Uw zoekacties: Raad van Beroep (inzake sociale verzekeringswetten), 1903 - ...

690 Raad van Beroep (inzake sociale verzekeringswetten), 1903 - 1939 (1958) ( Groninger Archieven )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding * 
1. De Raad van Beroep en de sociale verzekeringswetten
690 Raad van Beroep (inzake sociale verzekeringswetten), 1903 - 1939 (1958)
Inleiding1
1.
De Raad van Beroep en de sociale verzekeringswetten
Organisatie: Groninger Archieven
De rechtsbescherming tegen bestuurshandelingen, geregeld in het administratieve recht, betreft in hoofzaak mogelijkheden tegen administratieve beslissingen van de overheid in beroep te komen. Met de Ongevallenwet van 1901 kwam er een geheel nieuw element in de Nederlandse wetgeving, namelijk de administratieve rechtspraak. De herziene grondwet van 1887 had al van deze mogelijkheid gesproken een college te belastten met 'administratieve regtspraak in het hoogste ressort voor het Rijk...". Hiermee was de toen heersende wens aangegeven om te komen tot de instelling van een zelfstandige administratief rechterlijke macht. Lastig waren de vragen welke organen met deze rechtspraak zouden worden belast en wat de competentie van deze instanties zouden zijn. De wetgever is er tot nu toe niet in geslaagd een algemene regeling tot stand te brengen. Geleidelijk echter werden incidentele mogelijkheden voor rechtsbescherming geopend in de verschillende bijzondere wetten. Daarbij werd soms administratief beroep ingesteld, soms beroep op een onafhankelijke administratieve rechter mogelijk gemaakt.
De hierboven genoemde Ongevallenwet was de aanleiding tot de invoering van de rechtspraak inzake de sociale verzekeringen. De arbeiders moesten bij ongevallen in verband met hun dienstbetrekking wettelijk aanspraak kunnen maken op schadeloosstelling. Bij een verschil van inzicht over het bestaan van die aanspraak zou een onafhankelijke instantie beslissen. Hiervoor werd de Beroepswet van 1902 tot stand gebracht, in 1917, 1925 en 1935 gewijzigd en in 1955 vervangen door een nieuwe wet. Deze werden de basis voor het instellen van de Raden van Beroep voor de sociale verzekeringen. Ook werd een appèlinstantie in het leven geroepen: de Centrale Raad van Beroep, die in Utrecht zijn zetel heeft.
De competentie van de Raden van Beroep en van de Centrale Raad van Beroep is niet vastgelegd in de Beroepswet, maar in de verschillende sociale-verzekeringswetten.
De ontwikkeling van de sociale verzekeringsstelsels werd op gang gebracht door minister A.S. Talma, die verschillende takken van arbeidsverzekering met elkaar wilde verbinden en uitging van een ideaal van publiekrechtelijke organisatie van de arbeid. Op 5 juni 1913 verschenen in het Staatsblad zijn Radenwet, Ziektewet en Invaliditeitswet. Deze bleven echter een aantal jaren onuitgevoerd. Na de Eerste Wereldoorlog begon men-na allerlei wijzigingen-met de toepassing ervan. De Ongevallenwet van 1901 werd in latere jaren nog verschillende malen gewijzigd.
Bij KB van 8 december 1902 werden de ressorten en standplaatsen van de zestien Raden van Beroep vastgesteld. De ressorten waren de provincies of delen van provincies, dit als gevolg van het stelsel dat Gedeputeerde Staten in elke provincie de leden der Raden benoemden. De Beroepswet bepaalde dat als leden (zgn. lekenrechters of bijzitters) zitting zouden hebben 24 werkgevers en 24 werklieden, afkomstig uit verzekeringsplichtige bedrijven.
De voorzitters en de griffiers-met hun plaatsvervangers-zijn juristen, die aan dezelfde kwalificatie moeten voldoen als hun collega's van de gewone rechterlijke macht. De rechtspraak geschiedde oorspronkelijk door de voorzitter, bijgestaan door de griffier, en vier leden, waarvan twee afkomstig uit werkgevers- en twee uit werkliedenorganisaties. Sinds 1925 wordt recht gesproken door drie personen: de voorzitter, één der leden-werkgevers en één der leden-werknemers, allen door de Kroon benoemd.
2. Het ambtenarengerecht en de ambtenarenwet
3. Overzicht van de Raden van Beroep en de Ambtenarengerechten
4. Het archief van de Raad van Beroep en het Ambtenarengerecht

Kenmerken

Beschrijving:
Inventaris van de archieven van de Raad van Beroep (inzake de sociale verzekering) en het ambtenarengerecht te Groningen
Bewerker:
J. Stienstra en F. Talstra
Behoort tot collectie:
Rijk
Laatste Publicatie:
1992
Laatste uitvoer:
09-04-2021
Omvang:
5,9 m standaardarchiefberging