Uw zoekacties: Beeldende Kunstenaars Regeling (B.K.R.) te Leeuwarden, 1970-1989

1438 Beeldende Kunstenaars Regeling (B.K.R.) te Leeuwarden, 1970-1989 ( Historisch Centrum Leeuwarden/ Histoarysk Sintrum Ljouwert Leeuwarden )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
Inleiding
1438 Beeldende Kunstenaars Regeling (B.K.R.) te Leeuwarden, 1970-1989
Inleiding
De Beeldende Kunstenaars Regeling (BKR) was van 1956 tot 1987 een regeling in Nederland, waardoor kunstenaars in ruil voor hun diensten of kunstwerken een inkomen konden krijgen. Toen de regeling verviel konden kunstenaars een beroep doen op de bijstand. Pas in 1999 trad de WIK (Wet Inkomensvoorziening Kunstenaars) in werking die ook een inkomensvoorziening voor kunstenaars vanuit Sociale Zaken was.

“De kunst is eigendom van heel het volk en moet door het volk, onafhankelijk van persoonlijke welstand, kunnen worden beleefd en beoefend. Zij is geen cultureel extra. De regering heeft derhalve de taak het financieel aan alle leden van onze volksgemeenschap mogelijk te maken in het kunstleven te delen. “De kunst kome overal”, zo stelde de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, Gerard de Leeuw, in 1946.
Na de Tweede Wereldoorlog sloegen de verscheidene kunstenaarsgroepen de handen ineen en richtten de Beroepsvereniging van Beeldende Kunstenaars (BBK) op. Mede door inzet van de BBK, kreeg de politiek gehoor voor de situatie van kunstenaars. Cultuurspreiding werd van belang geacht voor de wederopbouw van Nederland. De bevolking moest weerbaar worden gemaakt tegen de aantrekkingskracht van dictaturen.
In 1949 kwam de landelijke regeling Sociale Bijstand voor Beeldende Kunstenaars (SBBK), ook bekend als de Contraprestatie, tot stand. Het ministerie van Sociale Zaken zorgde voor het geld, de uitvoering werd op vrijwillige basis door de gemeentes gedaan, die bepaalden wie er van de regeling gebruik mochten maken. De gemeentes stelden een aankoopcommissie samen, die de prijs van het kunstwerk bepaalde, dat als artistieke tegenprestatie moest worden geleverd. Gemeenten declareerden 75% van de kosten bij het rijk, dat dan ook driekwart van de ingeleverde aankopen kreeg. De Contraprestatie was een openeindregeling, dat wil zeggen er was geen maximaal bedrag op de rijksbegroting voor uitgetrokken
In 1956 werd deze regeling omgezet in de Beeldende Kunstenaars Regeling (BKR), met het doel de maatschappelijke zelfstandigheid van de kunstenaar te garanderen. Het bijstandsidee van de Contraprestatie werd terzijde geschoven.
De overheid had in de jaren zestig cultuurspreiding als middel tot opvoeding van het volk losgelaten, nu waren het de kunstenaars die pleitten voor een cultuurbeleid waarbij kunstenaars onafhankelijk van de vrije markt konden werken. De BKR moest van dat beleid onderdeel uit gaan maken.
In 1970 werd vanuit de BBK een werkgroep BKR ingesteld, die de regeling en de uitvoering daarvan kritisch wilde bekijken. Tegen advies van de werkgroep, de Raad voor de Kunst en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten voerde het kabinet-Biesheuvel I per 1 januari 1972 een nieuwe BKR in, de Regeling Complementaire Arbeidsvoorziening Beeldende Kunstenaars. Hierin werden onder andere scherpere leeftijdsbepalingen gesteld en werd een sterkere nadruk gelegd op willekeurige artistieke selectie.
De uitvoering van de BKR was in handen van het gemeentebestuur van de woonplaats van de kunstenaar. Er werden adviescommissies ingesteld, waarin, naast vertegenwoordigers van de gemeente, een aantal kunstenaars zitting hadden, een drietal deskundigen op het gebied van kunst en een rijksconsulent. Kunstenaars die zelf van de BKR gebruik moesten maken, konden in de regel niet voor de adviescommissie worden benoemd. De commissie bekeek of de kunstenaar aan de gestelde voorwaarden voldeed en bracht advies uit aan het gemeentebestuur.
In Leeuwarden zaten in de aankoopcommissie drie deskundigen en drie kunstenaars, die voor vier jaar werden benoemd. De rijksconsulent controleerde de commissie. Als voorzitter trad de directeur Sociale Zaken van de gemeente Leeuwarden op. Als een kunstenaar aan de BKR wilde deelnemen bracht een aantal leden van de commissie een bezoek aan zijn atelier om te zien hoe professioneel de kandidaat werkte en bepaalde daarbij ook de kwaliteit van zijn werk. De commissie stelde daarna steeds de prijs vast van het aangeboden werk.
Als een kunstenaar voor de BKR (1972) in aanmerking wenste te komen, moest hij voldoen aan de volgende voorwaarden:
1. over onvoldoende middelen van bestaan beschikken
2. tussen de 25 en 65 jaar oud zijn
3. Nederlander zijn
4. drie jaar voor hij de BKR aanvroeg beeldend kunstenaar zijn geweest
5. pogingen hebben gedaan om exposities te houden of op andere wijze zijn verkoop te hebben gestimuleerd
6. bij een leeftijd tussen de 25 en 35, ook buiten zijn eigen vakgebied pogingen hebben gedaan om een inkomen te verdienen
7. als hij of zij jonger was dan 30, moest er bovendien nog een diploma of getuigschrift worden getoond van een door de overheid gesubsidieerde instelling
De kunstwerken werden in de eerste jaren van de regeling door de gemeenten vooral verspreid onder (semi)overheidsinstellingen. Vanaf 1972 werd op initiatief van de BBK de verspreiding van kunstwerken uitgebreid met de mogelijkheid om deze ook onder de bevolking te laten rouleren. Hiervoor werden diverse centra voor kunstuitleen (oorspronkelijk artotheken) opgezet.
Door de grote toename van deelnemers aan de BKR liepen de kosten steeds verder op. De hoeveelheid kunstwerken groeide het rijk en de gemeenten boven het hoofd. De toelatingseisen werden verder aangescherpt, maar zonder het beoogde effect van een vermindering van het aantal kunstenaars in de BKR.
Het rijksaandeel in de opname van kunstwerken veranderde van 75% naar 25% omdat het rijk de vele kunstwerken niet meer goed kon beheren. Ondanks protesten van kunstenaars wilde het ministerie van Sociale Zaken de BKR opheffen, omdat die niet meer te betalen was en de enorme hoeveelheid kunstwerken niet meer te beheren viel.
In het regeerakkoord over de jaren 1982-1986 werd besloten tot een drastische verlaging van het BKR-budget. De bezuinigingsmaatregelen leidden zowel landelijk als in Leeuwarden tot protesten van kunstenaars. In navolging van bezettingen van het Rijksmuseum te Amsterdam werden in Leeuwarden het Princessehof en het Fries Museum bezet. Zonder resultaat. Vanaf 1987 werd de BKR afgebouwd en in 1992 officieel opgeheven. Kunstenaars konden in het vervolg terugvallen op bijvoorbeeld de Algemene Bijstandswet.
Van de 220.000 kunstwerken die het rijk toen in huis had dankzij de regeling, werd er ongeveer 120.000 geschonken aan instellingen die de werken vaak al in huis hadden voor wandversiering. De resterende 100.000 werken kwamen terecht bij de hiervoor in het leven geroepen Stichting Kunstwegen, die de helft schonk aan non-profitinstellingen, 25.000 werden teruggegeven aan de kunstenaars en de laatste 25.000 werden aan de Stichting Beeldende Kunst Amsterdam gegeven voor kunstuitleen.
In Leeuwarden speelde het proces van de ontzameling der collectie omstreeks 2012, reden voor het HCL er een tentoonstelling aan te wijden.

Bronnen voor het bovenstaande:
Wikipedia en de begeleidende folder die is uitgegeven ter gelegenheid van de door het HCL in 2012 georganiseerde tentoonstelling over de BKR ’De kunst kome overal’.
Het uitgebreide archief waarin BKR-bescheiden vanuit alle gemeenten in Friesland, die met de BKR te maken hadden, zijn ondergebracht, is in april 1997 uit de gemeentelijke burelen overgebracht naar het Leeuwarder Gemeentearchief. Er komen ook stukken uit de jaren voor de in de titel genoemde periode 1970-1989 voor.
In het archief treft men ook jaarverslagen en andere stukken aan van de Stichting Kunstuitleen Friesland (de ‘Kunstuitleen’), de instantie die (een deel van) de kunstwerken beheerde en uitleende.

Voor een deel van de archiefstukken geldt een toegankelijkheidsbeperking.
Eddie Scholl maart 2016

Kenmerken

Datering:
1970 - 1989
Soort toegang:
geen
Omvang:
9 m1
Citeerinstructie:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste eenmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Historisch Centrum Leeuwarden. Toegang 1438 Beeldende Kunstenaars Regeling (B.K.R.) te Leeuwarden, 1970-1989
VERKORT:
NL-LwnHCL 1438