1266-01 Gewest 's-Gravenhage ( Haags Gemeentearchief )
1266-01
Gewest 's-Gravenhage
Inleiding
Beknopte geschiedenis van het Gewest 's-Gravenhage
1266-01 Gewest 's-Gravenhage
Inleiding
Beknopte geschiedenis van het Gewest 's-Gravenhage
Het Gewest 's-Gravenhage is opgericht op 1 oktober 1973 en omvatte de gemeenten 's-Gravenhage, Leidschendam, Nootdorp, Rijswijk, Voorburg en Zoetermeer.[1] Sinds de jaren 1960 bestond er in de Haagse regio al een overlegorgaan, het Intergemeentelijk Overleg Haagse Agglomeratie (IOHA). Grote promoter van de gewestvorming was de Haagse burgemeester Marijnen, die er mede voor zorgde dat de regeling voor het Gewest van een aanzienlijk zwaarder karakter werd dan dat van het IOHA. Dit laatste vormde voor de gemeente Wassenaar reden om niet tot het Gewest toe te treden.
Taak van het Gewest was behartiging van belangen die een grensoverschrijdend karakter hebben op het terrein van de ruimtelijke ordening, milieu, verkeer en vervoer, economische ontwikkeling, volkshuisvesting, sport en recreatie en gezondheidszorg. In september 1978 zijn hier de beleidsterreinen cultuur en onderwijs aan toegevoegd. Voor de taakuitvoering op genoemde terreinen werd aan het Gewest de coördinatie en integratie van het beleid van de deelnemende gemeenten opgedragen.
Voor ieder beleidsterrein bestond er een College van Advies, voorgezeten door een lid van het dagelijkse bestuur van het Gewest en bestaande uit de in de colleges van burgemeester en wethouders van de zes gemeenten voor dat terrein verantwoordelijke leden. Ambtelijke werkgroepen van ambtenaren van de gemeenten en een Gewestbureaumedewerker bereidden het werk van deze adviescolleges voor. Voor algemene bestuurlijke zaken was er een College van Advies ingesteld, dat bestond uit de Gewestvoorzitter en de zes burgemeesters. De burgemeester van Den Haag werd benoemd tot gewestvoorzitter. Voor de dagelijkse leiding aan het Gewestbureau werd een hoofd benoemd, die tevens zitting had in het dagelijkse bestuur.
Voor ieder beleidsterrein bestond er een College van Advies, voorgezeten door een lid van het dagelijkse bestuur van het Gewest en bestaande uit de in de colleges van burgemeester en wethouders van de zes gemeenten voor dat terrein verantwoordelijke leden. Ambtelijke werkgroepen van ambtenaren van de gemeenten en een Gewestbureaumedewerker bereidden het werk van deze adviescolleges voor. Voor algemene bestuurlijke zaken was er een College van Advies ingesteld, dat bestond uit de Gewestvoorzitter en de zes burgemeesters. De burgemeester van Den Haag werd benoemd tot gewestvoorzitter. Voor de dagelijkse leiding aan het Gewestbureau werd een hoofd benoemd, die tevens zitting had in het dagelijkse bestuur.
De organisatie zag er als volgt uit:
- het Dagelijkse Bestuur, bestaand uit maximaal 6 leden plus de Gewestvoorzitter en secretaris, waarvan de leden fulltime bestuurders waren.
- de Gewestraad, bestaand uit 49 leden, die indirect gekozen werden door de leden van de raden van de deelnemende gemeenten. Leden moesten in een van de deelnemende gemeente wonen en op de kandidatenlijsten van een politieke partij voor de laatstgehouden gemeenteraadsverkiezingen voorkomen, mits deze partij ook in de raad zit en het lid voldoet aan het gestelde in lid 21 van de Gemeentewet. De burgemeester kon geen lid zijn, maar mocht vergaderingen bijwonen en hierin een adviserende stem hebben. De gewestraad kwam 4 maal per jaar bijeen.
- de Voorzitter van het Dagelijkse Bestuur was tevens voorzitter van de Gewestraad met hierin een adviserende stem.
- diverse Gewestraadscommissies voor advies en bijstand, te vergelijken met gemeentelijke raadscommissies.
- het College van Advies.
- het Dagelijkse Bestuur, bestaand uit maximaal 6 leden plus de Gewestvoorzitter en secretaris, waarvan de leden fulltime bestuurders waren.
- de Gewestraad, bestaand uit 49 leden, die indirect gekozen werden door de leden van de raden van de deelnemende gemeenten. Leden moesten in een van de deelnemende gemeente wonen en op de kandidatenlijsten van een politieke partij voor de laatstgehouden gemeenteraadsverkiezingen voorkomen, mits deze partij ook in de raad zit en het lid voldoet aan het gestelde in lid 21 van de Gemeentewet. De burgemeester kon geen lid zijn, maar mocht vergaderingen bijwonen en hierin een adviserende stem hebben. De gewestraad kwam 4 maal per jaar bijeen.
- de Voorzitter van het Dagelijkse Bestuur was tevens voorzitter van de Gewestraad met hierin een adviserende stem.
- diverse Gewestraadscommissies voor advies en bijstand, te vergelijken met gemeentelijke raadscommissies.
- het College van Advies.
In de Gewestregeling werd bepaald dat er een maatschappelijk ontwikkelingsplan moest komen dat als basis diende voor deelplannen voor elk van de zeven beleidsterreinen. Iedere gemeente was verplicht bestemmingsplannen en andere beleidsvoornemens met regionale consequenties bij het gewestbestuur te melden. Het bestuur moest dan binnen twee maanden een advies hierover uitbrengen aan de gemeente in kwestie.
Het Gewest gaf zelf ook richtlijnen aan de gemeenten en in het geval deze niet werden opgevolgd ook aanwijzingen. Richtlijnen en aanwijzingen waren gebonden aan strikte voorwaarden van toezicht door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, en overleg en beroep stonden open.
Het Gewest gaf zelf ook richtlijnen aan de gemeenten en in het geval deze niet werden opgevolgd ook aanwijzingen. Richtlijnen en aanwijzingen waren gebonden aan strikte voorwaarden van toezicht door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, en overleg en beroep stonden open.
De feitelijke gang van zaken was als volgt. Een gemeente- of het gewestbestuur droeg een onderwerp of probleem op een bepaald beleidsterrein aan. Dit werd eerst besproken in de ambtelijke werkgroep, vervolgens in het College van Advies en tenslotte in het dagelijkse bestuur. Een conceptvoorstel van het dagelijkse bestuur werd daarna behandeld in de betreffende Gewestraadscommissie en uiteindelijk in de vergadering van de Gewestraad gebracht.
De financiering van de werkzaamheden van het Gewest kwam deels uit rijksbijdragen, maar werd grotendeels door de deelnemers opgebracht door een heffing van een bedrag per inwoner.
De financiering van de werkzaamheden van het Gewest kwam deels uit rijksbijdragen, maar werd grotendeels door de deelnemers opgebracht door een heffing van een bedrag per inwoner.
Het Gewestraadbureau was klein van omvang. Veel onderzoekswerk werd uitgevoerd door de deelnemende gemeenten of uitbesteed. Het gewestraadbureau was aanvankelijk gevestigd in het Nederlandse Congresgebouw aan het Churchillplein 10, maar kon in 1975 worden ondergebracht in het Berlagehuis aan het Kerkplein 3 te Den Haag.
Het Gewest 's-Gravenhage hield in 1992 op te bestaan en ging over in het Stadsgewest Haaglanden.
laatste wijziging 27-04-2023
1.219 beschreven archiefstukken
7 gedigitaliseerd
totaal 154 bestanden
Inventaris
laatste wijziging 27-04-2023
1.219 beschreven archiefstukken
7 gedigitaliseerd
totaal 154 bestanden
Aanvulling
laatste wijziging 27-04-2023
1.219 beschreven archiefstukken
7 gedigitaliseerd
totaal 154 bestanden
Kenmerken
Datering:
1973-1992
Beschrijving:
Inventaris van het archief van het Gewest 's-Gravenhage, eerder Intergemeentelijk Overleg Haagse Agglomeratie
Omvang in m¹:
25,4
Auteur:
P.G.M. Diebels (ODRP, 1995)
Bewerker:
W.F. Brunner (HGA)
Openbaarheid:
Beschrijvingen openbaar, stukken gedeeltelijk openbaar
Categorie:
Archiefvormer(s):
laatste wijziging 27-04-2023
1.219 beschreven archiefstukken
7 gedigitaliseerd
totaal 154 bestanden