In zijn vergadering van 11 januari 1973 nam de gemeenteraad een motie aan van de raadsleden C. Blankestijn c.s. waarin burgemeester en wethouders werd verzocht te bevorderen dat nog in 1974 een begin kan worden gemaakt met de opbouw en de ontwikkeling van een Culturele Raad.
Op 30 mei 1975 stelden burgemeester en wethouders de gemeenteraad voor (raadsvoorstel no. 217) in te stellen een commissie in de zin van artikel 61 van de gemeentewet ter behartiging van de belangen van het culturele leven in 's-Gravenhage onder de naam Culturele Raad 's-Gravenhage. Bij dit voorstel was gevoegd een ontwerp voor een verordening, regelende de samenstelling, taak en werkwijze van de raad. Bij raadsbesluit van 9 juni 1975 is de Raad ingesteld en bij raadsbesluit van 29 maart 1976 is een aantal leden daarvan benoemd.
Burgemeester en wethouders beschouwden de commissie als een middel om de inwoners te activeren en in staat te stellen deel te nemen aan en invloed uit te oefenen op het gemeentelijk beleid. Een participeren in het kunstbeleid zou, naar het oordeel van het college, de integratie van de kunst in de plaatselijke samenleving bevorderen.

De commissie spreekt in haar stukken van een "bestuur", omvattende vijf leden. De terminologie "bestuur" is eigenaardig omdat een gemeentelijke commissie geen bestuur kent. Het "bestuur" is de commissie zelf. In de stukken is verder sprake van een "dagelijks bestuur", een terminologie die de afkeuring vermocht op te wekken van het hoofd van de afdeling Kunstzaken van de Gemeentesecretarie. Soms wordt gesproken van "voorlopig bestuur" en ook wel van "rompraad".
De commissie verdeelde zich in acht afdelingen met de volgende benamingen: beeldende kunst, muziek, dans, letteren, toneel, film, publieksbenadering en vorming & onderwijs. De voorzitters van de afdelingen vormen de afdeling algemene zaken. Daarnaast bestond er een secretariaat.
De raad is slechts actief geweest in de periode 20 oktober 1977 tot 1 oktober 1980.