289 Hervormde gemeente Pieterburen en Wierhuizen, (1670) 1677 - 1982 ( Groninger Archieven )
289
Hervormde gemeente Pieterburen en Wierhuizen, (1670) 1677 - 1982
Inleiding
Korte geschiedenis van de hervormde gemeente Pieterburen
289 Hervormde gemeente Pieterburen en Wierhuizen, (1670) 1677 - 1982
Inleiding
Korte geschiedenis van de hervormde gemeente Pieterburen
De naam Pieterburen wordt het eerst vermeld in een oorkonde uit 1371 (Oorkondenboek van Groningen en Drenthe, 589), waarin gesproken wordt over parochianen van Sint Pieter.
Veel is over de periode vóór de reformatie niet bekend, wel wordt in het Statenarchief een verzoekschrift aangetroffen van de laatste pastoor, Hottzo Henricus, die in 1596 om ondersteuning vraagt nadat hij uit Pieterburen is verdreven. (Statenarchief, inv. nr. 456)
De eerste hervormde predikant die in het archief vermeld wordt is Alardus à Besten, die van 1609 tot 1634 predikant was in Pieterburen. (Zie bijlage A voor een lijst van predikanten zoals die gevonden wordt in het kerkeboek onder inv. nr. 1 )
In 1673 werd Pieterburen gecombineerd met Wierhuizen, dat ook de kerk in Pieterburen ging gebruiken nadat door de kerstvloed van 1717 de kerk van Wierhuizen was verwoest.
De collatierechten bleven door de kerkorde van 1595 gehandhaafd, en in Pieterburen vergaarden de heren van Dijksterhuis geleidelijk de meerderheid van het aantal stemmen en werden zo primair collator.
Na het overlijden van Gerhard Alberda van Menkema werden diens collatierechten in 1904 aangekocht door de hervormde gemeente.
Naast het benoemingsrecht oefenden collatoren ook het beheer over de kerkelijke goederen uit, de Ommelander kerkorde eiste benoeming van twee of drie kerkvoogden als toezichthouders op het beheer.
Gewoonlijk beheerde de predikant van Pieterburen de boekhouding, en legde hij eenmaal per jaar rekening en verantwoording af aan de heer van Dijksterhuis.
Betalingen vonden op een of meer dagen per jaar plaats op kerkrekendagen, die gehouden werden in het rechthuis.
In 1773 stelden de Staten bij reglement vast dat collatoren en kerkvoogden een register op moesten maken van bezittingen, inkomsten en uitgaven, en dat de boekhoudend kerkvoogd eenmaal per jaar aan zijn medekerkvoogden en om de drie jaren aan Gedeputeerde Staten rekening moest afleggen. De neerslag van deze regeling wordt gevonden in de inventarisnummers 156-168 en 177 en 179.
De nummers 174-176 bevatten jaarlijkse overzichten van inkomsten en uitgaven, waarbij voor de inkomsten verwezen wordt naar de betreffende folio's in het staatboek, en voor de uitgaven naar de op de kwitanties van dat jaar aangebrachte nummering.
De staatboeken vermelden de bezittingen van de kerk, met name van het landeigendom, met vermelding van de namen van de meiers en de hoogte van de jaarhuur.
Ook na 1795 bleef het beheer van de kerkelijke goederen berusten bij de heer van Dijksterhuis, en toen in 1821 het College van Toezicht op de kerkelijke administratie der hervormden in de provincie Groningen verzocht om een lijst op te maken van personen die in aanmerking kwamen voor de benoeming tot kerkvoogd of notabele, plaatste de kerkeraad Alberda van Dijksterhuis boven aan deze lijst, en was hij het die in 1822 het eerste college van kerkvoogden en notabelen installeerde, terwijl hijzelf tot administrerend kerkvoogd werd benoemd.
Het K.B. van 9 februari 1866 dat het beheer van de goederen van de hervormde kerk vrij maakte van staatstoezicht, leidde in Pieterburen tot een strijd over de vraag hoe de goederen in het vervolg beheerd zouden moeten worden.
Er waren namelijk twee mogelijkheden, vrijwillige onderwerping aan het College van Toezicht, of vaststelling van een plaatselijk reglement op het beheer.
Pieterburen koos voor de tweede mogelijkheid, er werd een voorlopig college van kerkvoogden benoemd, en op 29 december 1869 werd het reglement door de stembevoegde lidmaten goedgekeurd. (inv. nr. 19)
In 1871 bleek een groepering alsnog voor toezicht door het provinciaal college te zijn, onder wie Alberda van Dijksterhuis en de predikant, Dons.
Deze groepering hield een stemming, die ten gunste van toezicht door het provinciaal college uitviel.
De zittende kerkvoogden weigerden echter de administratie over te dragen, en ook werd een eis daartoe door de rechtbank in Appingedam en in hoger beroep door het hof in Groningen afgewezen, op grond van het feit dat de gehouden stemming onwettig was.
In 1963 vormde de gemeente Pieterburen-Wierhuizen een combinatie met die van Hornhuizen- Kloosterburen.
In 1985 vond een algehele fusie plaats, en ontstond de gemeente Dijksterburen.
laatste wijziging 15-12-2022
287 beschreven archiefstukken
2 gedigitaliseerd
totaal 168 bestanden
Bijlage
laatste wijziging 15-12-2022
287 beschreven archiefstukken
2 gedigitaliseerd
totaal 168 bestanden
Inventaris
laatste wijziging 15-12-2022
287 beschreven archiefstukken
2 gedigitaliseerd
totaal 168 bestanden
Kenmerken
Beschrijving:
Inventaris van de archieven van de hervormde gemeente Pieterburen en Wierhuizen
Bewerker:
A.H. Beuse en M. Visch
Behoort tot collectie:
Rijk
Laatste Publicatie:
2010
Laatste uitvoer:
14-12-2022
Omvang:
2,5 m standaardarchiefberging
Bijzonderheden:
Betreft bewerking van een eerdere versie uit 1989
Licentie:
Categorie:
Archiefvormer(s):
laatste wijziging 15-12-2022
287 beschreven archiefstukken
2 gedigitaliseerd
totaal 168 bestanden