Uw zoekacties: Groningse parochiekerken voor de reductie, 1246 - 1594

1539 Groningse parochiekerken voor de reductie, 1246 - 1594 ( Groninger Archieven )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. De Groningse parochiekerken vóór de Reductie
2. De kerken
3. De archieven
4. Inventarisatie
Regestenlijst
401-500
1539 Groningse parochiekerken voor de reductie, 1246 - 1594
Regestenlijst
401-500
Datering:
1492 Juni 29 - 1503 Maart 31
Organisatie: Groninger Archieven
Regest 401 , 1492 Juni 29 ("Acta sunt hec in domo testatoris prenominati sub Anno [a nativitate eiusdem (sc Domini) millesimo quadringentesimo nonagesimo secundo, indictione decima, die vero penultima mensis Junii hora vesperorum vel quasi pontificatus sanctissimi in Christo patris et domini nostri domini divina providentia pape octavi anno Octavo].
Presentibus ibidem ... magistro Rodolpho Kamerlinck vicaris ecclesie beati Martini ... Johanne Keyser ... testibus"): Rodolphus Johannes alias Kannegheter cler. Traj. dioc. publicus imp. auct. notarius instrumenteert, dat heer Matheus de Osnaburgis, vicarius en kapellaan van de St. Martini in Groningen voor hem en getuigen zijn testament subs met kracht van codicil of enige andere uiterste wilsbeschikking gemaakt heeft, waarin hij vóór alles de uitvoering zijner beschikkingen “prosuo testamento” en de afwikkeling zijner schulden wensende, de schulden achtereenvolgens opnoemt, en aan de door hem waargenomen vicarie 6 grazen land van een zekere Toppe gekocht, zijn missale en brevieren, geestelijke ornamenten en de door hem gebouwde woning op de vicarie grond vermaakt onder gehoudenis voor de vicaris trouw voor zijn ziel te bidden; vervolgens schenkt hij, na een aantal beschikkingen ten behoeve van ’t convent van Tesinge, zijn neven heer Lambertus en Matheus en zijn nicht Hilla Berens meest met betrekking tot enige geldsommen, roggerenten, het vaderlijk huis, huisraad, en lijfsieraden gemaakt te hebben - aan de priesters der St. Martini en St. Walburgiskerk 15 grazen land, welke hij van wijlen Joh. Horneken gekocht had en het meerdere dan 15 grazen als het aan ’t convent van Tesinge toegewezen land mocht bedragen evenwel dit na de dood van Lambertus voorn., die daarvan ’t vruchtgebruik zal hebben, met last zijn jaartijden hiermede te begaan; nader genoemde boeken aan de libreye van de Martinikerk, de andere boeken aan zijn neef Lambertus; enige bepalingen ten gunste van zijn dienstmaagd die enige lijfsieraden en huisraad zal mogen behouden, en heer Lambertus, die onder meer land onder Haren en Nederwolt zal verkrijgen. Als executeurs-testamentair benoemt hij heer Johannes Glode, priester en vicaris der Martinikerk, zijn neef heer Lambertus de Xantis, Johannes Scaffer, en Bernardus Conradi.
Erflater verzocht de notaris hem een instrument te maken, waaraan deze gevolg heeft gegeven.
In dorso: Testamentum domini Mathei Omaburghis de prediis 15 graminatis etc. Met notaristeken
Regest 420 , 1495 Mei 21 ("Ghegheven in den jaer ons Heren dusent vierhondert vijff ende tnegentich des Donredages voer Sunte Urbanus dach pape doe Gharmet Allema, Roleff Ulger, Herman Lewe ende Tese Jarges borghermeestere waren onser stadt"): Burgemeesteren en Raad in Groningen oorkonden, dat Nese Cassens en haar zonen Clawes, Gheert en Roleff Cassens voor hen verklaarden verkocht en overgedragen te hebben aan kerkheren en priesters “de gremio” te Sunte Merten een jaarl. rente van zes “golden enkelde overlandesche Koerffuuster rijnse gulden” te beuren op “St. Johannes to Myddensomer” uit hun halve “heerd ende sate” lands met toebehoren gelegen ten Buren en de Vrije Venne genaamd, thans bemeierd door “dove Coert de meijer” en voorts uit hun landen to “Myddelbaert” bij de dijck en al hun overige goederen, onder voorwaarde dat jonge Hilbrant Sygers Roleffssone het levenslange vruchtgebruik dezer rente zal hebben, en met last na voorn. Hilbrants dood twee nader aangeduide memorien elk van een klein pond was te onderhouden, en het overblijvende tot Koorpenningen onderling te verdelen; een en ander met bepaling omtrent de eventuele stoklegging van ’t goed te Myddelbaert en omtrent wederinkoop dezer rente.
Oorspr., stadszegel. Inv. nr. 441.
Hierbij een transfix d.d. 1495 October 5 (Reg.nr. 425)
In dorso: meister Wyllem kerckheer to Sunte Merten; m.a.h.: diligenter sacerdotes de gremio istorum sex fl.2: spe .... sacer dotibus .... post diligentionem inspecturis testamenti Rodulphi ita compertum est W. ff. spt.; m.a.h.: ex predijs nese cassens; m.a.h.: dat lande ys verkoefft unde wij hebben dye yongeste breeff
Regest 445 , 1497 Juli 7 ("Ghegheven in den jaer ons Heren dusent vierhundert soven ende tnegentich des Maendages vor Sunte Mycheel, doe Germet Allema, Coppijn Jarges, Herman Lewe ende Johan Scaffer borghermeistere waren onser stadt").: Herman, weduwe van Albert Roltman, verklaart met toestemming van haar ooms Henrick Reberch en Tetze Jarges, mede namens haar kind verkocht en overgedragen te hebben aan Bernd van Oldenseel een jaarlijkse rente van 18 Arnhemse gulden, te beuren op Lichtmissen uit haar 25 grazen land in Smeynge heerd te Germerwolde en al haar overige goederen, met bepaling omtrent wederinkoop dezer rente; voornoemde Henrick en Tetze voegen hieraan toe dit stuk op Herman’s verzoek bezegeld te hebben.
Oorspr.; met aanhangende zegels in groene was van H. Reberch en T. Jarges (geschonden). Inv. nr. 103.
Hierbij transfix 2 oorkonden d.d 1507 September 22 (Reg.nr. 563), en 1507 September 10 (Reg. nr. 562).
In dorso: Unse leve frouwe ter not ende sunte Merten en de frenden elck VI gulden des jars; m.a.h.: Van Ghese van Oldensel; m.a.h.: van dussen breff boert de capelle des jaers IIII emder gulden; m.a.h.: De erbare borgemester Albert Coenrades als voermundt ende van wegen sijn saligen broeder Johan Coenrades nagelaten kyndt hefft an deze 18 Arnh. g. arfel. renten hierinne vormeldet affgekofft ende gelosset twalff Arnh. g. renten met twehundert derselver gulden als de erb. Hermen Wijffrinck raethman ende procureur in der tijdt van unses lever Vrouwen Capelle to Sunte Meerten voer hem ende synen nakomelingen bekanden. (Actum XXI Jan. 1559: E. Alting.) M.a.h.: Hyr is noch angelosset 50 Arensg. mit principael van mij Popco Everardi op den 4 Febr. 1568.
Regest 459 , 1498 Juli 25 ("Actum et datum Groningen ... in domo habitationis testatricis antedicte. Sub anno (a nativitate eiusdem [sc Domini] millesimo quadringentesimo nonagesimo octavo, indictione prima, die Mercurii vicesima quinta mensis Julii hora missarum vel quasi pontificatus sanctissimi in Christo patris ac domini nostri domini Alexandri divina providencia pape sexti anno sexto.).
Presentibus ibidem ... dominis et magistris Everhardo Jarghes legum doctore ac Jodoco Westfelinck presbyteris ... testibus..."): Albertus Buter alias Elzo, cler Traj. dioc. publicus imp. aut. notarius ac ord. appr. Traj. appr., en Rodolhus Johannis Kannegheter cler. Traj. dioc. publicus sacra imp. auct. notarius instrumenteren dat de weduwe Hille Onsta voor hen en getuigen bij overreiking ener cedel haar testament of uiterste wilsbeschikking gemaakt, erfgenamen geinstitueerd en executeurs testamentair ingesteld had, waarbij zij o.a. aan de gemene priesters toe Sunte Merten en Sunte Wolberghe vermaakte een jaarlijkse rente van 6 gouden Rijnse gulden, te beuren uit haar erven, met last hiervoor 4 memorien elk van één klein pond was, vigilien en misse voor met name genoemde personen te houden, en het overblijvende onder de priesters die ter vigilie en mis komen, te verdelen.
Erflaatster verzocht de notarissen haar hiervan een instrument te maken, aan welk verzoek deze, blijkens toegevoegde verklaringen, voorzien van naam en teken, gevolg hebben gegeven.
Oorspr.; met de beide notarismerken. Inv. nr. 361.
In dorso: Testamentum Hille Onsta; m.a.h.: Pars et extractum ex testamento Hylle Onsta pro memoria sua ac filiorum de VI auriis de pondere
Regest 460 , 1499 Februari 4 ("Gegeven int iaer ons Heren dusent vierhundert ende negen ende tnegentich des Maendaghes na Onser Lever Vrouwendach purificationis etc. ..."): Johannes Gloede, vicarius toe Sunte Merten verklaart na zijn dood “voer een testament” over te dragen aan Mr. Johan Alberti “onse capellaen, preester ende vicarius to Sunte Merten" levenslang vruchtgebruik van zijn erf en toebehoren met de opstal buiten de “Heerstrate poerte bij der Scae esch” en voorts zijn kamer “an der Stadmure” tussen Ebbinghe en Botteringe poorte, welke beide schenkingen na Johan Alberti’s dood aan de priesters de gremio to Sunte Meerten zullen komen en met last voor Mr. Johan en later priesters ten opzichte van het eerste enige nader aangeduide memorien elk van een klein pond was te houden, ten opzichte van het tweede zijn dienstmaagd Else Wepers levenslang de huur dezer kamer uit te keren; voorts schenkt hij aan voorn. Mr. Johan zijn kamer achter de scholen to Sunte Merten, hem ten opzichte hiervan aan het instrument van de notaris Nicolaus Poet houdende.
Hyer synt an ende over gheweest Gerardus van Ghemert die Schoelmeijster ende Johan Schroeder als tughesluden...
Oorspr.; met de aanh. zegels van J. Gloede en J. Spijck, de eerste in groene- , de tweede in rode was. Inv. nr. 414.
In dorso: Extra portam dominorum pro memoria domini Johannis Glode et ex camera in fra portam butiri et ebbinge et post scholam sancti Martinii; m.a.h.: Totum testamentum totius donationis domini Johannis Gloe; m.a.h.: buten Herpoorte
Regest 497 , 1502 September 7 ("Ghegheven in den jare ons Heren dusent vijffhundert ende twe up Onser Liever Vrouwenavent toe Vrijmarckt Nativitatis do Hermen Lewe, Tese Yarges, Johan Scaffer ende Coerd Conrades borghermestere waren onser stadt").: Burgemeesteren en Raad in Groningen oorkonden, dat Henrick van Osenbrugge en Bele echtel. voor hen verklaarden verkocht en overgedragen te hebben aan de procuratoren of procuratersen van het Onser liever Vrouwen ter Noet altaar "dat nu nijes getimmert is” deels tot “syringe” deels tot het onderhoud van het altaar 4 kamers, waarvan 3 gelegen zijn binnen het stadsbolwerk voor Oesterpoerte en de 4e door hen zelf bewoonde buiten Oester Nije poerte ten westen der “stat strate” en al hun overige goederen.
Oorspr.; met brok van stadszegel. Inv. nr. 107.
In dorso: Onse lieve vrouwe ter Noet; m.a.h.: Hijnrijck van Osenbrugghe; m.a.h.: Dese kameren hyr in betogen als de dree tuisschen Oesterpoerthe up Coppen Jarges grundt ende nu in plaetse de eerb. borgem. Jochum Ubbena here des Gruntshure bij den ergemelte borgem. doch dat de pacht ten ende was overgedragen durch mandate van coep ende heefft de capelle daer voor geneten tnegentich E.g. en dat dorch twisschen spreken des erb Bartolt Eeldes ende Derck Roeberch, waar up ic van wegen der capelle ende Ubbena borg de werderinge der dre kameren d... begeven; de veerde kamer in dessen breef angetogen, is mij niet overgelevert.
Item de pachtbreef van de III K.... heb ick de borgem. overgelevert myt een quitantie den g. gk.
Actum up S. Lucie als ik dat goet untfanck Ao LXV Harmen Wijfrinck
Regest 499 , 1503 Februari 17 ("Actum et datum Groningen ... in domo habitationis testatoris ac sue uxoris antedicte infra ... opidi Groningensem situata". "Sub anno [a nativitate eiusdem sc. Domini millesimo quingentesimo tercio indictione sexta, die vero Veneris decima septima mensis Februarii hora vesperorum vel quasi pontificatus sanctissimi in Christo patris et domini nostri domini Alexandri divina providentia pape sexti anno eius undecimo"]. Presentibus ibidem honestis ac discretis viris Rodolpho Anynghe ac Johanne Wylhelmi lasycis Trajectentis diocesis testibus...").: Gherlacus de Bolten, cler. Traj. dioc. publicus sacra imp. auct. notarius instrumenteert, dat Ffrees de Tynaldum en Reneka echtel. verblijvende te Groningen voor hem en getuigen verklaarden bij overreiking ener cedel, zijn testament, subs. met kracht van codocil, schenking van doodswege of onder levenden, gemaakt te hebben, waarin elk hunner de langstlevende alle door koop verkregen renten en goederen te Tynnaldum, Tynaldinge hemrick, Ranenhemricks, en elders vermaakt, terwijl Ffrees legateert aan zijn biechtvader de kapellan heer Gheerlich de levenslange vruchtgebruik van 9 jukken land in Ranerhemrick - met de bepaling dat deze na diens dood zullen komen aan de gemene priesters der St. Mertenskerk onder de verplichting hiervoor Frees en zijn vrouw jaarlijks met een klein pond was te begaan - vervolgens aan denzelfde “voer een testament” twee Rijnse gulden voor eens, aan de St. Meertenskerk 4 Rijnse gulden, aan de armen up ter straten, de kerk en de pastoor te Ynaldum verscheidene nader aangeduide renten en landen, ook o.a. een juk land op de Noertgaren.
Erflaters verzochten de notaris hun hiervan een instrument te maken, waaraan deze blijkens een hieraan toegevoegde verklaring, voorzien van zijn teken gevolg heeft gegeven.
Oorspr.; perk. met het notarismerk. Inv. nr. 352.
In dorso: Testamentum Vryes tho Ynnaldynghe van IX roede landt thoe Tynaaldinghen (doorgeschr.) m.a.h.: Van negen juck lands in Ranumer hamrick; m.a.h.: Num. 16

Kenmerken

Beschrijving:
Inventaris van het archief van de Groningse parochiekerken voor de reductie
Behoort tot collectie:
Gemeente Groningen
Laatste Publicatie:
1913
Laatste uitvoer:
20-01-2022
Omvang:
5,6 m standaardarchiefberging