Uw zoekacties: Scherpschuttersgilde Oefening en Vermaak

0042-01 Scherpschuttersgilde Oefening en Vermaak ( Haags Gemeentearchief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Op 5 april 1839 richtten de heren D.L. Welsink, A.E. Maas en H.C. Waldeck een schuttersgilde op om de schietkunst met de buks te oefenen. In het reglement van 1885 is de doelstelling omschreven als "door onderlinge oefening in het schieten en wat daarmee in verband staat, 's lands weerbaarheid bevorderen". De vier bestuursleden werden in 1851 commissarissen genoemd. De commissaris van orde zorgde voor de goede orde bij de schietoefeningen. De secretaris hield het schietregister bij en moest ook zorgen voor het in gereedheid brengen en afroepen van de nummers op de oefeningen. De president moest ex officio de naar een concours afgevaardigde leden vergezellen.
In 1885 koos het bestuur de aan een concours deelnemende leden. Het lidmaatschap werd verworven bij ballotage. Leden konden vreemdelingen (geen vaste woonplaats in Den Haag hebben) driemaal 's jaars introduceren (in 1885 tweemaal dezelfde persoon per jaar) à raison van 25 cents. Geïntroduceerden mochten niet aan het prijsschieten deelnemen. De contributie bedroeg in 1851 f 6-, in 1885 f 8-, plus f 2,50 entreegeld. Het gilde kende ook ereleden. Bij de oefeningen moest in 1885 elk lid voor elke serie schoten 25 cents aan de kas betalen. Eens per jaar had het vogelschieten plaats. Men schoot ook op een schijf en mocht vóór de oefeningen een aantal proefschoten doen. Het geweer mocht niet geladen worden vóór aankomst ter plaatse en aanbellen. Er werd geschoten op de baan van "Petit St Hubert". In 1851 moest bij de wekelijke oefeningen een deel van de pot in de kas van het gilde gestort worden.
Het was een gilde waarvan veel zakenlieden deel uitmaakten. Blijkbaar was in de beginjaren de financiële toestand rooskleurig, want bij het jaarlijkse prijsschieten werden dejeuner, prijzen en diner bij de heer Maas uit de kas betaald. In september 1840 was de prijs een juwelen ring, de eerste premie een gouden sigarenpijp en de tweede premie een gouden doekspeld. In september 1842 werd de prijs - een zilveren snuifdoos - uit de kas betaald, terwijl de deelnemers de beide premies betaalden. In de notulen ontbreken de vergaderingen tussen 24 september 1843 en 25 juni 1849. Was het gilde tenietgegaan? In het archief bevindt zich een naamlijst van leden - heroprichters van juni 1849. De vergadering van 23 april 1850 bepaalde dat op kosten van de leden een vaandel gemaakt zou worden. De heer P.G. Vertin bood aan het vaandel te beschilderen, wat hem het erelidmaatschap en een contributie- en boetevrij seizoen opleverde. De heer J. Enthoven gaf de nummerplaat aan het gilde ten schenke. Op het door Z.M. Koning Willem III uitgeschreven concours op Het Loo op 27 juni 1851 eindigde het gilde als tweede met 273 punten. In dat jaar aanvaardde Z.M. het beschermheerschap over het gilde en werd de naam gewijzigd in "Koninklijk Scherpschuttersgilde". Ereleden waren in 1854 Z.K.H. Prins Hendrik en jhr. mr. G.L.H. Hooft, in 1860 jhr. mr. F.G.A. Gevers Deynoot.
In de notulen van 29 februari 1852 wordt het insigne omschreven als "een kleine zilveren buks met een kroon erboven, hangend aan een geel en zwart zijden lint, zijnde de kleuren van de stad 's-Gravenhage". In maart 1852 worden president en vice-president van "Petit St Hubert" ereleden van het gilde. Op 4 april 1852 geeft Z.M. Koning Willem III een zilveren onderscheidingsteken als persoonlijke prijs aan de beste schutter van elk gilde. In 1853 won het gilde de grote of gezelschapsprijs van de stad Utrecht In datzelfde jaar de eerste prijs op een concours te Amsterdam gehouden. In 1854 trad op een door het gilde uitgeschreven concours Z.K.H. Prins Hendrik op als mededingend schutter van "Petit St Hubert" en aanvaardde het erelidmaatschap van het gilde. In mei 1858 treden 15 leden van "Oefening en Vermaak" toe tot de nieuw opgerichte Nederlandse Schuttersbond. In augustus 1859 behaalden twee schutters van het gilde prijzen op een internationaal schuttersfeest te Arnhem. Men ging per rijtuig naar de plaats van het vogelschieten. In augustus 1879 was de stoomtram het vervoermiddel. Het 40-jarig bestaan werd met een sobere feestversiering herdacht wegens de sterfgevallen in de koninklijke familie, waaronder ook Prins Hendrik. Op 28 september 1882 werd aan mevrouw Waldeck-Welsink - dochter van een van de oprichters van het gilde - wegens haar prestatie bij het schieten het erelidmaatschap van het gilde aangeboden. Hierdoor was zij het enige vrouwelijke erelid van een Nederlands schuttersgilde geworden. Voor de afwisseling is het verslag van het vogelschieten op 30 augustus 1888 in dichtvorm gesteld door de commissaris van orde, de heer J.H.H. Schlette, omdat deze het jaarlijkse gildefeest iets poëtisch vond.
Het gouden jubileum werd op 8 augustus 1889 huishoudelijk gevierd met een door mevrouw Waldeck aangeboden lunch, terwijl in totaal 47 prijzen verschoten werden waaronder een beker van de stad 's-Gravenhage. De volgende dag bood het gilde aan 18 verenigingen een concours aan, waaraan slechts 7 verenigingen meededen. Er waren 36 prijzen beschikbaar, zodat alle deelnemers een prijs ontvingen. In 1895 werd mevrouw Waldeck koningin van het gilde, in 1897 werd haar zoon H.C. Waldeck schutterskoning. Wegens de financiële toestand en het kleine aantal leden werd het 60-jarig bestaan zeer huishoudelijk gevierd. In 1902 en 1903 was mevrouw Waldeck opnieuw koningin. In 1906 trad het gilde toe tot de Koninklijke Vereniging van Nederlandse scherpschutters. Het schieten ging niet meer zo best. Op wedstrijden in 1908 werden een 3e en een 4e prijs in de wacht gesleept. Op 12 november van dat jaar vierde de secretaris, de heer J.P. van den Bergh, zijn zilveren jubileum als zodanig en ontving van het gilde een zilveren theeservies met bladinscriptie. H.M. Koningin Wilhelmina benoemde hem tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. De prestaties waren na 1910 weer vooruitgegaan: in 1911 de eerste prijs in een korpswedstrijd te Rotterdam, in 1913
het kampioenschap van Nederland en het gewestelijk kampioenschap van Zuid-Holland te Loosduinen. De kampioenen waren: de heren G.J. van Wijk, L. van Lommel, C. Brosch, J. van Gulden en J.P. van den Bergh.
Met ingang van 1914 waren de banen van "Petit St Hubert" door de gemeente gesloten. Toch kon in dat jaar het vogelschieten op Ockenburgh plaatsvinden dank zij de belangeloze beschikbaarstelling van de banen door de heer S.J. van den Bergh, president van "Oranje Nassau". Het 75-jarig bestaan kon wegens het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog niet gevierd worden. Het vogelschieten werd in 1916 gehouden in de rijwielschool van Frans Ernst, Spui 27, waarvoor 400 flobertpatronen geleend werden van de zustervereniging "Oranje Nassau". Het diner in het Grand Hotel was schitterend. In 1917 kon het vogelschieten dankzij door een lid geschonken flobertpatronen toch doorgaan, het diner werd nu gehouden bij Victoria in de Spuistraat.
Het 80-jarig bestaan in 1919 werd gevierd met vogelschieten in de feestzaal van Frans Ernst en een diner in Maison van der Pijl. Na de oorlog kon er geschoten worden op de banen van de Haagse Burgerwacht, maar wegens de daaraan verbonden voorwaarden toonden de leden van het gilde hiervoor weinig animo. De algemene vergadering van 20 april 1922 besloot tijdelijk het schieten te staken en jaarlijks een vogelschieten met een uit de kas betaald diner te houden; de nog aanwezige 2000 patronen zouden voor 3 cent per stuk verkocht worden. In november 1922 vierde de penningmeester van het gilde zijn 25-jarig jubileum als zodanig en ontving een lamp. Het jaar daarop werd het 40-jarig secretarisschap van de heer J.P. van den Bergh gevierd met het aanbieden van een zilveren presenteerblad met inscriptie. De oefeningen werden in 1924 hervat op de nieuwe flobertbanen van Loeb in de Korte Koediefstraat à raison van f 5- per avond. Bij het vogelschieten op het 85-jarig gildefeest werden de beide oudste leden C. Brosch en G. Lensvelt ondanks hun hoge leeftijd - 74 en 76 jaar - winnaars. Het diner na afloop vond plaats in het restaurant Royal. Toen telde het gilde nog maar 18 leden. Het nam in 1925 deel aan de wedstrijd ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van "Oranje Nassau".
In mei 1926 was het ledental teruggelopen tot 11. Gemiddeld bezochten er vier de vergaderingen. Aan het vogelschieten op 4 november 1926 werd behalve door het voltallige bestuur slechts door één lid deelgenomen. Het verslag van het op 6 november van dat jaar in restaurant Anjema op de Lange Vijverberg gehouden diner is onvoltooid gebleven. De kasboeken zijn nog tot en met 1936 bijgehouden. In maart 1937 schonken de twee overgebleven leden van het gilde, waaronder de heer Jac. Moulijn, het archief aan de gemeente 's-Gravenhage.

Kenmerken

Datering:
1839-1936
Beschrijving:
Inventaris van het archief van het Scherpschuttersgilde Oefening en Vermaak
Omvang in m¹:
1,625
Auteur:
A.M.J. de Haan
Openbaarheid:
Geheel openbaar
Categorie: