Uw zoekacties: Akademie voor Sociaal-Culturele Arbeid (ASCA), 1943 - 1986

1557 Akademie voor Sociaal-Culturele Arbeid (ASCA), 1943 - 1986 ( Groninger Archieven )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. Historisch overzicht
2. Organisatie en bestuur
3. Onderwijs
1557 Akademie voor Sociaal-Culturele Arbeid (ASCA), 1943 - 1986
Inleiding
3.
Onderwijs
Organisatie: Groninger Archieven
Al vrij snel na de oprichting van de school verschoof het accent van de opleiding wijkverpleging en cursussen op het gebied van maatschappelijk werk naar de dagopleiding. Binnen deze opleiding onderscheidde men verschillende specialisaties. Deze specialisaties wisselden in de loop der jaren. De belangrijkste waren: algemene maatschappelijke zorg-waarbinnen nog verschillende differentiaties mogelijk waren-, kinderbescherming en, vanaf 1958, de specialisatie cultureel werk. Vanaf de naamsverandering van de school in 1958 spreekt men niet langer van specialisaties maar van studierichtingen. Twee studierichtingen vervingen de drie specialisaties: maatschappelijk werk, met de onderdelen algemeen maatschappelijke zorg en kinderbescherming, en de studierichting cultureel werk *  .
In 1951 begon onder auspiciën van de CICSA, de Groninger school voor Maatschappelijk Werk en de scholen voor maatschappelijk werk in Amsterdam, Rotterdam en Hengelo, de zogeheten 'Topcursus', bestemd voor maatschappelijk werkers die tenminste enkele jaren werkervaring hadden. De cursus werd gegeven aan de School voor Maatschappelijk Werk in Amsterdam. Het doel was de cursisten op de hoogte te brengen van moderne methoden van maatschappelijk werk, met name het social casework, en om hen op te leiden tot supervisor *  . Enkele jaren later ging de topcursus 'voortgezette opleiding' heten. Aanvankelijk duurde deze opleiding één jaar, vanaf 1957 was het een tweejarige opleiding.
In 1956 werd aan de ASCA een psychologisch-psychiatrische oriënteringscursus georganiseerd, die in 1958 omgezet werd in het eerste jaar van de voortgezette opleiding. Pas in 1965 mocht de ASCA de volledige voortgezette opleiding geven. In 1970 werd deze opleiding verzelfstandigd.
De opleiding wijkverpleging, waar alles mee begonnen was, werd in het cursusjaar 1969-1970 voor het laatst in de oude vorm aan de ASCA gegeven. In 1971 werd het een 2-jarige full-time opleiding, die 'Opleiding voor werkers in de maatschappelijke gezondheidszorg' (MGZ) ging heten. Er waren twee afstudeerrichtingen: algemene gezondheidszorg en geestelijke gezondheidszorg. In 1978 verzelfstandigden deze opleidingen zich onder de naam Academie voor Gezondheidszorg Noord Nederland.
De ASCA is lange tijd een vrij kleine school geweest. Eind jaren veertig is het voortbestaan van de school zelfs in gevaar geweest door het geringe aantal leerlingen. In de jaren vijftig bleef het leerlingenaantal vrij constant; in de jaren zestig en vooral in de jaren zeventig was sprake van een snelle groei. Ook de staf van de school was aanvankelijk klein. Tot haar pensionering in 1970 was de eerste directrice, mevrouw Kamphuis, de centrale figuur van de school. Zij is behalve voor de ASCA. ook belangrijk geweest voor de theoretische en praktische ontwikkeling van het maatschappelijk werk in Nederland. Zij was ook één van degenen, die het case work, een methode voor individueel maatschappelijk werk, in Nederland heeft geïntroduceerd. Zij werd opgevolgd door J. Hornstra, adjunct-directeur van de CICSA in Amsterdam, die op zijn beurt in 1975 opgevolgd werd door O.G. Brouwer.
Met het groter worden van de school werd ook het aantal stafleden uitgebreid. Er kwam een duidelijker splitsing van taken van de verschillende stafleden; aan het eind van de jaren zestig was sprake van een staf per studierichting. De afzonderlijke studierichtingen kregen geleidelijk aan steeds meer bevoegdheden van het bestuur om de opleiding in te richten. Dit maakte een vergaande medezeggenschap mogelijk, maar ook het ontstaan van eilandjes met een eigen cultuur en sfeer en nauwelijks onderling contact. De afdeling Personeelswerk verhuisde in 1975 naar Villa Gelria aan de Verlengde Hereweg.
Aan het eind van de jaren zeventig kwam er een tendens op gang naar een strakker lesprogramma, het eerst bij de afdeling Maatschappelijk Werk. De studenten behielden inspraak, maar de keuzemogelijkheden werden door de staf bepaald. *  .
4. Archief en inventarisatie
5. Vernietiging
6. Openbaarheid van het archief
7. Literatuur
Bijlagen
1. Bijlage 1 Lijst van Afkortingen
2. Bijlage 2 Lijst van scripties van de dagopleiding
3. Bijlage 3 Lijst van scripties van de urgentie-opleiding

Kenmerken

Beschrijving:
Inventaris van het archief van de Akademie voor Sociaal-Culturele Arbeid (ASCA)
Behoort tot collectie:
Gemeente Groningen
Laatste uitvoer:
14-12-2022
Omvang:
16,77 m standaardarchiefberging