Uw zoekacties: Waterschap De Uithuizerpolder, (1826) 1863-1977

2800 Waterschap De Uithuizerpolder, (1826) 1863-1977 ( Groninger Archieven )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. Kerngegevens
2. Enige historische gegevens
2800 Waterschap De Uithuizerpolder, (1826) 1863-1977
Inleiding
2.
Enige historische gegevens
Organisatie: Groninger Archieven
De landaanwinning langs de noordkust van Groningen heeft met de indijking van de Noordpolder in 1811 een nieuwe impuls gekregen. Deze polder is onder toezicht en met goedkeuring van de gewestelijke overheid tot stand gekomen. *  De volgende inpolderingen in het Hunsingokwartier zijn, met uitzondering van de Emmapolder, volgens hetzelfde stramien uitgevoerd.
Bij de voorbereidingen tot de indijking van de Noordpolder, die het voorland van de dijkrechten van Westernieland (deels), Den Andel, Warffum en Usquert omvatte, worden de oostelijk daarvan gelegen kwelders, die naar de kaart van Th. Beckering (ca. 1781) te oordelen al behoorlijk groot waren, in het geheel niet genoemd. Op bladzijde één van het Journaal van de indijking *  wordt verteld dat de initiatiefnemers al enige jaren vóór 1805 met de werkelijke voorbereidingen zijn begonnen. Daarbij is vermoedelijk naar voren gekomen dat de bezitters van de kwelders achter Usquert en Uithuizermeeden nog niet warm liepen voor (de kosten van) een indijking.
Na de totstandkoming van de Noordpolder hebben de bezitters van die kwelders zich blijkbaar gerealiseerd dat de tijd rijp was voor een veiligstelling van hun bezit. In 1817 is een eerste poging gewaagd de kwelder achter Uithuizen in te dijken. Uit resoluties van G.S. van het tweede halfjaar van 1817 blijkt dat belanghebbenden zich op 28 oktober in het provinciehuis konden uitspreken over de plannen. De dag daarop rapporteerde de commissie van onderzoek dat bij stemming was gebleken dat, naar oppervlakte van de in te dijken gronden gerekend, 461 grazen vóór en 653 ½ grazen tegen de aanleg van een dijk was. * 
Afgaande op het aantal van 1.114 grazen, samen ongeveer 550 ha., en in vergelijking met de belastbare vlaktemaat van de polder van 914 ha. in 1857 neem ik aan dat de geprojecteerde dijk minder ver naar het noorden zou worden gelegd dan de tegenwoordige dijk.
Na de stormvloeden van 3 en 4 februari 1825 heeft het provinciaal bestuur onderzoek doen instellen naar de hoogten van de dijken van de dijkrechten en de zijlvesten die met het beheer van dijken waren belast. Zonder uitzondering moesten in alle dijkvakken verbeteringen worden uitgevoerd. De dijk van de Noordpolder, die er nog maar veertien jaar lag, moest over de gehele lengte worden verzwaard. Volgens een overzicht van juni 1825 was in het dijkrecht van Uithuizen een bedrag van Hfl. 9.000,-- geraamd voor de verzwaring van de middendijk, d.w.z. de zeventiende-eeuwse dijk, die in 1718 na verzwaring op last van de provincie de nieuwe provinciale zeedijk was geworden. In april hadden G.S. de dijkrechters van Uithuizen een brandbrief gezonden over het niet onder schouw staan van de gehele zeedijk en het niet bijdragen in de kosten van een deel van de uiterdijkslanden. * 
De organisatie van de dijkrechten was, zoals ook al was gebleken bij de inpoldering van de Noordpolder, niet geschikt voor het maken van voorbereidingen en het uitvoeren van plannen voor de winning van nieuw land. Op initiatief van enige kwelderbezitters is opnieuw besloten een poging te wagen om goed bouwland te winnen. In november 1825 richtten F.J. Alma c.s., provisionele volmachten ‘ter indijking van de kwellerlanden achter Uithuizen’, zich tot het bestuur van de Noordpolder om toestemming tot het aansluiten van de te leggen dijk aan die van de Noordpolder. * 
Hoewel er toen nog geen overeenkomst met de Noordpolder was kwamen belanghebbenden op uitnodiging van de gouverneur van de provincie op 23 december 1825 op het provinciehuis bijeen; de uitslag van de gehouden stemming vóór of tegen de indijking was positief. * 
In samenwerking met mr. H.O. Feith te Groningen heeft het voorlopige bestuur vaart gezet met het ontwerpen van verschillende stukken. Het Plan van indijking, negotiatie en bestuur, dat wil zeggen een omschrijving van de werkzaamheden van de indijking en bijbehorende werkzaamheden, een raming van kosten, een plan van geldlening en een bestuursreglement in één, is goedgekeurd bij koninklijk besluit van 12 mei 1826, nr. 113. Bij hetzelfde besluit is ook een bestuur benoemd, bestaande uit Derk Sebes Bonthuis, Jan Simens Bos, Hendrik Berends Muller en Berend Klasens Westerdijk.
Het daarna ontworpen bestek en conditiën van de bedijking is bij besluit van de gouverneur van 8 juni 1826 goedgekeurd. Volgens art. 20 moest de gehele dijk afgewerkt zijn op 15 oktober 1826. Gezien het gevorderde seizoen konden de werken echter niet meer in 1826 worden uitgevoerd. De aanbesteding van de werken, bestaande uit de aanleg van de dijken en het maken van een stenen pomp heeft plaatsgevonden op 20 september 1826. Het bestek voor de dijken is gegund aan Lambertus Helmans te Uithoorn voor Hfl. 47.900,-- en Hendrik Harmen Schoenmaker te Goor voor ƒ 43.000. Het bestek voor het maken van de stenen pomp, d.w.z. de uitwateringsduiker in de noorderdijk, is gegund aan Evert Jans Marema, timmerman te Uithuizen, voor Hfl. 11.100,--. De processen-verbaal zijn opgemaakt door mr. A.J. van Roijen, notaris te Onderdendam. Eén van de getuigen was Gerrit Dusseldorp, opziener van ’s rijks zeeweringen te Onderdendam, die waarschijnlijk de directie over de werken heeft gevoerd. * 
Hoewel er geen notulen, begrotingen en rekeningen en kasboeken van 1825 tot 1856 bewaard zijn gebleven, is toch door enige losse stukken en gegevens van na 1856 bekend hoe het de Uithuizerpolder in die tijd is gegaan. Naar de overeenkomst van 2 december 1837 met het voorlopige bestuur van de Oostpolder heeft de Uithuizerpolder in 1840 een duikersluis in de oosteropdijk gelegd ten behoeve van de uitwatering op de bermsloot van de Oostpolder.
Aan het voorschrift van art. 26 van het plan van indijking om de kosten van aanleg van de stenen pomp en de algemene afwatering voor 1/3 ten laste te brengen van ‘de Uiterdijksche of tusschendijksche’ landen, waarvoor de begrotingen en de rekeningen in twee afdelingen opgemaakt hadden moeten worden, is geen uitvoering gegeven; in 1827 waren de bezitters van het uiterdijksland en de polder dezelfde personen, waardoor een afzonderlijke omslag nodeloos ingewikkeld zou zijn.
Een doorlopende staat van volmachten (bestuursleden) kan met de voorhanden stukken niet worden gemaakt. Derk Hindriks Nanninga, houtkoper, olieslager en burgemeester van Uithuizen, heeft tot 1857 als secretaris-boekhouder gefunctioneerd.
De oprichting en reglementering van waterschappen in de provincie Groningen is ingeleid door de vaststelling van het Grondreglement voor de waterschappen (december 1852). De Uithuizerpolder is één van de 53 corporaties die een ontwerp voor een reglement heeft ingezonden.
In het Provinciaal blad van 1856 zijn onder de nrs. 63-65 de reglementen voor de waterschappen Noordpolder, De Uithuizerpolder en De Oostpolder opgenomen. Deze volgorde en de clustering van de waterschappen is niet toevallig, aangezien de drie polders zijn uitgebreid met de dijkrechten en uiterdijkslanden ‘ten zuiden van den polder gelegen’. Over de opheffing van de dijkrechten is met geen woord gerept, en dientengevolge zijn de archieven van die organisaties maar mondjesmaat bewaard gebleven.
De drie reglementen zijn alle zeer uitgebreid. De in de contracten van bedijking vastgelegde afspraken over de bijdrage in de kosten van de afwatering van de uiterdijkslanden zijn nu dwingend voorgeschreven. Dit betekende voor het waterschap De Uithuizerpolder dat de begrotingen en de rekeningen vanaf 1857 in twee afdelingen zijn verdeeld. Na de aflossing van de geldlening van 1827 in 1871 en de verkoop van de oosteropdijk in 1876 en 1877 omvatte het beheer van de belangen van het oude land en het nieuwe land eigenlijk alleen nog de afwatering. In het reglement van 1895 komt de tweedeling van het financieel beheer niet meer voor.
Na de indijking van de Oostpolder (1840), de Eemspolder (1876) en de Lauwerpolder (1892) is de Uithuizerpolder een waterschap zonder zeedijk geworden, waarin niet veel omging. Het ontslag van de ontvanger G. Bakker in 1909 en het kort daarop volgend ontslag van zijn opvolger A. Scheering, die een aanzienlijk kastekort ontdekte, was in 1911 voor het bestuur aanleiding te trachten de eerstgenoemde ontvanger in rechte te vervolgen. Door gebrek aan onomstotelijk bewijs van de vermoede malversaties is de hele zaak op niets uitgelopen. Het geconstateerde tekort is in 1914 als oninbaar afgeschreven.
In 1938 is door het TBUW een rapport opgesteld betreffende het maken van een hulpbemaling voor de Uithuizer- en de Oostpolder. Vanaf 1952 is het waterschap betrokken geweest bij omvangrijke(re) plannen voor een gemeenschappelijke afwatering en/of bemaling. De concrete uitwerking van een nieuw plan heeft na de opheffing van de Noordoostelijke Kustpolders in 1977 haar beslag gekregen.
3. Vernietigingen verkrijging der archiefbescheiden

Kenmerken

Beschrijving:
Inventaris van het archief van het waterschap De Uithuizerpolder
Bewerker:
K.A.M. Engbers en A.L. Hempenius
Behoort tot collectie:
Waterschap Noorderzijlvest
Laatste Publicatie:
2011
Omvang:
0.75