Uw zoekacties: Overheidspublicaties, 1795 - 1813

675 Overheidspublicaties, 1795 - 1813 ( Groninger Archieven )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Bij het Haags Verdrag, een vredesverdrag tussen Frankrijk en de Republiek der 7 Verenigde Nederlanden, van 16 mei 1795, erkende Frankrijk de Bataafse Republiek. Overal in de steden was reeds in januari 1795 bet oude bewind vervangen door patriotse stadsbesturen. Zij noemden zich de "provisionele representanten (voorlopige vertegenwoordigers) van het volk" en vormden de municipaliteit (het gemeentebestuur) van een stad. Via deze patriotse stadsbesturen gingen half februari 1795 ook de Gewestelijke Staten en de Staten Generaal "om". Er zou een Nationale Vergadering bijeen worden geroepen naar Frans voorbeeld voor het ontwerpen van een constitutie (grondwet), maar pas eind 1795 bereikte men eenstemmigheid over de vaststelling van deze grondwet. De Nationale Vergadering werd gekozen door algemene verkiezingen, dat wilde toen zeggen door mannen van 20 jaar en ouder, die een vaste woonplaats hadden, niet bedeeld werden en de gedachte van de volkssoevereiniteit aanhingen. Het land werd daartoe verdeeld in 123 districten van elk 15.000 zielen; elk district bestond uit 30 grondwetvergaderingen van elk 500 zielen. Elke grondvergadering koos 1 kiezer. De 30 kiezers van de 30 grondvergaderingen kozen een representant voor de Nationale Vergadering, die dus uit 128 leden bestond. Zij kwamen op 1 maart 1796 voor het eerst in vergadering bijeen. Er waren 3 partijen in de Nationale Vergadering, de federalisten, die de oude structuur wilden handhaven uit vrees voor een overwicht van Holland, de unitarissen, die radicaler waren en het oude wilden opruimen en de moderaten, die tussen deze beide partijen in stonden. Geen van drieën had een meerderheid in de Nationale Vergadering.
Er kwam een ontwerp-staatsregeling met een sterk federalistisch karakter, dat vastgesteld werd op 30 mei 1757 maar op 8 augustus door de grondvergaderingen werd verworpen. In september 1797 kwam de tweede Nationale Vergadering bijeen. Voordat het tot een staatsregeling kwam, had er een staatsgreep plaats van unitarissen (de radicaal-gezinden) op 22 januari 1798, op aanstichten van de Franse gezant Delacroix. Van de federalisten werden er 22 gevangen genomen. De overige leden moesten een eed afleggen van afkeer van stadhouderlijk bestuur, van aristocratie, federalisme en regeringloosheid. De ontwerp-constitutie van Frankrijk diende als uitgangspunt voor de vorming van een nieuwe grondwet. In april 1793 werd het nieuwe ontwerp van grondwet (nu in unitaristische geest) in de gezuiverde grondvergaderingen aangenomen: dit was de Staatsregeling van het Bataafse Volk, de volksvertegenwoordiging had het hoogste gezag. Er kwam een Vertegenwoordigend Lichaam, dat, volgens art. 30 van de Staatsregeling, in volk's naam wetten gaf en gekozen werd volgens algemeen kiesrecht. Het land werd voor de verkiezingen verdeeld in grondvergaderingen en districtsvergaderingen, Om kiezer te zijn moest men o.a. een eed van afkeer van het stadhouderschap en van het federalisme afleggen. Het land bestond uit 94 kiesdistricten (districtsvergaderingen). Elk kiesdisctrict bestond uit 20.000 zielen en bevatte 40 grondvergaderingen van elk 500 zielen. Elke grondvergadering koos 1 kiezer. De 40 grondvergaderingen van elk kiesdistrict kozen uit de 40 kiezers êên vertegenwoordiger voor het Vertegenwoordigend Lichaam. Het Vertegenwoordigend Lichaam., dat voor 3 jaar gekozen werd, telde dus 94 leden en verdeelde zich in 2 kamers. De gehele vergadering koos uit haar midden 30 leden., die de 2e kamer uitmaakten, de overigen vormden de 1e kamer.
Het land werd verdeeld in 3 departementen met grenzen die volkomen anders liepen dan die van de historisch gegroeide gewesten en die geen rekening hielden met de kiesdistricten. Zij kregen namen van rivieren. De 1e kamer van het Vertegenwoordigend Lichaam had het wetgevingsinitiatief, de 2e kamer kon het ontwerp al of niet bekrachtigen. Het Vertegenwoordigend Lichaam stelde jaarlijks de begroting vast en benoemde de leden van het Uitvoerend Bewind buiten zijn midden. Het Uitvoerend Bewind bestond uit 5 Directeuren, geassisteerd door 8 agenten (ministers) voor de 8 departementen. Het Uitvoerend Bewind zorgde alleen voor afkondiging en registratie der wetten. Het kon wel voorstellen doen aan het Vertegenwoordigend Lichaam, maar nooit in wetsvorm. Ieder van de 8 departementen werd verdeeld in 7 ringen, elke ring werd verdeeld in gemeenten, leder departementaal bestuur bestond uit 7 leden, gekozen in de 7 ringen waarin het departement verdeeld was. De gemeentelijke besturen en de departementale besturen werden gekozen door stemgerechtigde burgers. De gemeentelijke besturen waren verantwoording schuldig aan de departementale besturen, dezen aan het Uitvoerend Bewind en dit was aan het Vertegenwoordigend Lichaam verantwoording schuldig.
De Staatsregeling zou 4 mei 1793 in werking treden, maar voordat de Nationale Vergadering zich uitriep tot constitutioneel Vertegenwoordigend Lichaam, had op 12 juni 1798 weer een staatsgreep plaats, nu van de gematigden onder leiding van Daendels. Deze staatsgreep wilde de uitvoering van de reeds aangenomen Staatsregeling bespoedigen omdat het fungerend (radicale) bewind aarzelde om dit te doen en een soort dictatuur scheen te willen vestigen. De neerslag van deze staatsgreep is te vinden in de "Decreten van het intermediair wetgevend lichaam" en in het "Dagverhaal der handelingen van het Intermediair Wetgevend Lichaam des Bataafschen volks" van 13 juni-31 juli 1798. De gematigden kwamen nu aan de macht. In juli 1798 werden nieuwe verkiezingen gehouden voor het Vertegenwoordigend Lichaam. Daarmee begon de, sterk centralistisch getinte, Staatsregeling van 1798 te werken. De "Dagverhalen" vormen de verslagen van de handelingen van het Vertegenwoordigend Lichaam. Napoleon Bonaparte drong echter aan op omzetting volgens de weer veranderde Franse constitutionele verhoudingen. De Republiek had Napoleon, 1e consul van Frankrijk, 3 millioen geschonken voor zijn oorlogen, maar weigerde verdere subsidies. Napoleon wilde mede daarom ook een bestuurshervorming in de Republiek waarbij de voormalige regenten weer konden worden ingeschakeld.
In september 1801 had de 3e staatsgreep plaats door generaal Augereau, de Franse bevelhebber hier te lande, en 3 leden van het Uitvoerend Bewind. Een nieuwe staatsregeling werd bij proclamatie afgekondigd en voorgelegd aan de grondwetvergaderingen en, omdat er maar 20% van de kiezers opkwam, verworpen. Door de thuisblijvers als voorstemmers te verklaren, werd de staatsregeling aangenomen. De volksvertegenwoordiging vormde niet meer het hoogste gezag, maar het Staatsbewind, dat, geadviseerd oor raden en colleges, bestond uit 12 leden, waarvan de meerderheid benoemd werd door het oude Uitvoerend Bewind en de rest door coöptatie (de leden kiezen zelf de benodigde leden erbij). Van het Staatsbewind trad elk jaar 1 lid af. De departementale besturen maakten bij toerbeurt een viertal op dat door het Staatsbewind tot een tweetal werd gereduceerd en waaruit het Wetgevend Lichaam één koos. Het twee-kamerstelsel werd opgeheven. Het Wetgevend Lichaam telde 35 leden, die de eerste keer werden aangewezen door het Staatsbewind en later gekozen werden door de departementale besturen. Het Wetgevende Lichaam kwam maar éénmaal per jaar bijeen waarbij slechts 12 van de 35 leden het woord mochten voeren. Het had geen recht van initiatief; dit lag bij het Staatsbewind.
In het algemeen was het een terugkeer naar de toestand van voor 1795. De departementen kregen weer de grenzen en de namen van de oude gewesten, de gemeentelijke en departementale besturen kregen wat van hun oude bevoegdheden terug, de strenge centralisatie maakte plaats voor decentralisatie en de voormalige regenten keerden terug in de bestuursfunkties. Napoleon, die in 1804 keizer der Fransen was geworden, verving in 1805 het 12-koppig Staatsbewind door een éénhoofdige leiding, nl. raadpensionaris Rutger Jan Schimmelpenninck, die gezant te Parijs was. Hij had de voorstellen voor een nieuwe staatsregeling volgens het monarchaal beginsel meegenomen uit Parijs. Toen deze voorstellen aan de grondwetvergaderingen werden voorgelegd werden ze aangenomen. Slechts 5% van de kiezers kwam op. Volgens de Staatsregeling van 1805 kwam de uitvoerende macht aan één persoon, nl. raadpensionaris R.J. Schimmelpenninck. De funktie van raadpensionaris is vergelijkbaar met die van president. De raadpensionaris had het recht van initiatief maar had geen wetgevende macht. Hij werd voor 5 jaar benoemd door het Wetgevend Lichaam. Hij werd bijgestaan door een staatsraad van 5-9 leden en 5 secretarissen van staat. Het Wetgevend Lichaam had 19 leden en vergaderde tweemaal per jaar. Het werd benoemd door de departementale Besturen. Het Wetgevend Lichaam had geen recht van initiatief, maar stemde alleen over de wetsvoorstellen van de raadpensionaris. Zij noemden zich: "Hunne Hoogmogende Heren vertegenwoordigende het Bataafse gemenebest". De bevoegdheden van de lagere overheden werden weer beknot. Het bestuur droeg over het algemeen een centralistisch karakter .
De departementen behielden de grenzen en namen der oude gewesten. Elk departement was verdeeld in kringen en districten. Schimmelpenninck werd echter op 4 juni 1806 gedwongen ontslag te nemen, omdat Napoleon het Continentaal Stelsel wilde invoeren, waar Schimmelpenninck op tegen was evenals op de Conscriptie. Bij het tractaat van 24 mei 1806 tussen Napoleon en de Republiek werd Lodewijk Napoleon, broer van Napoleon, door Napoleon aangewezen als koning van Holland. De kiezers werden over de regeringswisseling niet geraadpleegd. Lodewijk Napoleon kreeg de uitvoerende en een deel van de wetgevende macht, bijgestaan door een staatsraad van 13 leden. Op 7 augustus 1806 kwam een constitutie tot stand, opgesteld door het Wetgevend Lichaam, waarbij de naam Bataafse Republiek veranderd werd in Koninkrijk Holland, dat een schijn van zelfstandigheid behield. Het Wetgevend Lichaam telde 39 leden, na 1808: 41 leden. Het had een deel van de Wetgevende macht. Het had de grondwet opgesteld, maar had geen recht van initiatief, De koning wees de leden aan. De departementale besturen werden door de koning aangewezen. In 1807 werd Oostfriesland aan het Koninkrijk Holland toegevoegd.Ook dit bestuur droeg een sterk centralistisch karakter. De Code Napoleon kwam tot stand.
In maart 1810 werd het zuidelijk deel van het Koninkrijk Holland hij Frankrijk ingelijfd en op 9 juli werd het gehele Koninkrijk hij het Keizerlijk decreet van Rambouillet ingelijfd, waarbij Lebrun gouverneur-generaal werd over het voormalig Koninkrijk. Gebleken was nl. dat ook Lodewijk Napoleon tegen het Continentaal Stelsel en de Conscriptie was. Hij deed in naam afstand van de regering ten gunste van zijn zoon Napoleon Lodewijk. Ook het nieuwe regime werd gekenmerkt door een sterke centralisatie. De Franse wetboeken werden ingevoerd. Code Napoleon (code Civil), Code de Commerce, Code Penal. Zij bleven tot 1 oktober 1838 hier van kracht, de Code Penal zelfs tot 1 september 1886. De departementen kregen, evenals in 1798, de namen van rivieren. Aan het hoofd van een departement stond een prefect. De departementen werden verdeeld in arrondissementen, waarboven een sousprefect stond. Aan het hoofd van een gemeente stond een maire. In 15 jaar had men hier te lande het gehele scala van de verschillende konsekwenties der revolutie doorlopen en kennis gemaakt met de voor- en nadelen van een straf gecentraliseerd, efficiënt en doortastend bestuursapparaat. Na het verlies door Napoleon van de slag bij Leipzig in oktober 1813 namen Van Hogendorp en Van der Duyn van Maasdam in november voorlopig het Algemeen Bestuur op zich. Op 30 november 1813 landde de erfprins in Scheveningen.
N.B. Zie voor wat betreft de situatie in de provincie Groningen gedurende de periode 1795-1813:
Inventaris van de archieven der Staten van Stad en Lande, Inventaris der Ommelander archieven en Inventaris van de archieven van de Gewestelijke Besturen in Groningen, alle drie van de hand van Dr. W.J. Formsma.
Litteratuur
Dr. H.T. Colenbrander , De Bataafsche Republiek, Amsterdam 1908.
Drs. H.M. Franssen , Staatsinrichting van Nederland, Groningen 1973.
Dr. H.P.H. Jansen , Kalendarium, Geschiedenis van de lage landen in jaartallen. Utrecht 1974.
Prof. Mr. C.W. van der Pot, Eerste pogingen tot Staatsrechtvorming in de onderdeelen der Bataafse republiek, Amsterdam 1947.
Prof. Mr. C.W. van der Pot, Handboek van het Nederlandse Staatsrecht, Zwolle 1977, bewerkt door Mr. A.M. Donner.
Overzicht van de grondwetten in de Franse tijd
1798. Uitvoerend bewind, 5 directeuren, 8 agenten.
Vertegenwoordigend lichaam, wetgeving, 94 leden. 2 kamers, recht van initiatief.
Kiesdistricten, 94 van 20.000 inwoners, elk wijst 1 vertegenwoordiger aan.
Grondvergaderingen, per 500 inwoners, dus 40 per district, elk levert 1 kiezer.
1801. Wetgevend Lichaam, 35 leden, stemt alleen over wetsontwerpen, geen recht van initiatief. Staatsbewind, 12 leden, uitvoerende en wetgevende macht, recht van initiatief.
Departementale Besturen
Kiezers volgens censuskiesrecht
1805. Raadpensionaris, met staatsraad van 5-9 leden en 5 secr. van staat, uitvoerende macht, recht van initiatief.
Wetgevend Lichaam, 19 leden, stemt alleen over wetsontwerpen geen recht van initiatief.
Departementale Besturen
Kiezers volgens censuskiesrecht,
1806. Koning met staatsraad waarin ministers, uitvoerende en deel wetgevende macht.
Wetgevend Lichaam, 39 na 1808: 41 leden, deel wetgevende macht, door koning aangewezen.
Departementale Besturen.
Kiezers volgens censuskiesrecht.
Inventaris

Kenmerken

Beschrijving:
Catalogus van publicaties van de overheid
Bewerker:
J. Ellerbroek-Wellinga
Behoort tot collectie:
Rijk
Laatste Publicatie:
1981
Omvang:
22 m standaardarchiefberging
Bijzonderheden:
Met een niet-geinventariseerd gedeelte (nrs. 259-301)
Categorie: