Uw zoekacties: Ommelander Archieven, 1558 - 1862

2 Ommelander Archieven, 1558 - 1862 ( Groninger Archieven )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. Inleiding
2. Het archief
2 Ommelander Archieven, 1558 - 1862
Inleiding
2.
Het archief
ead-typering:
custodhist
Organisatie: Groninger Archieven
Voordat de Ommelander heren een eigen bestuursorganisatie gingen inrichten, vóór 1558 dus, kan men geen neerslag daarvan verwachten in de vorm van archiefstukken. Toch bevat het Ommelander archief oudere bestanddelen, van verschillende herkomst, zoals verbondsbrieven van de afzonderlijke landschappen en andere oorkonden. Ook deze landschappen en hun onderdelen, bezaten geen permanente besturen, zodat we kunnen aannemen, dat hun gewichtige stukken werden bewaard in een klooster, in een kerk of bij een der leidende hoofdelingen *  . Misschien werden ze later ook geborgen in de gemene landskisten, welke dienden om gemeenschappelijke gelden te bewaren. Al vroeg, in 1428 *  ., worden deze genoemd.
Hoewel de Ommelanders na 1558 eigen ambtenaren gingen aanstellen, hadden ze nog geen eigen bestuurszetel. Ze vergaderden op het raadhuis te Groningen of - en steeds meer - in het Minderbroederklooster aldaar. Het zich vormende archief werd nog niet tezamen gehouden, maar bleef bij de ambtenaren die er direct belang bij hadden, de financiële bescheiden dus bij de rentmeester, de overige bij de syndicus en de secretaris, voornamelijk bij de eerste. Zo weten we, dat de 22e oktober 1571 enige gecommitteerden de gemene landskist lieten openen en de inhoud hebben laten inventariseren: financiële bescheiden en gemunt geld. Deze kist stond in het Oosterwierumer huis te Groningen. Het was een commissie bestaande uit evenveel vertegenwoordigers van de Stad als van de Ommelanden, benevens de secretaris van de Hoofdmannenkamer. Men kan deze stukken beschouwen als behorende tot het archief van Stad en Lande gemeenschappelijk. De ontwikkeling, welke aanvankelijk in de richting van een gemeenschappelijk gewestelijk bestuur leek te gaan, werd evenwel in 1558 afgebroken. De landsrentmeester werd een Ommelander rentmeester - de gelden waren ook afkomstig uit de Ommelanden - en zo kwamen ook de in 1571 genoemde stukken, mag men aannemen, aan de Ommelanden. Weinig is er meer van over. De 18e juni 1572 stonden de Gedeputeerden der Ommelanden hun rentmeester Harmannus Wijnbrugge toe een schrijn of lade te doen maken voor de bewaring van proces- en andere stukken.
Omtrent de onder de syndicus berustende bescheiden worden we ingelicht na de dood van de syndicus Peter van Zijl. Zijn weduwe had de landskisten laten overbrengen naar het huis van de rentmeester, waar ze de 12e oktober 1574 door een commissie werden geopend. Ook van de inhoud van deze kisten werd een inventaris opgemaakt. Behalve stukken van na 1558 vindt men ook oudere, afkomstig van de vroegere landschappen opgenoemd. De 9e december 1574 leverde Ailco Wijnken de zegelstempels van Hunsingo en Fivelgo over aan de Ommelander rentmeester ter bewaring in de gemene landskist. Minder voor de hand liggend is de aanwezigheid van een aantal stukken, nu nog de oudste bestanddelen van het Ommelander archief, behoord hebbend aan het klooster Aduard. Aangezien het in hoofdzaak handelsprivileges zijn voor dit klooster, mag men aannemen, dat de abt, een van de belangrijkste leden der Ommelander Staten, ze ter beschikking heeft gesteld voor de verdediging der Ommelander vrijheden tegenover de Stad. Voor een terugbrengen in het kloosterarchief is des te minder reden, omdat dit archief op een enkel stuk na verdwenen is.
Aangezien Stad en Ommelanden vóór 1594 geen gemeenschappelijk bestuursapparaat bezaten, kwamen de ook aan de Staten van het gewest gerichte brieven terecht bij Ommelander of Groninger autoriteiten en dus in hun archieven. Ze zijn daarbij gelaten, omdat de vorming van Statenarchief vóór 1594 een onjuist beeld zou geven van de werkelijke toestand.
Omtrent de lotgevallen der archivalia tijdens de gevangenschap der Ommelander heren in 1577 en hun ballingschap van 1580 - 1594 zijn we slecht ingelicht, maar we mogen aannemen, dat er in die tijd veel verloren is gegaan of in andere handen geraakt.
Na de reductie van Groningen in 1594 werd de toestand meer stabiel. Het archief, althans het grootste gedeelte ervan, berustte bij de syndicus Verrutius en werd na zijn dood ten huize van zijn weduwe door een Ommelander commissie geïnspecteerd op 10 januari 1602. De stukken werden geborgen in twee kisten, waarvan de ene de oude landskist was; de andere werd aangekocht. De sleutels werden toevertrouwd aan enige gecommitteerden.
De 24e november 1619 werd er wederom een commissie aangesteld om de landsbrieven te visiteren. Er blijken dan drie kisten te zijn, staande in het huis van de syndicus. Omtrent de inhoud wordt ons evenwel niets medegedeeld.
De woning van de syndicus was het voormalig Oosterwierumerhuis achter de Muren, thans Schoolstraat, dat, geseculariseerd door de Provincie, met ingang van Pasen 1613 werd verhuurd aan syndicus Gockinga voor ruim ? 100. Deze som was en bleef in de volgende rekeningen een memoriepost, een tegemoetkoming dus aan de Ommelanden, die nu voor hun syndicus geen huishuur hoefden te betalen. Ook na de dood van Gockinga bleef het huis bij de Ommelanden in gebruik als woning voor hun syndicus, soms voor hun secretaris. Het onderhoud betaalden de Ommelanden reeds in 1632. Daar ten huize van de syndicus de Gecommitteerde Raden in de regel vergaderden, kreeg het huis langzamerhand de naam Ommelander huis. Later kwam er, waarschijnlijk na vertimmering, ook wel de Ommelander landdag bijeen. De grote Ommelander landdag, voorafgaande aan de provinciale, bleef bijeenkomen op het provinciehuis, tenzij men met het oog op de geschillen met de Stad in de Ommelanden zelf vergaderde.
De 26e juli 1781 besloten de Provinciale Staten in verband met de grote verkoop van gewezen kloostergoederen alle memorieposten op de rekening weg te laten. Blijkbaar is zo het Ommelander huis stilzwijgend van provinciaal Ommelander eigendom geworden en als zodanig ook in de 19e eeuw verkocht, het gedeelte, bewoond door de vroegere syndici in 1825, het gedeelte met de vergaderlokalen in 1872.
In het Ommelander huis werden de archieven bewaard, voorzover ze niet bij secretaris of rentmeester berustten. Ook hadden de syndici ten provinciehuize een kast *  In 1634 *  werd een eiken kast gemaakt voor de bewaring der rekeningen en andere stukken, in 1651 een cassa. In 1647 tijdens de "separate" Ommelander regering zijn de archieven een korte tijd naar Appingedam overgebracht geweest ten huize van de rekenmeester Hendrick Smidt.
Af en toe wordt er ook melding gemaakt van commissies voor het inventariseren der stukken, zo op 20 mei 1641, 20 juli 1642, 12 mei 1651, 9 januari 1653 en later. De 10e april 1668 werd aan enige heren gecommitteerden, "gebesoigneert" hebbende omtrent het inventariseren van de Ommelander "confuse" archieven, ? 819 betaald *  . De inventarissen welke bewaard gebleven zijn, dateren uit de 18e eeuw; ze zijn onvolledig en thans onbruikbaar.
Het is bekend *  , dat bij K.B. van 13 juni 1824 in Groningen een "provinciaal archief" werd gecreëerd. Daarin werden bijeengebracht de archivalia in de provincie Groningen aanwezig, eerst de oude charters uit overheidsarchieven, later ook van kerken, gasthuizen en particulieren, tenslotte ook de andere stukken. Ze zijn met elkaar vermengd, in tijdrekenkundige volgorde gelegd en aldus beschreven en uitgegeven in het zgn. register Feith *  . Ook het Ommelander archief deelde dit lot, voorzover de beheerders van de Ommelander kas het niet nodig hadden voor hun eigen administratie. Toen deze kas door het Rijk in beslag genomen werd, werden door de Commissaris des Konings de 8e januari 1863 de titels en verdere bescheiden benevens het archief enz. overgedragen aan de directeur der registratie en domeinen in de provincies Groningen en Drenthe. Dit betrof uitsluitend de niet naar het "provinciaal archief" overgebrachte stukken. Waar deze bescheiden gebleven zijn, is mij niet bekend. De wèl overgebrachte stukken bleven vermengd met andere archivalia in chronologische volgorde in het provinciaal, later Rijksarchiefdepot bewaard.
In 1900 is mr. P.G. Bos, na zijn benoeming tot adjunct-commies aan het Rijksarchief te Groningen, begonnen aan de omwerking van het chronologisch samengestelde Register tot een systematische indeling; in 1904 maakte hij een aanvang met de reconstructie van het Ommelander archief. De volledige inventarisatie kon noch door hem noch door zijn opvolgers voltooid worden, zolang de zgn. splitsing van de gehele archiefverzameling in een Rijks- en gemeentelijk gedeelte niet tot stand gekomen was.
Op de eerste naar de Archievenkamer sinds 1824 overgebrachte bescheiden is de herkomst uit het Ommelander archief aangetekend, later is dit wel eens verzuimd. Mr. H.O. Feith (II) heeft een tijd lang de gewoonte gehad de nieuw verworven stukken te merken met "archief der provincie Groningen", daarmee de eigendom en niet de herkomst aanduidend. In het bijzonder is dit het geval met de collectie welke in 1866 van de boekverkoper C.L. van Langenhuysen te Amsterdam werd aangekocht en die grotendeels uit het Ommelander archief bleek te zijn afgedwaald. Van vele in de inventaris opgenomen stukken is dus niet met zekerheid uitgemaakt of ze tot het Ommelander archief behoren.
De nu tot stand gekomen inventaris is gedeeltelijk het werk van mijn voorgangers, gedeeltelijk van mij.
De afscheiding van het archief uit de overige bestanddelen van het depot had voor het grootste gedeelte reeds haar beslag gekregen voor mijn komst. Bij de voortzetting van deze splitsing zijn echter nog talrijke stukken aan het Ommelander archief toegewezen. Ook de inhoud was reeds voorlopig beschreven op fiches. Gedeeltelijk heb ik deze beschrijving over kunnen nemen, vooral van die der stukken vóór de reductie. De indeling is echter geheel van mijn hand. Uit de 18e-eeuwse inventarissen bleek niets van een rangschikking der losse stukken om een reeks resolutieboeken, wèl iets van de samenvoeging in dossiers of naar onderwerpen. Door de tijdrekenkundige orde van de heren Feith waren ook de talrijke procesdossiers uit elkaar gehaald. Zoveel mogelijk zijn deze gereconstrueerd, ook overigens is wat er aan "oude orde" te herkennen viel, hersteld. Verder is daarbij aansluitend een rangschikking naar onderwerpen toegepast. De afdelingen van de inventaris heb ik begrensd door de jaren 1558, 1594 en 1804, jaren, welke zowel voor de staatsrechtelijke positie der Ommelanden als voor hun administratie van fundamentele betekenis zijn geweest.
Bij elk nummer komt een verwijzing voor naar het oude nummer van het register-Feith.
Als eindpunt voor de regestenlijst is genomen het jaar 1558, het begin van het eigen bestuur. Na dat jaar beginnen al spoedig de resolutieboeken, rekeningen en procesdossiers, waarvan de inhoud zich moeilijk in regestvorm laat brengen * 
Tenslotte is nog opgenomen een lijst van alle in het archief aanwezige zegels, samengesteld door de heer A. Pathuis. In verband daarmee zijn de zegels niet vermeld bij de afzonderlijke stukken in de inventaris of in de regestenlijst.
Bijlagen
1. Korte literatuurlijst
2. Lijst van syndici
3. Lijst van secretarissen
4. Lijst van rentmeesters en ontvangers
Regestenlijst
N.B. Als eindpunt is genomen het jaar 1558; dan begint de vorming van een Ommelander bestuursorganisatie, welke al spoedig het ontstaan van moeilijk in regestvorm te brengen protocollen en bundels processtukken ten gevolge heeft.
Om een lijvige en onnodige doublure te voorkomen zijn geen regesten opgenomen van de documenten in conventie en reconventie (inv. nrs 789 - 827), aangezien deze in hoofdzaak stadsstukken bevatten, waarvan de inhoud t.z.t. zal worden vastgelegd in de regestenlijst bij de inventaris van het archief der gemeente Groningen. Ook zijn geen gegevens opgenomen uit de afschriften der warfsordelboeken (inv. nrs. 1263 - 1266), daar deze gegevens zijn in de verhandelingen van Pro Excolenso Jure patrio dl. 7 I (Groningen 1863) en bovendien maar zelden geschikt zijn voor de regestvorm. Voorzover oorkonden volledig zijn opgenomen in de Oorkondenboeken van Groningen en Drenthe en het Sticht Utrecht, zijn de regesten daarvan zeer kort gehouden. Naar een volledigheid van opgave van gedrukte bronnen is niet gestreefd.
Lijst van zegels
N.B. Deze lijst is vervaardigd door A. Pathuis.
Het inventarisnmummer, waarin zich een zegel bevindt, wordt voorafgegaan door het jaartal, eventueel de jaartallen, en één of twee van de volgende letters, die de aard en kwaliteit van het zegel aangeven: G = goed, eventueel vrij goed of met geschonden randschrift; B = beschadigd, eventueel afgebrokkeld met grotendeels verdwenen randschrift; R = rest(en). Zonder nadere aanduiding betreft het uithangende zegels. Bij opgedrukte zegels wordt de kwaliteitsaanduiding voorafgegaan door een O.
Er is niet naar gestreefd alle zegels te vermelden, die er van een bepaalde soort aanwezig zijn. Van de zegels van de Staten-Generaal en die der stad Groningen zijn slechts een beperkt aantal opgenomen. Ook als in een inventarisnummer meer gelijke zegels aanwezig zijn, is daarvan geen melding gemaakt.
Aepkens, Jan, 164 OB nr. 858
Addinga, Hayo, 1560 G nr. 101
Aduard, abt van, 1560 OB nr. 151
Ahues, Gerardus, 1560 B nr. 101; 1575 B nr. 146; 1577 OB nr. 185; 1579 OG nr. 224
Albada, Aggaeus, 1561 OB nr. 109
Alberda, Gerardt, 1733 OG nr. 744
Alberda, Reint, 1677 OG nr. 1281
Alberda, R., 1643 OB nrs. 858, 861
Alberda, Unico Allard, 1701 B nr. 582
Albertine, 1753 OR nr. 1038
Albertine (Agnes), 1673 OR nr. 375
Aldringa, J., 1640 OG nr. 850; 1643 OG nrs. 858, 861; 1644 OG nr. 862; 1654 OG nr. 704
Alting, Menso, 1730, 1734 B nr. 745; 1739 OG nr. 744
Amsingh, H., 1787 OG nr. 378
Anna Prinses Royal, 1751-1757 OB nr. 1038; 1752-1754 OB nr. 747; 1752-1755 OB nr. 377
Appingedam, 15790 OB nr. 228; 1600 OB 596; 1787-1788 OG nr. 378
Aremberg, zie Ligne
Arensma, A.C., 1647 OB br. 575
Arnhem, Godfried van, 1559 R nr. 102
Asschendorp, Evert van, 164 OB nrs. 858, 861
Aswede, Caspar van, 1634 G nr. 580
Auwema, Bocko, 1587 B, OB nr. 273; 1589 OG nr. 226
Auwema, Albrecht van, 1398 R nr. 12
Beyeren, Albrecht van, 1398 R nr. 12
Bentheim, Everwijn van, 1663 OG nr. 1451
Berg, Arent van den, circa 1653 OB nr. 1074
Bergh, Elisabeth van den, 1666 OG nr. 1075
Berckhuys, A., 1643 OG nr. 858
Berchuys, A. van, 1830 OG nr. 1603; 1860 OB nr. 1522
Berum, Remmers van, 1597 OB nr. 751
Besten, Wolter van, 1560 OG nr. 106
Bleswijck, 1639 OB nr. 375
Bolhuis, A.E. van, 1643 OG nrs. 858, 861
Borchardus, aartsbisschop van Bremen, 1342 R nr. 3
Braver, Laurentius, 1577 OG nr. 294
Broersema, Menno, 1643 OG nrs. 858, 861
Broersema, P., 1632 OR nr. 823
Broersema, Tjaart, 1597 OB nr. 751
Buning, (J.C.?), 1826 OG nr. 1529
Departementaal Gerechtshof, 1808 OB nr. 1517
Derks, Hinderk, 1736 OR nr. 1339
Diepholt, Rudolf van, 1433 B nr. 59
Doccum, Hermannus van, 1571 OG nr. 159; 1579 OG nr. 294
Draxsdorp, Vyt van, 1506 OB nr. 27
Drenthe, 1338 R nr. 9; 1665 OB, 1667 OG nr. 883
Egmond, Floris van, 1515 OB nr. 27
Enthens van Mentheda, Asinge, 1583 OB nr. 263
Enthens van Mentheda, 1580 OG nr. 237
Ewsum, Anna van, 1664 OR nr. 375
Ewsum, Christoffer van, 1561 G nr. 108; 1579 OG nr. 294
Ewsum, Johan van, 1559 B nr. 102
Ewsum, Wigbolt van, 1506 OG nr. 27; 1577-1578 OB nr. 294; 1587 OG nr. 273
Ewsum, Van, 1561 contrazegel G nr. 105
Philips II, 1560 B nr. 152; 1563 R nr. 112; 1570 R nr. 131; 1576 OB nr. 173; 1578 OG nr. 197, OB nr. 198; 1579 OG nr. 209
Fivelgo, 1338 B nr. 9; 1361 B nr. 10; 1473 B nr. 24; 1561 B nr. 105
Fivelgo-Westerambt, 1431 B nr. 43; 1482 G nr. 25
Foswerd, abt van, 1348 G nr. 6
Friesland, Gedeputeerde Staten, 1665 OB nrs. 375, 883; 1667 OB nr. 883
Friesland, Hof van Justitie, 1603 B nr. 899
Friesland, President en raden in, 1577 OB nr. 234
Froma, Jacob, 1597 OB nr. 751
Gaykinga, Allard, 1592 OG nr. 280
Gelre en Zutphen, 1633, OB nr. 854
Goeverneur des Konings, 1829-1848 OB nrs. 1518, 1519, 1520, 1603
Greve, Johannes 1589 OB nr. 277
Greving, 1773 OG nr. 720; 1754 OR nr. 377
Groningen, 1338 R nr. 9; 1361 B nr. 10; 149 R nr. 19; 1458 OR nr. 48; en 1480-1504 OB, OR nr. 51; (stadssignet, gebruikt door burgemeesters, raad en hoofdmannen, en genaamd Stad en Lande secreet) 1470 B nrs. 22, 23; 1498 B nr. 26; 1560 OB nr. 151; 1567 OG nr. 128
Groningen, provincie 1858 OB nr. 1522
Gruys, Hilbrant, 1643 OB nrs. 858, 861
Gruys, J.H.J., 1787 OB nr. 378
Gualteri, Johannes, 1643 OG nr. 858
Guichart, F.J., 1798 OB nr. 584
Hoendrickx, Johan, 1643 OB nr. 858
Hoern, Arnd van, 1372 B nr. 59
Hof van Justitie, 1800 OB nr. 579
Holthe, Writzer ten, 1605 OB nr. 751
Holten, Johan ten, 1560 OG nr. 106
Hoofdmannenkamer, 1567 OB nrs. 128, 153; 1571 OB nr. 129; 1572 OG nr. 96; 1574 OB nr. 139; 1575 B nr. 304; 1576 OB nrs. 148, 172; 1579 OB nr. 225; 1619 OB nr. 681; 1640 OB nr. 1329; 1654 OB nr. 1335; 1730 OB nr. 541
Houwerda, Menno, 1558 G nr. 101; 1561 contrazegel G nr. 105
Houwerda, Menno, 1558 G nr. 101; 1561 contrazegel G nr. 105
Houwerda van Meckema, M., 1652 OR nr. 375
Hoving, W.H., 1787 OG nr. 378
Humsterland, 1361 G nr. 10; 1428 R nr. 21; 1473 G nr. 24; 1482 B nr. 25; 1561 G nr. 105
Hunsingo, 1361 R nr. 10; 1379 B nr. 41; 1473 R nr. 24; 1482 G nr. 25; 1561 B nr. 105
Hunsingo-Halfambt, 1400 B nr. 14
Ywe, kerkheer te Heveskes, 1435 R nr. 45
Inn- und Kniphausen, Von, zie Kniphuisen
Jans, Ewe, 1765 OR nr. 573
Jarges, Eyzo, 1687, 1688 g nr. 55
Jensema, Hiddo, 1559 B nr. 102; 1560 OG nr. 151
Jensema, Remt, 1577 OG nr. 185; 1587 OB nr. 273; 1589 OG nr. 266; 1592 OB nr. 280
Karel V, 1537 R nr. 33; 1539 B, 1545 R nr. 62
Cate, S.H. ten, 1825 OG nr. 1529
Kempis, Cornelius, 1562 G nr. 110, B nr. 101
Kenninck, Arnoldus, 1577 B nr. 185
Keuchenius, J., 1718 OB nr. 1084
Clama, Hemmo, 1595 OG nr. 758
Clant, Andolph, 1644 OG nr. 862
Clant, Edzard Jacob, 1643 OB nr. 861
Clant, E.J., 1643 OG nr. 858
Clant, Herman, 1643 OB nr. 861
Clant, Hindrick, 1587 OG nr. 273; 1589 OB nr. 266
Clant, H., 1643 OB nr. 858
Clant, Johan(nes), 1562 G nrs. 101, 110; 1603 B nr. 899
Clant, Lucas 1643 OR nr. 1309
Clant van Stedum, J., 1654 OG nr. 704
Cleveringa, H., 1787 OG nr. 378
Kniphuisen, R.W., 1654 OR nr. 704; 1656 OB nr. 709
Co(e)bel, Philips 1564 OR nr. 118
Coehoorn, J., 1643 OB nr. 858
Coenders, Albert, 1632 OR nr. 823; 1643 OB nrs. 858, 861
Coenders van Helpen, Bernhard, (1643?) OG nr. 1317
Commissaris des Konings, 1851-1862 OB nr. 1522
Coops, Willemtien, 1653 OB nr. 1074
Cornelius, Petrus, 1576 OG nr. 294; 1577 G nr. 181, 1578 G nr. 203; 1579 G nr. 208
Kraeyvanger, Henrick, 1589 OG nr. 266
Cuylenborg, Floris van, 1589 OG nr. 266
Laan, J.J. van der, 1839 OG nr. 1519
Lalaing, Georg van, 1577 OG nrs. 179, 180, 183, 184; 1578 OG nrs. 189, 192; 1579 OG nrs. 217, 219, 220
Langewold, 1473 B nr. 24; 1482 B nr. 25; 1561 G nr. 105
Lanth, Arnold, 1563 OG nr. 69n; 1575 B nr. 143
Lewe, Abel, 1654 OR nr. 704
Lewe, Evert, 1632 OR nr. 823
Lewe, Joest, 1654 OG nr. 704
Lewe van Middelstum, E.J., 1825 OR nr. 1529
Ligne, Johan de, 1550 G nr. 34; 1564 OR nr. 118
Lontzen, Henricus, 1571 OB nr. 159; 1576 G nr. 149
Louwens, Idse, 1632 OR nr. 823
Makdowel, G., 1643 OB nr. 858
Manninga, Hayo, 1578 OB nr. 294
Manninga, Hayo Unico, 1643 OG nr. 858
Manninga, Luirt, 1597 OB nr. 1519
Maerius (?), 1839 OG nr. 1519
Marne, 1375 B nr. 40; 1400 B nr. 14; 1407 R nr. 15; 1417 G nr. 17; 1561 G nr. 105
Meckema, Philips, 1594 OB nr. 758
Meckema, M. Houwerda van, 1652 OR nr. 375
Mentata, Albertus, 1371 B nr. 11
Mepsche, Johan de, 1587 B nr, 273; 1590 OG nr. 266; 1643 OB nrs. 858, 861
Mepsche, Rudolf de, 1595 OB nrs. 758
Middag, 1407 G nr. 15; 1417 R nr. 17; 1428 B nr. 21
Munster, Roleff van, 1558 G nr. 101
Nansum, Eppo, tho, 1643 OB nr. 858
Nansum, Heero, tho, 1632 OR nr. 823; 1633 OB nr. 1336
Niekerck, G., 1671 OG nr. 887
Ommelanden, 1581 OG nr. 251; 1597 OB nr. 751; 1598 OB nr. 1054; 1639, 1642 B nr. 555; 1644 OB nr. 861; 1649 OG nr. 872, OB nr. 874; 1658 OB nr. 359; 1663 G nr. 55, OB nr. 565; circa 1670 OB nr. 750; 1677 OB nr. 1281; 1691 B nr. 555.
Oostenrijk, Johan van, 1576 OB nr. 173
Oosterambt, 1400 R nr. 14; 1407 R nr. 15; 1417 B nr. 17
Oostergo, 1361 R nr. 10
Oosterhoff, Alb. van, 1679 OB nr. 1273
Oost-Friesland, 1511-1512 OG nr. 54; 1512 B nr. 56
Oost-Friesland, Edzard van, 1506, 1510 OG, OB nrs. 53-55
Onsta, Abel, 1561 contrazegel B nr. 105
Peppink, H., 1828 OB nr. 1603
Piccardt, Henric, 1677 OG nr. 888
Piccardt, Jan, 1729 OB nr. 744
Polman, A., 1644 OG nr. 862
Raad van State, 1576 OB nr. 173; 1594 OB nr. 1052
Reyde, Jan van, 1618 OB nr. 596
Rengers, Dutmar, 1561 B nr. 108; 1571 OG nr. 132
Rengers, Edzard, 1571 OG nr. 132; 1575 G nr. 146; 1576 B nr. 149; 1577 B nr. 185
Rengers, Johan, 1597 OB nr. 762
Rengers, O.J., 1643 OG nr. 858, OB nr. 861; 1654 OR nr. 704
Rengers, Zeyno, 1560 G nr. 101
Rengers, Coenraad van, 1598 OB nr. 762
Ripperda, B., 1506 OB nr. 27
Ripperda, Haye, 1435 B nr. 45
Ripperda, Hero Mauritsm 1630 G nr. 574
Ripperda, Jakob, 1579 OB nr. 224
Ripperda, Joachim, 1597 OB nr. 751
Ripperda, J., 1654 OB nr. 704
Ripperda, Maurits, 1561 G nr. 108
Rippert, abt van Aduard, 1371 B nr. 11
Robles, Casper de, 1576 OB nr. 298
Royen, A.J. van, 1840 OG nr. 1530
Saksen, Georg van, 1502-1506 OB, 1515 OG nr. 27
Saksen, Hendrik van, 1502 OB nr. 27
Schaffer, B., 1632 OR nr. 823
Sickinghe, J., 1639 OB nr. 856
Sickinghe, F., 1643 OB nr. 858; 1654 OG nr. 704
Sickinghe, Peter, 1575 R nr. 143
Stad en Ommelanden, 1622 OG nr. 825; 1787, 1788, 1790 OB nr. 378; 1787-1794 OG nr. 584
Stallmeister, J., 1640 OG nr. 576
Starkenborgh, zie Tjarda van Starkenborgh
Staten-Generaal, 1581 B nr. 252; 1597 OB nr. 762, B nr. 761; 1599 B nr. 763, G nr. 764; 1640 G nr. 848; 1644 OG nr. 861, 862; 1645 OG nr. 863; 1649 G nr. 873; 1655 G nr. 706; 1659 G nr. 712; 1663 OB nr. 714; 1666, 1667, 1669 OG nr. 714; 1667 OG nr. 883; 1732-1736 OG nr. 720; 1787 OG nr. 378; z.j.
Sterrevelt, Adr. van, 1670 OR nr. 887
Tamminga, Onno, 1643 OR nr. 858; 1652 OG nr. 877; 1654 OG nr. 704; 1677 OG nr. 1281
Tamminga, S., 1643 OG nr. 858
Tasma, Harmen, 1595 OG nr. 858
Tissingh, Gerardus, 1577 G nr. 182
Tiaden, G., 1643 OB nrs. 858, 861
Tyaersma, Wyet, 1510, 1511, B nr. 47
Tiacke, cureet te Loppersum, 1432 OR nr. 44
Tjarda van Starkenborgh, Johan, 1589, 1590 OG nr. 266; 1597 OB nr. 751
Tjarda van Starkenborgh, Ludolf, 1735 OG nr. 744; 1736 OG nr. 720; 1737 OG nr. 744
Tjarda van Starkenborgh, L., 1643 OR nr. 858
Tuuk, Van der, 1807 OR nr. 1534
Ubbena, 1632 OG nr. 823
Utrecht, kapittel van de metropolitane kerk, 1594 G nr. 759
Uulford, persona te Baflo, 1425 B nr. 42
Velthuisen, Hindrick, 1579 OG nr. 230; 1583 OB nr. 266
Verrutius, H., 1589 OG nr. 266
Vredewold, 1561 R nr. 105
Walcko, cureet in de Marne, 1375 B nr. 40
Welvelde, (Van?), 1825 OG nr. 1529
Werninck, Gerhardus, 1562 B nr. 101, 110
Westerambt-Fivelgo, 1431 B nr. 43; 1482 G nr. 25
Westergo, 1361 B nr. 10
Willem II, stadhouder, 1648 OG nr. 863
Willem IV, Carle Hendrik Friso, 1733-1747 OG nr. 747; 1739, 1749 OB nr. 1038; 1743, 1746, 1751 OG nr. 377
Willem V, 1773-1794 OB nr. 1038; 1774-1789 OG nr. 747; 1775, 1782, 1787, 1789, 1791 OG nr. 378; 1789 OG nr. 1038
Willem Frederik, 1662 OB nr. 880, 1075
Willem Lodewijk, 1588 OG nr. 276; 1594 OB nr. 286; 1595 OB nr. 1273; 1610 OG nr. 700
Wisses, H. (?), 1797 OB nr. 909
Wolfsen, Henricus, 1662 OB nr. 541
Wolthers, 1732 OR nr. 720
Woltherus, J., 1643 OG nr. 861
Wychgel, H.L., 1825 OB nr. 1529
Wychgel, L.H., 1825 OG nr. 1529
Zandt, Asserus, 1595 OG rn. 758
Zijl, Peter van, 1566 OB nr. 113
Zollern, douairère zu, 1666 OG nr. 1075
Zutphen, Gelre en, 1633 OB nr. 854
Onbekende zegels, 1737 OG nr. 1339; 1787 OG nr. 378