Uw zoekacties: Fonds gewapende dienst in de Nederlanden, district Appingeda...

484 Fonds gewapende dienst in de Nederlanden, district Appingedam, 1842 - 1906 ( Groninger Archieven )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Het nieuws dat Napoleon Bonaparte zich eind februari 1815 aan zijn ballingschap op Elba had onttrokken en een steeds groter wordende aanhang onder de Fransen kreeg, veroorzaakte in ons Koninkrijk grote onrust:
"Ons onafhankelijk bestaan, waar mede onze vrijheid, onze welvaart en onze eer, zoo nauw verbonden zijn, wordt andermaal bedreigd door eenen dwingeland, van wiens ijzeren juk onze moed en trouw, door God gesterkt en gezegend, voor zestien maanden ons heeft bevrijd". * 
Om de kort tevoren herwonnen vrijheid te verdedigen werden de Nationale Militie en de Schutterijen in staat van paraatheid ge bracht. Echter ook degenen die niet binnen de termen van deze organisaties vielen werden opgeroepen zich voor het vaderland ver dienstelijk te maken door vrijwillig dienst te nemen, of, wanneer men zich hiervoor te oud of te zwak achtte, door de militaire uitrusting van een landgenoot te bekostigen.
Op 1 april werd te Amsterdam een fonds in het leven geroepen dat tot doel had gelden bijeen te brengen teneinde de nieuwe vrij willigers de verzekering te kunnen geven dat in geval van verwon ding of dood voor het onderhoud van hun families zou worden ge zorgd:
"Wij bieden u onze hulp aan, wanneer gij door eervolle wonden hulp zoudt behoeven, voor uwe ouders, voor uwe weduwen, voor uwe kinderen willen wij liefderijk zorgen, wanneer gij den dood voor het Vaderland zult gestorven zijn". * 
Spontane geldinzamelingen, in Groningen onder het motto "Bijdragen tot Verdediging van het Vaderland" georganiseerd door A. van Panhuys, O. van Swinderen en T.H. Tresling, werden door dit "Fonds ter Aanmoediging en Ondersteuning van de Gewapende Dienst in de Nederlanden" overgenomen en gecoordineerd. Hiertoe werd het land onderverdeeld in districten, grotendeels samenvallend met de in deling in arrondissementen (in de provincie Groningen: Appingedam, Winschoten en Groningen), waarbinnen talrijke plaatselijke commis sies actief waren.
Na de nederlaag van Napoleon bij Waterloo was de taak van het Fonds niet ten einde, integendeel, naast vreugde over de gelukkige afloop van de veldslag overheerste dankbaarheid jegens die landgenoten die deze triomf door hun moed en zelfopoffering mogelijk hadden ge maakt. Om de verminkten en hun families en tevens de families van de gesneuvelden financieel te ondersteunen organiseerde het Fonds direkt een nieuwe inzameling. Omdat duidelijk was dat de steun zich over een groot aantal jaren zou moeten uitstrekken, werd bij Koninklijk Besluit toestemming gegeven voor een jaarlijkse collecte halverwege de maand juni, wanneer de slag bij Waterloo werd her dacht. Een project dat het permanente karakter van het Fonds illu streerde was de oprichting van het Invalidenhuis te Leiden in 1818, waar alleenstaande "infirmen van Waterloo" onderdak werd geboden.
Vanzelfsprekend nam het aantal gevallen dat op grond van deelname aan deze slag in aanmerking kwam voor opname in het Fonds in de loop van de 19e eeuw af. Dit betekende echter niet dat het Fonds zijn bestaansrecht verloor. Ook invaliden en nabestaanden van ge sneuvelden van de Belgische Veldtocht van 1831 en van de strijd in de koloniën konden een beroep op het Fonds doen, zodat het aantal deelgerechtigden lange tijd vrij constant bleef. Omdat de opbreng sten van de collectes daarentegen voortdurend daalden, zagen de beheerders van het Fonds zich genoodzaakt strenge eisen aan de deelnemers te stellen en zelfs gedurende enige tijd een wachtlijst te hanteren. Tot 1845 hadden in totaal 3400 oorlogsinvaliden of nabestaanden van de mogelijkheden die het Fonds bood gebruik ge maakt. Dat deze deelgerechtigden geacht werden de hen toegekende uitkering deemoedig te aanvaarden sprak vanzelf. Wanneer men zich niet gedroeg zoals een plaatselijke commissie verlangde, betekende dat onherroepelijk intrekking van de gratificatie. In het Provin ciaal Archief van Groningen bevinden zich stukken met betrekking tot een dergelijk geval: de weduwe Harhuis uit Veendam weigerde zich te schikken in een in haar ogen onrechtvaardige beslissing van de plaatselijke commissie uit haar woonplaats en werd hiervoor gestraft met stopzetting van haar uitkering. Zelfs een verzoek schrift aan de koning kon deze maatregel niet ongedaan maken. * 
De inkomsten van het Fonds gaven rond 1900 een verdere daling te zien, waaraan ook de speciale aandacht bij de 100-jarige herdenking van de slag bij Waterloo niets kon veranderen. Omdat echter in deze tijd de aantallen "infirmen" eveneens sterk daalden, kwam het Fonds toch niet in financiële problemen.
In het jubileumjaar 1915 droeg het nog zorg voor 296 verminkten uit de oorlogen in Nederlands-Indi en nog voor 1 veteraan uit de Belgische Veldtocht. Men kon het werkterrein zelfs uitbreiden en ook bejaarde oud-militairen een kleine uitkering geven.
In de jaren '30 kwam er van bepaalde zijde kritiek op het Fonds. In een ingezonden stuk in de Provinciale Groninger Courant waarschuwde het Comit der Nooit-Meer-Oorlog-Federatie Kring Groningen als volgt:
"Het komt ons voor dat een dergelijke collecte in een tijd als dezen met zijn grooten financieelen nood en daarnaast het hunkerend verlangen naar ontwapening, allerminst op zijn plaats is en wij vragen ons af of de uitgaven van leger en vloot nog niet zwaar genoeg rusten op de schouders van het Nederlandsche volk. Wij raden de ingezetenen aan wel te willen overwegen voor welk doel deze collecte gehouden wordt en verzoeken aan ieder, die niet alleen tegen oorlog maar ook tegen oorlogstoerusting is, deze collecte niet te steunen". * 
De meeste Groningers zullen echter de mening van de redactie van de Courant hebben gedeeld dat het Fonds een "zuiver philantropische strekking" had, en derhalve werd de collecte tot en met 1939 op de kalender gehandhaafd.
Het archief is op 16 september 1958 door het Gemeentebestuur van Appingedam aan het Rijksarchief in Groningen overgedragen (aan winstnummer 1958/8).
Omvang: 0.15 m.
Inventaris

Kenmerken

Beschrijving:
Inventaris van het archief van het Fonds ter aanmoediging en ondersteuning van de gewapende dienst in de Nederlanden, district Appingedam
Bewerker:
E.J.G. Reker
Behoort tot collectie:
Rijk
Laatste Publicatie:
1986
Omvang:
0,12 m standaardarchiefberging
Categorie: