Uw zoekacties: Cornelis Alberts Gasthuis te Appingedam, 1704 - 1912

419 Cornelis Alberts Gasthuis te Appingedam, 1704 - 1912 ( Groninger Archieven )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
In de maand september van het jaar 1702 voelde Cornelis Alberts, koopman te Appingedam, zijn einde naderen, en hij maakte op 22 september ten overstaan van de burgemeesters van de stad Appingedam zijn testament. Kort daarna op 30 november, overleed hij.
Cornelis Alberts werd op 10 juli 1673 ingeschreven in het burgerboek van Appingedam, met de vermelding "als burgerzoon".
Mogelijk was Cornelis op 12 september 1631 te Appingedam geboren als zoon van Albert Geerts en Jitjen.
Op 6 april 1673 werd voor de derde maal het huwelijk afgekondigd tussen Cornelis Alberts en Peterke Peters, weduwe van Egbert Hindrix. Hoewel dit echtpaar twee kinderen liet dopen, nl. Yekje op 25 juli 1676, en Geert Alberts op 8 juli 1677, worden in het testament van Cornelis Alberts geen nazaten genoemd.
Tot universeel erfgenaam wordt benoemd Alegonda Schinkel, vrouw van de landrentmeester Conringh te Emden. Een zestal legaten, variërend van 50 tot 600 car.gld. bedragen in totaal 1850 car.gld., een huis, enige zilveren koppen en een beker. Verder liet hij aan de armen van de hervormde gemeente van Appingedam 1000 rijksdaalders in kontanten en twee stukjes land na. Deze stukjes land waren gelegen over de Hambrug. Het ene was genaamd "Het kleine Baakjen", het andere lag hier ten oosten van. De hervormde gemeente werd nog bedacht met 1000 car.gld.
Gasthuis
Bovendien moest er uit de boedel van Cornelis Alberts 6000 car.gld. uitgekeerd worden aan de kerkeraad, om van een gedeelte van het geld een huis met drie vertrekken te kopen. Dit huis was bestemd voor zes behoeftige, eerbare vrouwen die "ledematen van de waare gereformeerde religie" waren. De rente van de rest van dit bedrag moest jaarlijks aan deze vrouwen worden uitgekeerd. De kerkeraad hield toezicht op de gang van zaken en de administratie werd gevoerd door twee leden van de kerkeraad.
Het reglement van het gasthuis bevatte veel voorschriften. Zo mochten de weduwen geen kinderen bij zich laten wonen. Vrienden of vreemden mochten ze niet bij zich in huis nemen, niet overdag maar ook niet 's nachts. Als straf op het verstoren van de rust of het niet in vrede met elkaar leven werd het weekgeld ingetrokken. Maar bij ongehoorzaamheid of "volharding in boosaardige twistgierigheid" of het plegen van "ongerechtigheid" werd men uit het gasthuis gezet. De inwoonsters ontvingen een weekgeld en jaarlijks een hoeveelheid turf. Ze hadden elk evenveel recht op het hof, bleekveld en water of regenbak. Hiertegenover stond dat de helft van hun nalatenschap, zowel binnen als buiten het gasthuis, aan het gasthuis verviel. Daarom mocht niemand zijn goederen "bedektelijk, 't zij openbaarlijk" buiten het gasthuis brengen of verkopen. Bij ziekte van één der inwoonsters zijn de overigen verplicht haar te verzorgen. Het reglement werd na lezing of voorlezing door de nieuwe inwoonsters getekend.
De eerste zes vrouwen die het gasthuis betrokken, waren Deuwertjen Alberts, weduwe van de hopman Jacob Sighers, Hebelke Jacobs, weduwe van Reinder Pieters, Jevers Evers, Afiene Sasmerhusen, Anna Reynders, weduwe van Warnar Rijsbecks, en Neske Eckes.
Het gasthuis werd gevestigd in een pand aan de Spekkersgang, later Cornelis Albertsstraat genoemd. Deze straat werd in 1727 bestraat. Op de gevel stond het volgende opschrift:
GASTHUIS

Tot eere Gods ende dienst van BeHoeftige Weduwen der Gereformeerde Religie gestigt door den Seer Eer en Deugtsame Cornelius Alberts Salgr. in sijn levent Borger En Coopman der Stadt Appingedam In den Heere ontslapen Den 30 Novembris 1702. Symb. Want de Leifde van Christus Dringt ons. 2 Cor. 5 vs. 14
Op den duur bleek het gasthuis te klein voor zes vrouwen. In 1839 werd het daarom nog slechts door vier bewoond. Ook bleken de middelen niet meer voldoende om hiervan zes vrouwen te onderhouden. De inkomsten van het gasthuis bedroegen in 1839 268,80. Hiervan werd 40,-- besteed aan het onderhoud van het gebouw, en 194,80 aan voeding enz.
De vier dames waren in 1839 samen 295 jaar oud, zoals te lezen staat in de Staat der Godshuizen die door B. en W. ter invulling aan het gasthuis was gezonden. Daar deze instelling geheel onderhouden werd uit eigen fondsen en geen subsidie ontving, behoefde men deze staat in het vervolg niet meer in te zenden. In 1879 werd het gasthuis herbouwd.
Tot 19.. bleef het gasthuis bestaan. Het archief van het gasthuis werd in 1979 geschonken aan het Rijksarchief in Groningen. De indruk bestaat dat niet alle stukken overgebracht zijn.

Kenmerken

Beschrijving:
Inventaris van het archief van het Cornelis Alberts Gasthuis te Appingedam
Bewerker:
J. Meinema
Behoort tot collectie:
Rijk
Laatste Publicatie:
1988
Omvang:
1 m standaardarchiefberging
Archiefvormer(s):