Op 7 maart 1874 richtte de 2e luitenant J.T. Viehoff een circulaire aan andere nieuwbenoemde en enkele kandidaat-officieren der dienstdoende schutterij van 's-Gravenhage - Scheveningen daaronder inbegrepen - om gezamenlijke schietoefeningen te houden. Het gezelschap kende gewone leden, ereleden en buitengewone leden. Deze buitengewone leden waren eervol ontslagen officieren der buitengewone Haagse schutterij. De commandant van de schutterij was erelid en erevoorzitter. De secretaris notuleerde, correspondeerde en hield het schietregister bij en bewaarde het archief. Leden van het bestuur waren tevens baancommandant bij het de oefeningen. In principe werd elk jaar een schietwedstrijd gehouden met het modelgeweer, verstrekt door het departement van Oorlog. Voor de revolver moest men zelf zorgen. De schutterij verstrekte wapens en munitie. In 1889 konden ook officieren van het leger, zee- en landmacht, op non-actief of met verlof, toestemming verleend worden om deel te nemen aan de schietoefeningen.
In verband met de opheffing der dienstdoende schutterij werd het gezelschap in 1907 ontbonden. Het verzoek aan het gemeentebestuur om gebruik te mogen blijven maken van de schietbaan werd afgewezen.

Het archief werd in 1944 aan de gemeentye geschonken met een beperkende bepaling betreffende stukken van fonds Reiffenbergen.