Op 25 april 1862 overleed te Groningen mejuffrouw Cato Sperwer. Tot universeel erfgenaam van haar vrij belangrijke nalatenschap had zij aangewezen de Ev.-lutherse gemeente te Groningen. Overeenkomstig een bepaling van haar testament werden de bestanddelen van deze erfenis tot één fonds, het Sperwerfonds, gebracht en afzonderlijk beheerd volgens een daartoe vastgesteld reglement. Verder was voorgeschreven, dat dit beheer zou berusten bij het college van kerkrentmeesters vermeerderd met één ouderling en één diaken; één der kerkrentmeesters kreeg tot taak de administratie van dit fonds te voeren. Rekening en verantwoording diende jaarlijks aan de kerkeraad te worden overgelegd; de opbrengsten zouden volgens een bepaalde verhouding ten goede komen aan de kerk, de diaconie, het verzorgingsgesticht, het weeshuis en het gasthuis. Aan de afzonderlijke administratie kwam een einde, toen in de kerkeraadsvergadering van 12 november 1959 besloten werd tot het invoeren van een centrale administratie, welke alle kerkelijke fondsen zou omvatten.