoner), stierf in 1961.
Onderaan de zuidkant van de weilanden liep en loopt onze mooie en veel bezongen meanderende Geul. Deze was tevens de gemeentegrens en nu alleen de dorpsgrens. Daar achter liggen de ± 70 meter hogere, mooi gekleurde, heide en bos van Berg, Vilt en Valkenburg. Langs de Geul en Klaterstraat stonden vele canadassen en enkele populieren. Hier was het ook dat, in 1942, enkele kwajongens uit Broekhem met groot levensgevaar in de hoge bomen klommen. Ze haalden de, al wat grotere, jonge vogels uit de kraaiennesten. Het voedsel in die tijd was erg schaars.
Vóór en vlak na de oorlog werden er drijfjachten gehouden. Deze werden dan uitgezet en geleid door Thur Meijers. Mijn vader vroeg aan Thur of hij enkele grote dennentakken uit het bos mocht halen voor de muurversiering om de kerststal. Thur vond dit goed en zei: “Doe dit dan wel boven op het tweede Goudenrood aan de rechterkant in de tweede rij.” Thur moest ook toezien dat er niet gestroopt werd. Als hij terugkeerde van een controletocht meenden de bewoners wel eens dat hij een dikkere jas aan had.
Robert Baron de Selys de Fanson, ook wel de oude baron genoemd, stierf in 1946 en werd door de pachters ten grave gedragen. Dit geschiedde in een eikenhouten kist met loden binnenkist. Tijdens het dragen van deze zware kist brak een handvat af. Hij werd bijgezet in de familie-grafkapel. De oudste zoon, Baron Michel de Selys de Fanson (kasteelbewoner), stierf in 1961.
Onderaan de zuidkant van de weilanden liep en loopt onze mooie en veel bezongen meanderende Geul. Deze was tevens de gemeentegrens en nu alleen de dorpsgrens. Daar achter liggen de ± 70 meter hogere, mooi gekleurde, heide en bos van Berg, Vilt en Valkenburg. Langs de Geul en Klaterstraat stonden vele canadassen en enkele populieren. Hier was het ook dat, in 1942, enkele kwajongens uit Broekhem met groot levensgevaar in de hoge bomen klommen. Ze haalden de, al wat grotere, jonge vogels uit de kraaiennesten. Het voedsel in die tijd was erg schaars.
Samenvatting5:
In het bovenste weiland liepen ongeveer 70 runderen waaronder 25 à 30 stuks melkkoeien en 5 stuks dikke werkpaarden. De koeien moesten twee keer per dag gemolken worden, melkmachines bestonden in die tijd nog niet. De koeien werden dus 2 keer per dag bij elkaar gedreven en de boerderij binnen gebracht. Dit gebeurde door iemand van de kinderen van Laeven of de knecht Sjeng Frissen. De herdershond Bobby hielp hierbij mee. Graasden de koeien ver weg in de buurt van de Klaterstraat, dan ging zoon Pie ze wel eens, gezeten op de motor, binnenhalen. De afstand van het kasteel tot aan de Klaterstraat bedraagt (langs het beekje) 1115 meter.
In het onderste weiland liepen ongeveer evenveel runderen, alleen had Erens 10 stuks dikke werkpaarden. Deze koeien werden dus ook 2 keer per dag binnen gebracht en gemolken.
Op bepaalde tijden stonden er champignons in deze weilanden. Door de paardenmest was de grond hier zeer geschikt voor. Wij plukten ze en brachten deze naar moeder. Nadat ze schoongemaakt waren deed zij ze, met wat boter, in de grote pan. Bij de champignons werd een zilveren gulden gelegd. Als deze zwart werd waren de champignons niet goed. Ik heb nooit een zwarte gulden gezien en de champignons smaakten altijd heerlijk!
Toen er in 1942 een kleine plaatselijke razzia werd gehouden (wij waren gewaarschuwd) sprong mijn vader, nadat er geklopt was, achter uit het slaap-kamerraam. Hij vluchtte via onze tuin en het weiland naar de boerderij van Laeven. Daar aangekomen zag hij dat er nog meer onderduikers zaten. De dag erna kreeg mijn moeder van inwoners te horen dat de Duitsers, door de verre-kijkers, vanuit de Klaterstraat richting Laeven keken. Mijn moeder schreef vlug een klein berichtje, duwde mij het briefje in een sok en stuurde mij naar Laeven. De onderduikers zaten nietsvermoedend voor de boerderij in het zonnetje.
In het onderste weiland liepen ongeveer evenveel runderen, alleen had Erens 10 stuks dikke werkpaarden. Deze koeien werden dus ook 2 keer per dag binnen gebracht en gemolken.
Op bepaalde tijden stonden er champignons in deze weilanden. Door de paardenmest was de grond hier zeer geschikt voor. Wij plukten ze en brachten deze naar moeder. Nadat ze schoongemaakt waren deed zij ze, met wat boter, in de grote pan. Bij de champignons werd een zilveren gulden gelegd. Als deze zwart werd waren de champignons niet goed. Ik heb nooit een zwarte gulden gezien en de champignons smaakten altijd heerlijk!
Toen er in 1942 een kleine plaatselijke razzia werd gehouden (wij waren gewaarschuwd) sprong mijn vader, nadat er geklopt was, achter uit het slaap-kamerraam. Hij vluchtte via onze tuin en het weiland naar de boerderij van Laeven. Daar aangekomen zag hij dat er nog meer onderduikers zaten. De dag erna kreeg mijn moeder van inwoners te horen dat de Duitsers, door de verre-kijkers, vanuit de Klaterstraat richting Laeven keken. Mijn moeder schreef vlug een klein berichtje, duwde mij het briefje in een sok en stuurde mij naar Laeven. De onderduikers zaten nietsvermoedend voor de boerderij in het zonnetje.
Samenvatting6:
Toen mijn vader het briefje had gelezen snelden zij naar binnen. Ik ging weer vlug door de Lei met zijn dikke kastanjebomen, naar huis. Het onderduiken duurde voor mijn vader, en enkele anderen, niet lang. Het gevaar was weer voorbij.
Wilde je in de oorlogsjaren een varken slachten, dan moest er een vergunning worden aangevraagd. Deze vergunning was heel duur! Wij hadden 2 varkens; een groot en een klein varken. Vader vroeg voor één varken een vergunning aan. Hij dacht: als je het eerste varken stilletjes en stiekem slacht, dan kun je het tweede gewoon en zonder problemen op de afgegeven vergunning slachten. De huisslager was op de hoogte en kwam het eerste varken slachten. Het varken werd naar buiten gehaald en op de afgeschermde binnenplaats vastgebonden. Ze hielden een houten of stalen pin voor zijn kop en daar sloeg de slager vervolgens op. Het varken sprong toen plotseling opzij en werd maar half geraakt. Het rukte zich los en brullend als een mager varken ging het vette varken ervandoor. Vader en de slager liepen achter hem aan. Het spoor was makkelijk te volgen. Onderin de weide van Laeven aangekomen viel het varken om. De slager en vader droegen het varken naar boven en legden hem in het brandstro.
De buurman, die dit helemaal niet had mogen zien, stond te schudden van het lachen. Om erger te voorkomen ging mijn vader vlug naar deze buurman toe. Hij wist waarvoor vader kwam en zei: “Väös, ik heb niets gezien. Ga vlug naar huis, verder met slachten. Maar als je straks weer stiekem het tweede varken gaat slachten moet je mij wel waarschuwen. Dan kan ik weer lachen!”
ZIE VERVOLG
Wilde je in de oorlogsjaren een varken slachten, dan moest er een vergunning worden aangevraagd. Deze vergunning was heel duur! Wij hadden 2 varkens; een groot en een klein varken. Vader vroeg voor één varken een vergunning aan. Hij dacht: als je het eerste varken stilletjes en stiekem slacht, dan kun je het tweede gewoon en zonder problemen op de afgegeven vergunning slachten. De huisslager was op de hoogte en kwam het eerste varken slachten. Het varken werd naar buiten gehaald en op de afgeschermde binnenplaats vastgebonden. Ze hielden een houten of stalen pin voor zijn kop en daar sloeg de slager vervolgens op. Het varken sprong toen plotseling opzij en werd maar half geraakt. Het rukte zich los en brullend als een mager varken ging het vette varken ervandoor. Vader en de slager liepen achter hem aan. Het spoor was makkelijk te volgen. Onderin de weide van Laeven aangekomen viel het varken om. De slager en vader droegen het varken naar boven en legden hem in het brandstro.
De buurman, die dit helemaal niet had mogen zien, stond te schudden van het lachen. Om erger te voorkomen ging mijn vader vlug naar deze buurman toe. Hij wist waarvoor vader kwam en zei: “Väös, ik heb niets gezien. Ga vlug naar huis, verder met slachten. Maar als je straks weer stiekem het tweede varken gaat slachten moet je mij wel waarschuwen. Dan kan ik weer lachen!”
ZIE VERVOLG
Organisatie: Heemkundevereniging Houthem-St.Gerlach
laatste wijziging 01-11-2024