Uw zoekacties: Crisis-comité te Groningen, 1932 - 1946

1195 Crisis-comité te Groningen, 1932 - 1946 ( Groninger Archieven )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
In het jaar 1929 ving een periode van crisis in het economische leven aan, die door haar lange duur vele landgenoten in dusdanige benarde omstandigheden bracht, dat hulp van buitenaf noodzakelijk werd. Tot dit doel werd in 1931 een landelijk Nationaal - Crisis - Comité opgericht, dat plaatselijk afdelingen vormde.
Een dergelijk plaatselijk Crisis- comité verrichtte zijn taak op tweeërlei wijze.
Enerzijds hielp hij met bijeengebrachte gelden hulpbehoevenden - de zgn. A- steun, anderzijds voorzag hij de reeds met overheidsgelden geholpen werklozen van een extra aanvullende steun in de vorm van kleding, dekking en schoeisel - de zgn. B - steun. Voor deze twee doeleinden was het plaatselijk Crisis-Comité gesplitst in twee sub-commissies, ieder met een eigen werkwijze. Het comité waarop deze archief-inventaris betrekking heeft, is dat, hetwelk zich bezig hield met het verlenen van steun aan de werklozen: de B- steun.
Het archief van het comité betreffende de A- steun is, zoals na een ingesteld onderzoek bleek, afgestaan aan de vrijwillige papierinzameling - tijdens de jaren van de Duitse bezetting gehouden - en aldus aan vernietiging prijsgegeven.
Volgens de circulaire van 1 december 1931 door het Nationaal Crisis-comité aan de Burgemeesters verzonden, behoorde deze steun individueel en niet dan na een terzake ingesteld onderzoek te worden verleend. Ter uitvoering van deze regeling werd het Comité samengesteld uit een voorzitter, zijnde een lid van het college van B. en W. of een andere vertegenwoordiger van het Gemeentebestuur en uit leden, die de voornaamste plaatselijke organisaties van werkgevers en werknemers vertegenwoordigden, uit welke laatsten een secretaris en een penningmeester werden benoemd.
In Groningen telde het Comité voor de B- steun (inclusief de voorzitter) 7 leden, alle door de Burgemeester benoemd.
Daar de omvang van het inkopen het noodzakelijk maakte hiervoor een bijzondere organisatie in het leven te roepen, werd naast het comité een commissie van 3 personen benoemd tot het vormen van een Inkoop-centrale.
De aldus ingekochte goederen werden opgeslagen in het Magazijn van het Comité, dat zich eerst in de Schoolholm, later in het gebouw van de voormalige Schippersschool in de Kleine Peperstraat 15 bevond. Naar dit laatste gebouw werd in 1935 eveneens het Bureau van het comité overgebracht, na aanvankelijk gevestigd te zijn geweest in een localiteit van het Stadhuis.
De benodigde goederen in de vorm van dekens en kleren werden centraal ingekocht door het Departement van Sociale Zaken, dat deze rechtstreeks betrok van de textielfabrieken in Twente.
Voor schoenen werd in het begin een bon verstrekt, waarna deze bij de op de bon vermelde winkelier konden worden gekocht. Later werd het schoeisel eveneens centraal door bovengenoemd Departement ingekocht en geschiedde de levering vanuit het magazijn.
In 1942 was de voorraad, door oorlogsomstandigheden, in het magazijn uitgeput. Het comité ging toen over tot het uitgeven van waardebonnen ten bedrage van f 1,- en f 2,50, waarvoor in de verschillende winkels de nodige goederen konden worden gekocht.
Werkwijze van het comité.
De toewijzing van de goederen geschiedde uitsluitend op gegevens, welke door de belanghebbenden werden verstrekt op de door het comité beschikbaar gestelde aanvraagformulieren. Deze formulieren werden door de in vakbonden georganiseerde arbeiders aangevraagd bij de desbetreffende vakorganisaties. Na invulling werd het formulier weer ingeleverd bij de vakorganisatie die het doorzond naar het Bureau van het Crisis-Comité, vergezeld van een lijst met de namen van de aanvragers.
De organisatie had het formulier dan voorzien van gegevens omtrent de uitkeringen, getrokken uit de werklozenkas van de organisatie. De niet in een vakbond georganiseerden konden het aanvraagformulier in ontvangst nemen in de stempellokalen van het Bureau voor de Openbare Armenzorg en zonden het - ingevuld - rechtstreeks toe aan het comité.
Nadat het formulier aldus in het bezit van het comité was gekomen, werd de aanvrager in het kaartsysteem geregistreerd.
In de eerste tijd van het bestaan van het comité werd vervolgens een afschrift van het aanvraagformulier naar de Arbeidsbeurs gezonden ter contrôle of de aanvrager daar als werkzoekende stond ingeschreven. Later bleef deze contrôle achterwege, omdat toen het aanvraagformulier slechts werd verstrekt aan hen, die bij deze instantie stonden ingeschreven.
Was de aanvrager georganiseerd, dan werd het originele aanvraagformulier door het Bureau van het comité gezonden aan de Gemeentelijke Dienst der werkloosheidsverzekering, waar de opgaaf betreffende de uitkeringen uit de werklozenkas werd gecontroleerd aan de gegevens, waarover deze instantie beschikte. Vervolgens had toezending plaats aan het Bureau voor de Openbare Armenzorg, later Bureau Sociale Zaken.
Voor de niet- georganiseerden werd het formulier rechtstreeks naar laatstgemeld Bureau verzonden. Hier werd elk formulier voorzien van de in het bezit van dit Bureau zijnde gegevens omtrent de aanvrager en van het advies van de Hoofdambtenaar. Met al deze verstrekte en gecontroleerde gegevens kwam het formulier terug bij het Comité, dat in een vergadering over de aanvrage besliste.
Bij eventuele onduidelijkheden kon het comité zich mondeling doen voorlichten door de aanvrager - niet georganiseerde. Voor de georganiseerden geschiedde dit door een bestuurder van de betrokken vakbond. Van elke beslissing voor het toekennen van een steunbedrag boven de f 20,- volgde een genotuleerd besluit.
Bij het toekennen van de steun werd aan de betrokkene een bon toegestuurd (voor georganiseerden geschiedde dit aan de desbetreffende vakbond), waarop goederen uit het magazijn konden worden betrokken. Werd de aanvrage afgewezen, dan stond tegen dit besluit geen hoger beroep open. Wel was het mogelijk de betrokkene, wanneer de afwijzing op onjuiste gronden bleek te berusten, voor een onderhoud met het comité op te roepen. Voor de georganiseerden verschenen de bestuurders van de vakorganisaties.
Op de onjuiste beslissing kon dan alsnog worden teruggekomen.
In 1937 werd door de toenmalige Minister van Sociale Zaken voor de werklozen een Spaarrekening ontworpen, waarnaast de B-steun echter volledig bleef gehandhaafd.
Een ondersteund of een in de werkverschaffing werkend hoofd van een gezin met 2, 3 of 4 kinderen kon van het steunbedrag per week 25 cts bij de Overheid laten staan in casu aan het Orgaan van de Steunverlening afdragen. Hij ontving dan een suppletie van 25 cts, terwijl die voor een gezin van 5 of meer kinderen 40 cts bedroeg. Was de betrokkene in de onmogelijkheid dit bedrag te reserveren, dan kon dit worden voldaan door de diaconie, parochiaal armbestuur of liefdadigheidsvereniging.
Voor de spaarders werd een spaarkaart aangelegd.
Het beheer van de Spaarregeling was bij het Bureau voor Sociale Zaken, die aan het Comité doorgaf, wie van de steuntrekkenden had gespaard. Voor het gespaarde geld ontving de deelnemer aan deze regeling een spaarbon, waarop goederen konden worden gekocht hetzij uit het magazijn van het crisis-comité hetzij bij een door de betrokkene aangewezen winkelier, ter keuze van de spaarder.
Werd het bedrag niet geheel besteed, dan werd het saldo op de spaarkaart bijgeschreven en ontving de belanghebbende hiervoor een saldobiljet. Werden weer spaarbonnen ingeleverd, dan moest ook het saldobiljet worden aangeboden en werd het bedrag der bonnen daarmee vermeerderd.
De deelname aan de Spaarregeling was geheel vrijwillig. Niet alle steuntrekkenden namen daaraan deel.
Een bijzondere uitkering was nog het verstrekken van baby- uitzetten uitgekeerd na overleg met de Zuster voor Maatschappelijk Werk, verbonden aan het Academisch Ziekenhuis. De ledikantjes hiervoor werden vervaardigd door jeugdige werklozen in de hiervoor opgerichte Centrale Werkplaats.
Wat het financieel beheer betreft.
De door het Nationaal Crisis- Comité en de Gemeente Groningen aan het comité toegewezen gelden bleven onder berusting van de Gemeente Groningen. De nota's betreffende de inkopen werden ter betaling uit de Gemeentekas, na accoordverklaring van het comité, doorgezonden naar de afdeling Financiën ter Gemeente- Secretarie.
Het Comité zette zijn werkzaamheden tijdens de Duitse bezetting voort tot het in 1943 werd vervangen door de zgn. Nederlandse Volksdienst. Bovendien waren de werkzaamheden vrijwel geheel beeindigd door de tewerkstelling van werknemers in Duitsland.
Op 1 mei 1946 werd het Crisis- Comité officieel opgeheven.
Het archief is in oktober 1947 gedeponeerd op het Gemeente-archief te Groningen.

Kenmerken

Beschrijving:
Inventaris van het archief van het Crisis-comité te Groningen
Bewerker:
G.N. Schutter
Behoort tot collectie:
Gemeente Groningen
Omvang:
2,75 m standaardarchiefberging