1068-01 Commissie Studiebeurzen gemeente Den Haag ( Haags Gemeentearchief )
1068-01
Commissie Studiebeurzen gemeente Den Haag
Inleiding
In de raadsvergadering van 3 februari 1919 werd een regeling goedgekeurd betreffende het verlenen van financiële steun aan kandidaten ten einde hen in staat te stellen te studeren aan een in Nederland gevestigde openbare of bijzondere instelling van Hoger Onderwijs.
Volgens de Verordening betreffende de toekenning van Gemeentelijke Studiebeurzen konden Burgemeester en Wethouders jaarlijks vijf kandidaten aanwijzen, aan wie ten laste van Gemeentefinanciën studiebeurzen werden toegekend. Elke studiebeurs bedroeg ten hoogste f 1.000 per jaar en werd toegekend voor de gehele studieduur. Voor de toekenning van een studiebeurs kwamen alleen die kandidaten in aanmerking, die door afstamming of opvoeding behoorden tot de duurzaam gevestigde bevolking te 's-Gravenhage (Verz. no.1 van 1919). Artikel 9 van deze verordening bepaalde dat er een Commissie van Advies nopens de Gemeentelijke Studiebeurzen benoemd werd door Burgemeester en Wethouders. De taak van deze commissie was het voorlichten van Burgemeester en Wethouders betreffende de toekenning beurzen en de verdere daarop betrekking hebbende regelingen. Bij besluit van Burgemeester en Wethouders van 1 april 1919 werd de Commissie van advies nopens de Gemeentelijke Studiebeurzen ingesteld en op 7 mei 1919 geïnstalleerd.
Bij wijze van bezuinigingsmaatregel werd in 1935 besloten dat de beurzen voortaan renteloze voorschotten zouden zijn en dus na afloop van de studie geheel moesten worden terugbetaald (raadsbesluit van 3 juni 1935, bijlage 297). Burgemeester en Wethouders stelden vervolgens op 7 juni 1935 een regeling vast inzake de terugbetaling van gemeentelijke studiebeurzen.
Volgens de Verordening betreffende de toekenning van Gemeentelijke Studiebeurzen konden Burgemeester en Wethouders jaarlijks vijf kandidaten aanwijzen, aan wie ten laste van Gemeentefinanciën studiebeurzen werden toegekend. Elke studiebeurs bedroeg ten hoogste f 1.000 per jaar en werd toegekend voor de gehele studieduur. Voor de toekenning van een studiebeurs kwamen alleen die kandidaten in aanmerking, die door afstamming of opvoeding behoorden tot de duurzaam gevestigde bevolking te 's-Gravenhage (Verz. no.1 van 1919). Artikel 9 van deze verordening bepaalde dat er een Commissie van Advies nopens de Gemeentelijke Studiebeurzen benoemd werd door Burgemeester en Wethouders. De taak van deze commissie was het voorlichten van Burgemeester en Wethouders betreffende de toekenning beurzen en de verdere daarop betrekking hebbende regelingen. Bij besluit van Burgemeester en Wethouders van 1 april 1919 werd de Commissie van advies nopens de Gemeentelijke Studiebeurzen ingesteld en op 7 mei 1919 geïnstalleerd.
Bij wijze van bezuinigingsmaatregel werd in 1935 besloten dat de beurzen voortaan renteloze voorschotten zouden zijn en dus na afloop van de studie geheel moesten worden terugbetaald (raadsbesluit van 3 juni 1935, bijlage 297). Burgemeester en Wethouders stelden vervolgens op 7 juni 1935 een regeling vast inzake de terugbetaling van gemeentelijke studiebeurzen.
In zijn vergadering van 30 december 1946 had de raad in beginsel besloten tot de instelling van een gemeentelijk studiefonds: het Burgemeester-de-Monchyfonds (Verz.1946 no. 454). Met ingang van 1 januari 1947 werd het 'Burgemeester-de-Monchyfonds' aangewezen als afzonderlijke tak van dienst in de zin van de Verordening op het beheer van fondsen der gemeente 's-Gravenhage (Verz. 1933 no. 24). Met de vaststelling van de Verordening op het beheer van het Burgemeester-de-Monchyfonds werd de financiële opzet zodanig veranderd dat er meer studiebeurzen verstrekt konden worden dan vroeger (raadsbesluit van 12 mei 1947, bijlage 177; in werking getreden met ingang van 1 januari 1947). De maximale studiebeurs bedroeg nog steeds f 1.000 per jaar. Tevens werd bepaald dat de beurzen voor ten minste de helft het karakter hadden van een renteloos voorschot. Hoewel deze verandering een aanmerkelijke verbetering betekende, bleef voor diegenen die hun studie afrondden vaak een schuld van enkele duizenden guldens staan.
Met de vaststelling van de Verordening op het beheer van het Burgemeester-de-Monchyfonds verviel de Verordening betreffende de toekenning van gemeentelijke studiebeurzen. De Commissie van advies voor de verlening van studiebeurzen viel nu onder de Verordening op het beheer van het Burgemeester-de-Monchyfonds.
In 1948 werd aan de Verordening op het beheer van het Burgemeester-de-Monchyfonds een ruimere strekking gegeven, waardoor Haagse jongeren ook in staat gesteld zouden kunnen worden te studeren aan middelbaar-technische scholen en eventueel aan andere instellingen van voortgezet onderwijs. De titel van de verordening werd gewijzigd in 'Verordening op het toekennen van studiebeurzen uit het Burgemeester-de-Monchyfonds' (raadsbesluit van 2 augustus 1948, bijlage 325).
Met de vaststelling van de Verordening op het beheer van het Burgemeester-de-Monchyfonds verviel de Verordening betreffende de toekenning van gemeentelijke studiebeurzen. De Commissie van advies voor de verlening van studiebeurzen viel nu onder de Verordening op het beheer van het Burgemeester-de-Monchyfonds.
In 1948 werd aan de Verordening op het beheer van het Burgemeester-de-Monchyfonds een ruimere strekking gegeven, waardoor Haagse jongeren ook in staat gesteld zouden kunnen worden te studeren aan middelbaar-technische scholen en eventueel aan andere instellingen van voortgezet onderwijs. De titel van de verordening werd gewijzigd in 'Verordening op het toekennen van studiebeurzen uit het Burgemeester-de-Monchyfonds' (raadsbesluit van 2 augustus 1948, bijlage 325).
Meerdere malen had de commissie van advies erop aangedrongen om de studiebeurzen te verhogen, daar deze ondanks de gestegen kosten sinds 1919 op de zelfde hoogte waren gebleven. Met de wijziging van de verordening werd de bijdrage ten laste van de gemeente verhoogd met f 2.500 en de studiebeurs tot f 1.500 per jaar (raadsbesluit van 15 november 1948, bijlage 522). In 1954 werd de bijdrage van de gemeente wederom verhoogd met f 2.500 en de studiebeurs tot f 2.000 per jaar (raadsbesluit van 12 juli 1954, bijlage 447).
Bij de behandeling van de gemeentebegroting 1960 werden er voorstellen gedaan om verschillende posten, waaruit studietoelagen e.d. ten behoeve van Haagse leerlingen van diverse onderwijsinstellingen werden toegekend, samen te voegen tot één post, bestemd voor het Burgemeester-de-Monchyfonds. Gezien de vele wijzigingen welke in de verordening op het Burgemeester de Monchyfonds moesten worden aangebracht, werd een nieuwe verordening ontworpen.
Met de Verordening op het toekennen van studietoelagen uit het Burgemeester-de-Monchyfonds (raadsbesluit van 14 januari 1963, bijlage 13; in werking getreden met ingang van 1 januari 1963) verviel de Verordening op het toekennen van studiebeurzen uit het Burgemeester-de-Monchyfonds. Artikel 11 bepaalde dat er een of meer commissies van advies voor de verlening van studietoelagen waren, waarvan het aantal door Burgemeester en Wethouders werd vastgesteld.
Met ingang van 17 november 1967 besloten Burgemeester en Wethouders, gelet op artikel 11 van de Verordening op het toekennen van studietoelagen uit het Burgemeester de Monchyfonds, slechts één commissie van advies voor het verlenen van studietoelagen uit het Burgemeester de Monchyfonds in te stellen.
Bij de behandeling van de gemeentebegroting 1960 werden er voorstellen gedaan om verschillende posten, waaruit studietoelagen e.d. ten behoeve van Haagse leerlingen van diverse onderwijsinstellingen werden toegekend, samen te voegen tot één post, bestemd voor het Burgemeester-de-Monchyfonds. Gezien de vele wijzigingen welke in de verordening op het Burgemeester de Monchyfonds moesten worden aangebracht, werd een nieuwe verordening ontworpen.
Met de Verordening op het toekennen van studietoelagen uit het Burgemeester-de-Monchyfonds (raadsbesluit van 14 januari 1963, bijlage 13; in werking getreden met ingang van 1 januari 1963) verviel de Verordening op het toekennen van studiebeurzen uit het Burgemeester-de-Monchyfonds. Artikel 11 bepaalde dat er een of meer commissies van advies voor de verlening van studietoelagen waren, waarvan het aantal door Burgemeester en Wethouders werd vastgesteld.
Met ingang van 17 november 1967 besloten Burgemeester en Wethouders, gelet op artikel 11 van de Verordening op het toekennen van studietoelagen uit het Burgemeester de Monchyfonds, slechts één commissie van advies voor het verlenen van studietoelagen uit het Burgemeester de Monchyfonds in te stellen.
laatste wijziging 10-02-2023
7 beschreven archiefstukken
Inventaris
laatste wijziging 10-02-2023
7 beschreven archiefstukken
Kenmerken
Datering:
1918-1962
Beschrijving:
Inventaris van het archief van de Commissie van advies nopens de Gemeentelijke Studiebeurzen, sinds 1947 de Commissie van advies voor de Verlening van Studiebeurzen
Omvang in m¹:
0,15
Auteur:
R.A.M. Vernooij
Openbaarheid:
Geheel openbaar
Categorie:
Archiefvormer(s):
laatste wijziging 10-02-2023
7 beschreven archiefstukken