Uw zoekacties: Volmachten van Lutjegast voor het Visvlieterdiep, 1750 - 1882

1928 Volmachten van Lutjegast voor het Visvlieterdiep, 1750 - 1882 ( Groninger Archieven )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Dit archief bestaat uit overblijfselen van in oorsprong waarschijnlijk twee archieven, het ene afkomstig van de "vulmachten van Lutkegast in zake Ffischvlyterzyll" (17e en 18e eeuw), het ander van de belanghebbende grondeigenaren in het kerspel Lutjegast, grenzend aan of uitwaterend op het Visvlieterdiep (19e eeuw). *  Omdat het archief incompleet is, leek verdere splitsing weinig zinvol. Een rekeningboekje van de volmachten van 1808/09 - 1836/37, dat zich reeds op het Rijksarchief bleek te bevinden, werd aan de stukken toegevoegd.
Gelegen op de grens van de provincies Groningen en Friesland heeft de "heerlijcheit ende erffgrietenije" van Visvliet al sinds de late middeleeuwen een voortdurende bron van geschillen opgeleverd. De monniken van het klooster Jerusalem, ook wel Gerkesklooster geheten, hadden een belangrijk aandeel in de bedijking en inpoldering van de Lauwerszee tot aan de zogenaamde Munnekezijl toe, welke in 1471 werd gelegd. Over het recht van afwatering door deze sluis en de later gelegde sluizen verder noordelijk ontstonden naderhand veelvuldig conflicten, evenals over de onderhoudsplicht van het gegraven diep en de schotplicht der aangrenzende en bovenstroomse landerijen ten aanzien van de sluis en Visvlieterdiep. De weerslag daarvan is in onderscheiden Friese en Groninger charters te vinden. *  Blijkbaar waren de Groninger ingelanden van oordeel, dat de sluis niet in hun belang was aangelegd, daar zijzelf tevoren steeds vrij van schot rechtstreeks naar zee geloosd hadden. Van 1512 af werden echter de eigenerfden van Lutjegast door uitspraak van de Hoofdmannen van Graag Edzard van Oostfriesland verplicht tot betaling van half zijlschot aan de abt van en het convent van Gerkesklooster. * 
Bij een later tussen beide partijen bereikt akkoord uit 1543, bekrachtigd door Stadhouder en Hoofdmannen van Stad en Ommelanden bij renversaalbrief van 25 juli 1545 (hierna inv.nr. 1) werd het convent verplicht de toen nieuw gelegde Munnikezijl ten eeuwigen dage te onderhouden, in ruil waarvoor de ingelanden van de Ruigewaard en Lutjegast zouden "graven het diep als men besheer tho gedaen heft voer datum van dessen", dat wil zeggen het Visvlieterdiep of "Besheersdiep" *  opnieuw op de gewenste diepte zouden uitgraven. Bovendien zouden die van de Ruigewaard en de inwoners van Lutjegast aan het convent, in plaats van zijlschot, een vast bedrag per gras (in een verhouding van 2:1) moeten gaan betalen. Deze regeling, waarnaar in latere stukken wel verwezen wordt als naar de "zyllbrieff", schijnt meer dan twee eeuwen de waterstaatsbelangen van dit gebied op bevredigende wijze geregeld te hebben.
In het midden van de 18e eeuw ontstond opnieuw een comptentiestrijd over het onderhoud, de "noodsakelyke verbetering in de uitwateringen en waterkeeringen van de landen in deze Provincie, soo door de Munnekezijl moeten uitwateren". Onderhandelingen met de twistende karspelen door een commissie uit de Staten van Stad en Lande leidden op 5 september tot een uitspraak, waarbij het oordeel van gecomitteerden werd bevestigd, dat "tot de gravinge van gemelte Visvlieter diep geen Carspel na de Originele brieven verpligt te graven overig dan Lutteke Gast ... voorbehoudens haar regt van actie of guarand tegens sodane Carspelen als na regte daar toe vermeinen te kunnen constringeren; Sonder egter hier door de Publijke Utiliteit ende Nuttigheid der Uitwateringe van deser saken gelegentheid in dit geval te beletten". Tegen deze uitspraak zijn de volmachten van Lutkegast voor het Visvlieterdiep in beroep gegaan, eerst bij de Grietmannen van Visvliet en daarna in cassatie bij de Hoge Justitiekamer. *  Dit proces, dat zich nog tot 1790 voortsleepte, eindigde met de bevestiging van de eerdere uitspraak van de Staten uit 1755, zodat die van Lutjegast uiteindelijk toch verplicht werden, zelf de kosten te dragen voor het graven (dat wil zeggen het opnieuw graven of uitdiepen) van het Visvlieterdiep. Blijkens een akte van schuldbekentenis (hierna inv.nr. 2) werd dit werk circa 1810 uitgevoerd, waartoe de volmachten een lening van 3.000 gulden aangingen. Van de administratie van deze en andere gelden vormen de kasboeken van inv.nrs. 8 en 9 de weergave in het archief.
Door de gedeeltelijke indijking van de Lauwerszee in 1877 verandere mede de waterstaatkundige toestand van het gebied, dat nu aansluiting vond bij het reeds in 1857 opgerichte Waterschap Westerkwartier. Een en ander verklaart tevens, waarom de financiële administratie met het rekeningsjaar 1877 - 1878 is afgesloten.
Inventaris

Kenmerken

Beschrijving:
Inventaris van het archief van de volmachten van Lutjegast voor het Visvlieterdiep
Behoort tot collectie:
Rijk
Laatste Publicatie:
2001
Omvang:
0,1 m standaardarchiefberging