522 Familie De Grijs - Alserda, 1558 - 1939 ( Groninger Archieven )
522
Familie De Grijs - Alserda, 1558 - 1939
Inleiding
1. Het geslacht De Grijs
522 Familie De Grijs - Alserda, 1558 - 1939
Inleiding
1.
Het geslacht De Grijs
Tegen het einde van de 17e eeuw kwamen Jan en Mathias de Grijs uit Normandië naar Groningen. Beiden waren zilversmid van beroep. Zij trouwden twee nichten (?) Hiddincks uit de stad Groningen. Over de familierelatie van Jan en Mathias is niets naders bekend.
Mathias vestigde zich in de stad Groningen. Hij verkreeg door zijn huwelijk in 1698 het klein-burgerrecht. Van hem of van zijn nakomelingen zijn geen stukken in de collectie bewaard gebleven.
Jan (1.I) vestigde zich na zijn huwelijk rnet Geertruyt Hiddincks aan de Langestraat (?) in Winschoten. Hun kinderen, vier zoons en vier dochters, lieten zij, hoewel zij rooms-katholiek waren, door de gereformeerde predikant te Winschoten dopen. Twee van de dochters, Jantien (1.II.b) en Magdalena (1.II.d), trouwden de broers Jan en Cornelis Papinck, twee rooms-katholieke zilversmeden uit de stad Groningen.
De jongste zoon, Henricus (1.I.8), was van 1726 tot 1733, eerst als leerjongen en later als gezel, bij zijn zwager Jan Papinck in dienst. i
Mathias vestigde zich in de stad Groningen. Hij verkreeg door zijn huwelijk in 1698 het klein-burgerrecht. Van hem of van zijn nakomelingen zijn geen stukken in de collectie bewaard gebleven.
Jan (1.I) vestigde zich na zijn huwelijk rnet Geertruyt Hiddincks aan de Langestraat (?) in Winschoten. Hun kinderen, vier zoons en vier dochters, lieten zij, hoewel zij rooms-katholiek waren, door de gereformeerde predikant te Winschoten dopen. Twee van de dochters, Jantien (1.II.b) en Magdalena (1.II.d), trouwden de broers Jan en Cornelis Papinck, twee rooms-katholieke zilversmeden uit de stad Groningen.
De jongste zoon, Henricus (1.I.8), was van 1726 tot 1733, eerst als leerjongen en later als gezel, bij zijn zwager Jan Papinck in dienst. i
De oudste zoon, Willem (1.II.a), trouwde Agries van Loon. Zij kregen drie kinderen. Twee van hen, Jan (1.III.a) en Geertruid (1.III.b) trouwden met Geertruida en Louis d'Avignon (ook wel Davion) uit Martenshoek. Een poging van Jari en Geertruida in Winschoterzijl met anderen rooms-katholieke erediensten te houden liep op niets uit. Het derde kind, Hendericus (1.III.c), trouwde Femmegien Woldering. Zij kregen acht kinderen. Een van hen, Cornelis Josephus (1.IV.c) zal nog ter sprake komen.
De tweede zoon van Jan en Geertruyt Hiddincks, Renoldus of Reinoud (1.II.c), trouwde Alegonda van Laar. Zij was verwant aan de rooms-katholieke, stads-groningse familie Pellenrock. Via haar zullen dan ook de Pellenrock-stukken in de verzameling terecht zijn gekomen. Zij vestigden zich in Groningen, aan de Steentilstraat, hoek Schuitendiep, in een huis dat vermoedelijk eertijds aan de Pellenrocken had toebehoord. Renoldus werd door zijn huwelijk in 1736 in het koopmans- en kramersgilde opgenomen. Zij kregen twee kinderen, Anna Maria (1.II.c.1) en Johan Hendrik (1.III.d), meestal Jan genoemd. i
De tweede zoon van Jan en Geertruyt Hiddincks, Renoldus of Reinoud (1.II.c), trouwde Alegonda van Laar. Zij was verwant aan de rooms-katholieke, stads-groningse familie Pellenrock. Via haar zullen dan ook de Pellenrock-stukken in de verzameling terecht zijn gekomen. Zij vestigden zich in Groningen, aan de Steentilstraat, hoek Schuitendiep, in een huis dat vermoedelijk eertijds aan de Pellenrocken had toebehoord. Renoldus werd door zijn huwelijk in 1736 in het koopmans- en kramersgilde opgenomen. Zij kregen twee kinderen, Anna Maria (1.II.c.1) en Johan Hendrik (1.III.d), meestal Jan genoemd. i
Jan (1.III.d) vestigde zich als koopman in het huis van zijn ouders. Hij wordt en als koopman en als zilversmid vermeld. Het een sluit het ander niet uit. Door zijn huwelijk met Joanna Maria van Alserda, dochter van Gerhardus Alouisius van Alserda (2.III.b) en Hiltje Helena, werd hij opgenomen in een rooms-katholieke familie van boeren en verveners uit Marum. Hij trachtte voortdurend de van kinderloze familieleden te verwachten nalatenschappen voor hem en zijn kinderen veilig te stellen. Toen, rond 1796, na het overlijden van enkele neven van zijn vrouw de door hen bewoonde behuizing de Linde te Marum vrij kwam, nam hij daar zijn intrek. Het is niet na te gaan of hij de Linde door vererving of door koop heeft verkregen.
Het goederencomplex van zijn schoonfamilie, meestal Corpus de Linde genoemd (een corpus is het gebied van een klooster dat door dat klooster zelf wordt bewerkt), bestond uit twee boerderijen, de Westerlinde en de Oosterlinde, de borg/hofstede de Linde en een uitgestrekt veengebied, de Lindstervenen genaamd. i
Het goederencomplex van zijn schoonfamilie, meestal Corpus de Linde genoemd (een corpus is het gebied van een klooster dat door dat klooster zelf wordt bewerkt), bestond uit twee boerderijen, de Westerlinde en de Oosterlinde, de borg/hofstede de Linde en een uitgestrekt veengebied, de Lindstervenen genaamd. i
Na het overlijden van de eigenaar van het complex, Ferdinandus Albartus van Alserda (2.II.4), een oom van Johanna Maria, werden vanwege zijn erven op 11 januari 1796 de borg de Linde en de Oosterlinde geveild. Waarschijnlijk kocht Jan toen de Linde. De Oosterlinde kwam voor korte tijd in vreemde handen, in 1812 zou deze door zijn schoonzoon worden teruggekocht. Het is zeer waarschijnlijk dat de Westerlinde wel direct op Jan en zijn vrouw vererfd is. Jan trachtte in 1809 door middel van een beroep op de koning toestemming te krijgen de op de Linde rustende collatierechten weer te mogen uitoefenen. Sinds het begin van de 18e eeuw waren deze door de Van Alserda's niet meer vanwege de Linde uitgeoefend; de oorzaak hiervan zou de overgang van de familie naar het roomskatholicisme geweest zijn. De uitslag van het verzoek is niet bekend.
Jan en Johanna Maria kregen drie kinderen. Een van hen, Helena Alegonda (1.IV.c) trouwde haar neef Cornelis Josephus de Grijs (1.IV.c). i
Jan en Johanna Maria kregen drie kinderen. Een van hen, Helena Alegonda (1.IV.c) trouwde haar neef Cornelis Josephus de Grijs (1.IV.c). i
Nadat de beletselen die van kerkelijke zijde, wegens de nauwe verwantschap van Helena Alegonda en Cornelis Josephus, tegen het voorgenomen huwelijk werden ingebracht, waren weggenomen, werd hun huwelijk in 1805 te Marum voltrokken.
Cornelis oefende aanvankelijk te Winschoten het beroep van zilversmid uit. Of hij na verhuizing naar Marum (1806/07 ?) nog in dit beroep werkzaam is gebleven, is niet bekend. Het lijkt zeer aannemelijk dat hij zich met de vervening van de Lindstervenen is gaan bezig houden. In 1812 slaagde hij er in de Oosterlinde met bijbehorende venen weer aan het complex toe te voegen. i
Cornelis oefende aanvankelijk te Winschoten het beroep van zilversmid uit. Of hij na verhuizing naar Marum (1806/07 ?) nog in dit beroep werkzaam is gebleven, is niet bekend. Het lijkt zeer aannemelijk dat hij zich met de vervening van de Lindstervenen is gaan bezig houden. In 1812 slaagde hij er in de Oosterlinde met bijbehorende venen weer aan het complex toe te voegen. i
In 1825 beschikten de gedeputeerde staten van de provincie Groningen gunstig op een verzoekschrift van Helena Alegonda om in de op de Linde berustende collatierechten te worden hersteld. Cornelis zal in Marum tot de notabelen hebben behoord, want in 1829 werd hij tot lid van de raad van de gemeente Marum benoemd. Uit het huwelijk van Cornelis en Helena werden twee kinderen geboren, Johannes Hendericus (1.V.c) en Jan Kornelis (1.IV.c.2). i
Johannes Hendericus vestigde zich met zijn vrouw Wilhelmina Hofstede in Assen, waar hij als vervener werkzaam was. Waarschijnlijk heeft hij zijn zaken zo groot opgezet dat hij na verloop van tijd niet meer in staat was de rentebetaling en de aflossing van de genomen hypotheken te voldoen. Dit zaJ. dan mogelijk de oorzaak zijn geweest van de verkoop, in 1853, van het Corpus de Linde, waardoor hij in 1854 in staat was alle door hem genomen hypotheken af te lossen. i
Hun kleinzoon Wilhelmus Hendericus (1.VI.e.2) werd pastoor te IJsselstein. Hij had een grote belangstelling voor de lotgevallen van zijn voorouders, blijkens de op het rijksarchief in Groningen in de correspondentie bewaard gebleven van hem afkomstige brieven. Bij testamentaire beschikking van 3 mei 1945 vermaakte hij de in zijn bezit zijnde stukken betreffende de geslachten De Grijs en Alserda aan het rijksarchief in Groningen, onder voorwaarde dat ze een afzonderlijke collectie zouden blijven vormen, welke moet worden aangeduid als "familie-archief De Grijs-Alserda". Dezelfde dag nog werd het testament bekrachtigd. i
laatste wijziging 14-04-2018
161 beschreven archiefstukken
Inventaris
laatste wijziging 14-04-2018
161 beschreven archiefstukken
Bijlagen
laatste wijziging 14-04-2018
161 beschreven archiefstukken
Kenmerken
Beschrijving:
Inventaris van het Familiearchief De Grijs - Alserda
Bewerker:
J .N.T. van Albada
Behoort tot collectie:
Rijk
Laatste Publicatie:
1972
Omvang:
0,6 m standaardarchiefberging
Licentie:
Categorie:
laatste wijziging 14-04-2018
161 beschreven archiefstukken