Uw zoekacties: Groninger Waterschapsbond, (1922) 1925-1999

2758 Groninger Waterschapsbond, (1922) 1925-1999 ( Groninger Archieven )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Historisch overzicht
2758 Groninger Waterschapsbond, (1922) 1925-1999
Inleiding
Historisch overzicht
Organisatie: Groninger Archieven
Op 2 januari 1922 deelde de heer R.P. Dojes, voorzitter van het waterschap Hunsingo, in de vergadering van gecommitteerden uit het hoofdbestuur mede, dat er pogingen werden gedaan ‘om in deze Provincie te komen tot de oprichting van een bond van Waterschappen, zooals er in andere Provinciën reeds eenige zijn’. *  In een vergadering van vertegenwoordigers van de zeven grote waterschappen (Duurswold, Fivelingo, Hunsingo, Oldambt, Reiderland, Westerkwartier en Westerwolde) was dit onderwerp al behandeld en algemeen toegejuicht. Dojes betoogde dat zo’n bond in deze provincie met de vele waterschappen veel gemeenschappelijke belangen zou kunnen bespreken en ook tegenover G.S. sterker zou staan dan een enkel waterschap.
Ondanks de interesse van de grote waterschappen kwam het niet direct tot oprichting van een bond. Bij hun verzet tegen de invoering van de Pensioenwet 1922 (Staatsblad, 1922, nr. 240) bewandelden de Groninger waterschappen verschillende wegen: de grote waterschappen bespraken hun grieven met de griffier van P.S. met het gevolg dat G.S. bij de Minister van Financiën reclameerden, terwijl de kleine waterschappen afzonderlijk en verenigd enige verzoekschriften bij de minister indienden. * 
De plannen voor de oprichting van een algemene bond werden doorkruist door negen waterschappen, die zich in 1923 verenigden in de Bond van Kustwaterschappen. *  In de vergadering van het hoofdbestuur van Hunsingo op 17 januari 1923, waar de oprichting van die vereniging ter sprake kwam, kantte Dojes zich fel tegen deelname van Hunsingo aan die bond; hij hield de kustwaterschappen voor dat hun belangen even goed in een grote bond behartigd konden worden.
Nadat de gemoederen in waterschapsland tot rust waren gekomen zijn de plannen voor een algemene vereniging verder uitgewerkt. Op 9 januari 1925 is een gedrukte circulaire, ondertekend door bovengenoemde R.P. Dojes, aan de besturen der waterschappen en aan de eigen administratie bezittende onderdelen van waterschappen gezonden. De eerste zin van de circulaire luidt: ‘Op het voorbeeld van hetgeen in dezen in verscheidene andere provinciën reeds is geschied, is het denkbeeld opgekomen, ook in de provincie Groningen over te gaan tot de oprichting van een bond van waterschappen, welke zich de behartiging van waterschapsbelangen in den ruimste zin des woords ten doel zal stellen’. Op 24 maart 1925 is in een vergadering te Groningen tot oprichting van de Groninger Waterschapsbond besloten. Ruim zestig waterschappen waren daarbij vertegenwoordigd, maar slechts negentien werden lid. In het aan de waterschappen toegezonden ontwerp van de statuten was voorzien in de vorming van een bestuur van vijf leden. In afwijking daarvan is een bestuur van zeven leden gekozen. De eerste voorzitter werd Hunsingo’s voorzitter R.P. Dojes. Als secretaris fungeerde aanvankelijk mr. H.M. Wijnne, die in 1926 werd opgevolgd door mr. J.J.A.F. Greebe; beiden waren werkzaam op de provinciale griffie. Het bestuur wees het sinds 1916 verschijnende blad Waterschapsbelangen als verenigingsblad aan. De statuten van de vereniging zijn bij K.B. d.d. 29 augustus 1925, nr. 54 goedgekeurd. In 1927 sloot de Groninger bond zich aan bij de toen opgerichte Unie van Waterschapsbonden c.q. Unie van Waterschappen.
Met grote voortvarendheid wierp het bondsbestuur zich op allerlei kwesties en problemen, die de waterschappen aangingen. Van de zijde van de provinciale griffie kreeg de bond dadelijk veel medewerking; een officiële erkenning van G.S. viel de bond in 1928 ten deel, toen zij de Bond om advies vroegen betreffende classificatie van gronden.
Vanaf 1930 verflauwden de activiteiten van de Bond. Een poging om tot een fusie met de ‘Vereeniging van waterschappen met electrische bemaling’ te komen (1931) liep op niets uit. * 
In 1937 werd de Bond nieuw leven ingeblazen, maar vooral na de Tweede Wereldoorlog breidden de werkzaamheden zich sterk uit; verscheidene commissies brachten rapporten en adviezen uit en vertegenwoordigers van de Bond namen zitting in tal van regionale, provinciale en landelijke werkgroepen en commissies.
Het ledental van de Bond kwam door een gerichte ledenwerfactie in 1926 op zestig. In de volgende dertig jaar is het ledental gestaag opgelopen tot een totaal van 176 in 1957. Tot vervelens toe komt in de jaarverslagen van mr. J. Buwalda, van 1931 tot 1966 secretaris-penningmeester van de Bond, de zinsnede voor dat nog maar een klein deel of de helft van het aantal waterschappen in de provincie lid van de Bond is.
Een jaarlijks terugkerend evenement waren de excursies naar waterstaatswerken in binnen- en buitenland: de eendaagse, maar soms ook tweedaagse excursies hadden een grote aantrekkingskracht op de bestuursleden van de kleine waterschappen in de provincie, zodat het vertrek een enorme ‘volksverhuizing’ teweeg bracht.
In samenwerking met de Vereniging voor Hoger Landbouwonderwijs en anderen kwam in 1957 de organisatie van een cursus voor bestuursleden van waterschappen van de grond.
De samenwerking van de twee Groninger waterschapsbonden bij de samenstelling van het Dijkenrapport (1955) werd in 1957 bestendigd met de benoeming van mr. T.J.C. Meeus, secretaris-penningmeester van de Bond van Kustwaterschappen, tot adviseur van de Groninger Waterschapsbond. * 
Na de oprichting van het waterschap Ommelanderzeedijk (1967/1968) en de opheffing van verschillende kustwaterschappen verloor de Bond van Kustwaterschappen grotendeels zijn bestaansgrond. Mr. Meeus trad terug als secretaris, waarna de Groninger Waterschapsbond de belangen van de overblijvende kustwaterschappen is gaan behartigen.
De opheffing van de ‘kleine’ waterschappen, die in de tweede helft van de jaren ’60 een grote vlucht nam, beroofde de Bond in golven van een groot deel van de leden. Het werk van de Bond is echter, getuige de omvang van het archief van de laatste dertig jaar, explosief toegenomen.
Landelijke ontwikkelingen met betrekking tot het waterschapsbestel, intensivering van het periodiek overleg met G.S., en geheel nieuwe aandachtspunten als de zuivering van afvalwater, de bodemdaling door aardgaswinning, de bestrijding van muskusratten en last but not least de samenvoeging van de boezemwaterschappen tot vier deels interprovinciale waterschappen hebben de secretarissen en de werkgroepen en commissies heel veel werk bezorgd. Na de vorming van de waterschappen Noorderzijlvest en Hunze en Aa’s (1995) zijn de werkzaamheden van de Bond drastisch afgenomen. De laatste ledenvergadering is op 24 november 1995 gehouden, de maandelijkse bestuursvergaderingen zijn gereduceerd tot bijeenkomsten per kwartaal. Op 1 december 1999 is de Bond feitelijk opgeheven.
De opheffing van de Groninger Waterschapsbond heeft plaatsgevonden in een bijeenkomst in het waterschapshuis van Eemszijlvest te Appingedam na de officiële opening van een grote waterschapstentoonstelling in het Museum Stad Appingedam. De bond heeft subsidies verleend aan deze manifestatie en de uitgave van: E.O. van der Werff en A.L. Hempenius, Waterschappen in Groningen. Ontwikkelingen tot het jaar 2000 (Bedum 1999). * 
Vanaf de oprichting van de Unie van Waterschapsbonden in 1927 is de Groningse afvaardiging een belangrijke pijler van de Unie geweest. De pogingen tot reorganisatie van de Unie in 1939 en 1946 stuitten hier dan ook op grote tegenstand, omdat men vond dat de autonomie van de provinciale bonden onaangetast moest blijven. Een andere zaak, die de waterschapsbesturen aanvankelijk ernstig verdeelde, was de roep om een bank voor de waterschappen. Met een uitspraak als ‘boerengeld moet in boerenhand blijven’ gaven de besturen aan dat ze niet van zins waren de financiering van waterschapswerken aan de sfeer van de plaatselijke en regionale (boerenleen)banken te onttrekken. In de opbouwperiode na de Tweede Wereldoorlog was het echter bijzonder moeilijk om aan de kapitaalbehoefte van de waterschappen te voldoen. De Unie van Waterschapsbonden slaagde er in 1952-1953 in twee geldleningen van aanzienlijke omvang voor de waterschappen te verzorgen, maar kon daar met haar zwakke structuur niet mee doorgaan. In 1954 is de Nederlandse Waterschapsbank opgericht, die als een solide verschaffer van kapitaal aan waterschappen en publiekrechtelijke instellingen niet meer uit de bankwereld valt weg te denken.
De eigenaardige constructie van provinciale bonden verenigd in een landelijke vereniging van bonden, die in principe geen belangenbehartiger was van de bij de provinciale bonden aangesloten waterschappen, is in 1969 opengebroken. De toen gevormde Unie van Waterschappen, gevestigd te ’s-Gravenhage, is een evenknie van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (1912). De provinciale waterschapsbonden zijn blijven bestaan, maar de verhouding met de Unie is ingrijpend gewijzigd; de bonden werden een kiescollege voor het bestuur van de Unie. De bij de bonden aangesloten waterschappen werden automatisch lid van de Unie.
De in de jaren zestig en zeventig in geheel Nederland op gang gekomen samenvoeging van kleine waterschappen, de daaropvolgende vorming van zeer grote waterschappen en de opheffing van de provinciale bonden hebben de Unie niet onberoerd gelaten. Door deze ontwikkelingen is de Unie enerzijds, door het afstoten van diensten voor centrale inkoop en verzekeringen van de aangesloten waterschappen, van overtollige franje ontdaan, en is zij anderzijds centrale pleitbezorger geworden van de overblijvende leden-waterschappen.
De organisatie
Geschiedenis van het archief
Verantwoording van de inventarisatie
Aanwijzingen voor de gebruiker

Kenmerken

Beschrijving:
Inventaris van het archief van de Groninger Waterschapsbond
Bewerker:
A.L. Hempenius
Behoort tot collectie:
Waterschap Noorderzijlvest
Laatste Publicatie:
2009
Laatste uitvoer:
13-04-2021
Omvang:
4.45