Uw zoekacties: Commissie Vordering Woonruimte gemeente Den Haag

1074-01 Commissie Vordering Woonruimte gemeente Den Haag ( Haags Gemeentearchief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Artikel 8 van de Woonruimtewet 1947 bepaalde onder meer dat Burgemeester en Wethouders van de omschreven bevoegdheid tot vordering van woonruimte geen gebruik zouden maken, dan na raadpleging van een door de gemeenteraad te benoemen commissie van advies. De bestaande commissie van toezicht en advies voor het Gemeentelijk Bureau voor de Huisvesting bleef gehandhaafd en zou ter voorkoming van misverstanden in het vervolg alleen 'commissie van toezicht op' moeten heten. Haar adviserende taak ten aanzien van alle zaken betreffende het Huisvestingsbureau zou blijven bestaan, met uitzondering van vorderingsaangelegenheden.
Met de Verordening, regelende de instelling en de werkwijze van de Commissie van advies, bedoeld in artikel 8 van de Woonruimtewet 1947 voor de gemeente 's-Gravenhage werd de Commissie Vordering Woonruimte ingesteld (raadsbesluit van 20 oktober 1947, bijlage 403). De commissie bestond uit vijf leden: een vertegenwoordiger van huiseigenaren, hypotheekhouders, de vakbeweging, een huisvrouw en een lid van de gemeenteraad. De taak van de commissie bestond uit het adviseren van Burgemeester en Wethouders omtrent vorderingen, welke zij wenst in te stellen om tot een doelmatige verdeling van de in de gemeente aanwezige woonruimte te geraken.
De Commissie Vordering Woonruimte was een geheel onafhankelijke, autonome instantie die door de centrale wetgever in het leven was geroepen en bedoeld als een waarborg tegen willekeur van de vorderende instantie. De Commissie van toezicht op het Gemeentelijk Bureau voor de Huisvesting was daarentegen een commissie welke toezicht uitoefende op het beleid van het Gemeentelijk Bureau voor de Huisvesting, en bovendien Burgemeester en Wethouders van advies diende ten aanzien van alle zaken dit bureau rakende. Deze commissie oefende dus controle uit op het functioneren van een ambtelijk apparaat van de gemeente en kon als een huishoudelijke, administratieve commissie worden beschouwd. Elk vorderingsvoorstel, uitgaande van de directeur van het Gemeentelijk Bureau voor de Huisvesting passeerde echter als het ware twee 'zeven', alvorens Burgemeester en Wethouders in eerste instantie een beslissing namen. Beide commissies vormden in feite een dubbele barrière tegen mogelijke onbillijke vorderingen van woonruimte. Hoewel de Commissie Vordering Woonruimte formeel geen beroepsinstantie was van de Commissie van toezicht, was het publiek deze mening toch toegedaan. Gevolg was, dat men zou kunnen denken dat een eenmaal in de Commissie van toezicht besliste zaak slechts voor de vorm in de Commissie Vordering Woonruimte werd behandeld. Burgemeester en Wethouders waren van oordeel dat elke schijn van afhankelijkheid van de Commissie Vordering Woonruimte van het administratieve apparaat diende te worden vermeden en dat aan het publiek een zo groot mogelijk gevoel van rechtszekerheid moest worden verschaft. Hierdoor kwamen Burgemeester en Wethouders tot de conclusie dat het aanbeveling verdiende de onverenigbaarheid van het lidmaatschap van beide commissies uit te spreken (raadsbesluit van 17 oktober 1949, bijlage 520).
In de vergadering van 17 oktober 1978 had de raad de wens uitgesproken om de samenstelling van de commissie meer in overeenstemming te brengen met de daarop onder meer betrekking hebbende beschikking van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 12 december 1974. Volgens die beschikking dienden in de commissie personen zitting te nemen, die technische en sociale deskundigheid hadden op woninggebied en ervaring bezaten in sociale aangelegenheden in het algemeen. Met de wijziging van de Verordening, regelende de instelling en werkwijze van de Commissie van advies, bedoeld in artikel 8 van de Woonruimtewet 1947 voor de gemeente 's-Gravenhage werd in de benaming van de verordening na '1947' toegevoegd: ',Staatsblad H 291'. Tevens werd de samenstelling veranderd (raadsbesluit van 6 november 1978, bijlagen 504 en 505).
De effectieve toepassing van de vorderingsbepalingen van de Woonruimtewet was bijna onmogelijk geworden door enerzijds de lengte van de procedure en anderzijds doordat bij het begin van de procedure reeds de namen van de woningzoekenden ten behoeve waarvan een voorstel tot vordering van een woning in overweging werd genomen, bekend moesten zijn. Met de inwerking getreden bepalingen van Leegstandswet was het zogenaamde 'blanco' vorderen mogelijk geworden. Een andere wijziging was de afschaffing van de verplichting om eerst een commissie te moeten raadplegen alvorens tot vordering kon worden besloten. De wet sloot evenwel niet uit dat de gemeente zich door een commissie ter zake liet adviseren. Burgemeester en Wethouders stelden de raad echter voor niet daartoe te besluiten, maar ermee in te stemmen dat alvorens een vorderingsbesluit te nemen de direct belanghebbende in de gelegenheid te stellen hun eventuele bezwaren mondeling kenbaar te maken aan twee medewerkers van Dienst voor de Volkshuisvesting, hoofdafdeling Woonruimtezaken. Een eventueel beroep kon rechtstreeks worden ingesteld bij de afdeling rechtspraak bij de Raad van State. Gezien het voorgaande besloot de raad de Verordening regelende instelling en werkwijze van de Commissie van advies, als bedoeld in artikel 8 van de Woonruimtewet 1947, Staatsblad H 291, voor de gemeente 's-Gravenhage (Commissie Vordering Woonruimte) in te trekken (raadsbesluit van 23 februari 1987, bijlage 76; in werking getreden met ingang van 9 maart 1987).

Kenmerken

Datering:
1947-1985
Beschrijving:
Inventaris van het archief van de Commissie van advies bedoeld in artikel 8 van de Woonruimtewet 1947 voor de Gemeente 's-Gravenhage (Commissie Vordering Woonruimte)
Omvang in m¹:
2
Auteur:
R.A.M. Vernooij
Openbaarheid:
Beschrijvingen openbaar, stukken gedeeltelijk openbaar