Uw zoekacties: Wijnhandel F. Onnes en Zoon, 1876 - 1974

1426 Wijnhandel F. Onnes en Zoon, 1876 - 1974 ( Groninger Archieven )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. Voorwoord
2. F. Onnes en Zoon als familiebedrijf
3. F. Onnes en Zoon en de Nederlandse wijnhandel
1426 Wijnhandel F. Onnes en Zoon, 1876 - 1974
Inleiding
3.
F. Onnes en Zoon en de Nederlandse wijnhandel
Organisatie: Groninger Archieven
De periode eind 19e eeuw begin deze eeuw tot 1914 kenmerkte zich door rust en zekerheid voor de Nederlandse wijnhandel: lage renten, geen inflatie, stabiele prijzen, goede post- en telegraafdiensten, goede spoorwegverbindingen, geen of eenvoudige grensformaliteiten, lage of geen accijnzen. Door zijn ligging profiteerde Nederland van de opbloei van de wereldhandel, mede veroorzaakt door de opkomst van de stoomvaart. Door de Nieuwe Waterweg wist Rotterdam een steeds groter deel van de wereldscheepvaart en handel tot zich te trekken, naast de meest bloeiende haven van Amsterdam. De Nederlandse wijnhandel profiteerde van deze opbloei en in het hele land ontstonden of groeiden flinke bedrijven, waartoe ook de firma Onnes in Groningen kon worden gerekend.
Tegelijk ontwikkelde zich een aantal agenten en makelaars in wijnen en buitenlandse gedistilleerde dranken. Met uitzondering van Champagne werden vrijwel alle wijnen op fusten geïmporteerd en in Nederland gebotteld. De groothandel, voornamelijk gevestigd in Amsterdam en Rotterdam, leverde vanuit entrepot (vrij van accijnzen en rechten opgeslagen) op fust of op fles door aan kleinere regionale wijnkopers. Bij de oprichting van de 'Vereniging van Nederlandse Wijnhandelaars' in 1899 konden alleen gevestigde zelfimporterende wijnhandelaars lid worden; geleidelijk werd hieraan uitbreiding gegeven door ook enkele agenten als buitengewoon lid op te nemen.
De gehele Nederlandse wijnhandel beleefde tot 1914 een goede tijd. In 1913 bedroeg de Nederlandse wijninvoer ca. 13 miljoen liter, een belangrijk deel hiervan ging door de handel van de genoemde agenten, die transacties tot stand brachten tussen de exporteur en importeur, of wel als zelfimporterende agenten optraden. Tot aan de 'onbeperkte duikbootoorlog' was in de jaren 1914/18 nog wel sprake van enige aanvoer over zee. De voorraden in Nederland waren redelijk ruim te noemen en de makelaars hadden het druk met onderlinge transacties van de wijnhandelaars in het land. In 1918 waren vrijwel overal de kelders leeg, maar in 1918 vond alweer een aanvoer van ca. 20 miljoen liter plaats. Interessant is de hoofdelijke consumptie te memoreren:
1900 2,16 liter
1920 1,59 liter
1939 1,31 liter
1950 0,50 liter
1960 1,88 liter,
waarna de consumptie stormachtig toenam tot: 1980 12,85 liter.
Uit de oudere prijscouranten van vóór de eerste wereldoorlog blijkt dat de Franse wijnen (Bordeaux, Bourgogne en andere) in een beperkt assortiment werden aangeboden en dikwijls onder dezelfde soortnamen. Bekende namen voor de consument werden gebezigd voor een bepaald kwaliteitsniveau zonder vaak in werkelijke herkomst overeen te stemmen (Chateau La Rose Ludon, Cantemerle, Des Trois Moulins, Pommies Agassac, Saint Julien, Saint Estèphe, Margaux). Veel later, in de jaren dertig, ontstonden de wettelijke regelingen van de gecontroleerde herkomstbenamingen, die geleidelijk in ontvangende landen werden erkend, overgenomen en beschermd. Daarnaast namen de Rijnwijnen een soortgelijke plaats in, meer dan Moezelwijnen die eerst later populair zouden worden. Maar opvallend was in die tijd het aantal zoete wijnen als Bergerac, Monbazillac, Muscatel, Samos, Malaga en andere. In de aperatiefwijnen namen Port en Madeira een grote plaats in. Sherry daarentegen een bescheiden plaats. De grote concurrentie verleidde vele handelaren met name in vooral Madeira tot versnijding met andere wijnen, waardoor deze wijn zodanig devalueerde, dat na de oorlog 1940/45 de verkoop ervan gering werd en Sherry de plaats van de eerst zoveel gevraagde Madeira kon gaan innemen.
De in de genoemde periode vòòr 1914 ontstane wijnkoperijen verkochten vrijwel alle ook de populaire 'Cognac Vieux'. De franse exporteurs van 'Eau-de-Vie-de-Vin' (wijnalcohol) uit de Cognacstreek leverden deze drank op hogere dan consumptiesterkte, die dan in ons land werd versneden met nederlandse alcohol en terruggebracht tot een consumptiesterkte van ongeveer 40%. Zo was het mogelijk in concurrentie met de nederlandse Jenever en Brandewijn een goedkope borrel met 'cognac' als basis te leveren de zogenaamde 'koetsierscognac'. Tot de samenstelling van deze drank is de franse cognac-handel de adviserende initiatiefnemer geweest. In streken als de veenkoloniën met een arme bevolking werd deze goedkope 'Cognac' een veelgevraagde en populaire drank.
Veel later deed de smaakstoffenindustrie zijn intree met essences welke in de gedistilleerd-wereld voor een groot deel in genoemde 'Cognac Vieux' de plaats van de franse eau-de-vie hebben overgenomen. Na de tweede wereldoorlog werd de naam 'Cognac' als herkomstbenaming beschermd en door onze regering erkend. 'Cognac' mocht niet meer gebezigd worden voor de hierboven omschreven drank. Deze wordt sindsdien onder de naam 'Vieux' verkocht en kent ook heden ten dage in ons land nog een grote consumptie.
Oprichter Focko Onnes startte zijn Wijn- en Cognac-handel in 1876 en deelde in de ontwikkeling die zich landelijk tot 1914 aftekende. De inkoop geschiedde eerst op de fles van de groothandel in Amsterdam en Rotterdam, later geleidelijk bij grotere afname op fust om zelf te bottelen. De agenten/tussenpersonen begonnen hun rol te spelen bij de directe aanvoer uit het productieland, er ontstonden goede banden met de leveranciers. Ook Arnold Onnes bouwde sterk aan de verdere ontwikkeling van het bedrijf. Naast de wijnen werden ook buitenlandse originele gedistilleerde dranken en likeuren als Cognac, Whisky, Rum, etc. in het assortiment opgenomen. Bovendien ontstond een hechte samenwerking (regionale vertegenwoordiging) met de bekende en oude likeurfabriek Wynand Fockink te Amsterdam. Zowel voor de opslag van wijnen als van gedistilleerd (op fust) bestond er een regeling en inrichting in ons land inzake de accijnscredieten, namelijk 'doorlopend crediet' met een wekelijkse betaling van gedistilleerd-accijns en 'verlengbaar crediet' voor de wijnen met een kwartaalafrekening van de verschuldigde accijns over de verkoop.
Omstreeks 1920 bevonden zich in Groningen zeker nog een tiental wijnhandels van betekenis waaronder Viëtor en Co. (Gelkingestraat), Mispelblom Beyer (Oude Boteringestraat), Thoden van Velzen (Schoolstraat), De Cock en Cleveringa (Peperstraat), H.J. Sissingh (Oosterstraat), Reilingh (Zwanestraat), Bulthuis (waarschijnlijk aan de Grote Kromme Elleboog).
De meesten hadden hun afzet in de stad en naaste omgeving; slechts enkelen hadden een meer landelijke betekenis. In de jaren twintig en dertig verdween een aantal van hen geheel of werd verkocht.
In die tijd werden op dezelfde wijze de voorraden van de wijnhandel F. Walkate in Kampen, die ermee stopte, door de firma Onnes overgenomen, die daarmee een klantenuitbreiding in die streek beoogde.
In verband met het feit dat de champagneverkoop in ons land voor een groot deel zijn afzet in de horecasector vond, zijn diverse wijnkoperijen zelf een agentuur/alleenvertegenwoordiging met een bepaald champagne-huis aangegaan. Ze verwierf F. Onnes en Zoon in 1929 de alleenvertegenwoordiging van de Champagne Krug uit Reims, een van de meest gerenommeerde merken van hoge kwaliteit. Met dit 'visitekaartje' werd de entree in de betere horecabedrijven uiteraard versterkt.
De VNW (Vereniging van Nederlandse Wijnhandelaars Anno 1899), na de 2e wereldoorlog de C(entrale) VNW geheten, heeft met haar initiatieven en activiteiten - waaronder ook de bevordering van onderlinge contacten in de wijnhandel - de belangen van de wijn-importerende leden in ons land in de meest ruime zin gediend. De 'Jaarboeken' van de VNW tot 1940 geven hierover een goede informatie.
Als voorbeeld dient genoemd te worden het ontwerpen en creëren samen met Copier van Leerdam van het Gildeglas, het ideale wijnglas in drie modellen (uitvoeringen): het Port/Madeira/Sherryglas, het wijnglas voor rode en witte wijnen en het grote model voor de edele Bordeaux- en Bourgognewijnen van hoge klasse. Na de jaren vijftig nog steeds een bijzonder goed en veelgevraagd glas van Leerdam. Verder de fabricage van de gestandaardiseerde VNW-flessen om de verschillende wijnsoorten hier te lande te bottelen, met gegarandeerde inhoudsmaat van 3/4 en 3/8 L op de bodem aangeduid. In de promotiesfeer was de jaarlijkse uitgave van de Wijnkalender met informatie voor de consument een veel gewaardeerde publikatie.
Na 1945 ontstond de PBO (Publiekrechtelijke Bedrijfs Organisatie) die verordeningen en voorschriften uitvaardigde terzake van de herkomstbenamingen en tal van andere regelingen de wijn betreffende. Het was de CVNW als centrale vereniging namens de importeurs, die een nauw contact ging onderhouden met de uitvoerende instanties.
Vòòr 1940 heeft Arnold Onnes zich actief met het werk van de VNW bemoeid, na 1945 had Sikko P. Onnes een aandeel in de activiteiten van de CVNW als bestuurslid en een aantal jaren als landelijk voorzitter. Op tal van terreinen waren er nationale en internationale (in EEG- en federatief verband) belangen te behartigen. Ook als bestuurder van de 'Stichting Wijnpropaganda' (onderdeel van de CVNW) opgericht om de in 1950 tot 0,5 L per hoofd gedaalde wijnconsumptie weer te stimuleren, was hij actief.
Gememoreerd mag nog de oprichting in 1945 van het College van Wijnsenioren worden, een informeel gezelschap van elf gelijkgerichte klassieke wijnkopers van vòòr de oorlog, waarvan A. Onnes een van de initiatiefnemende oprichters was. Het doel was goed onderling contact te onderhouden en gezamenlijke belangen te bevorderen in de zich naar verwachting wijzigende naoorlogse omstandigheden. Het waren
A. de Bruijn Nijmegen
W. de Bruijn Dordrecht
A. Onnes Fzn Groningen
J. Hoogewerff Schiedam
A. Milders Rotterdam
J. Verlinden 's-Hertogenbosch
C. Kemmerlin Maastricht
M.J. de Bas Rotterdam
J. Donders Arnhem
J. van Vollenhove Rotterdam
D. Bunschoten Deventer
In de wijnhandel F. Onnes en Zoon heeft de verkoop zich steeds gericht op directe levering aan particulieren en aan horecabedrijven zoals hotels, café-restaurants, sociëteiten, en niet aan winkels en slijters, met uitzondering van een enkel soort merkgedistilleerd in de beginjaren. Sedert 1936 werd voor het eerst een vertegenwoordiger in dienst genomen voor het bezoek van particuliere afnemers. Deze bestelden voordien op eigen initiatief of via recommandatie mondeling of schriftelijk bij de zaak. Klanten uit de provincie gaven aan een bode de bestelling mee of kwamen op dinsdag, als er beurs en markt was, zelf hun zakelijke bezoeken brengen in de stad en dus ook aan hun wijnleverancier. Doordat concurrerende bedrijven, ook van elders in het land, steeds meer met vertegenwoordigers gingen werken, was het gewenst ook deze weg te volgen. De relaties werden dan eens of enkele keren per jaar bezocht, voorgelicht en geadviseerd voor hun bestelling.
Voor de horecasector lag het anders. Al omstreeks 1910 was er een reiziger voor de vele cafébezoekers in stad en provincie voor de wijn - maar vooral ook de gedistilleerd-verkoop. Met de hotels en grotere café-restaurants werd voor wijnverkoop regelmatig contact onderhouden door de firmanten zelf. De derde generatie bewerkstelligde in de dertiger jaren een goede relatieuitbreiding en wist het werkterrein gestadig te vergroten en over het gehele land te verspreiden. Er ontstond een goed contact met de studentensociëteiten. Naast 'Mutua Fides' en later ook 'Magna Pete' gingen ook de 'N.I.A.'-Amsterdam en 'Minerva'-Leiden tot de vaste relaties behoren, na 1945 nog uitgebreid met 'Phoenix'-Delft en 'P.H.R.M.-Utrecht.
In de oorlogsjaren 1940/45 onderging de Nederlandse wijnhandel een soort liquidatieproces, de verkochte voorraden konden niet normaal worden aangevuld of vervangen. De bezetters putten voor allerlei instanties uit de goedgevulde kelders in ons land. Ondanks vertraging en tegenwerking ontkwam ook de Firma F. Onnes en Zoon niet aan vorderingen ten behoeve van Wehrmacht en andere militaire instellingen. In de maanden na september 1944, toen meerdere instanties naar het noorden werden overgebracht, werd het steeds moeilijker vorderende bezetters buiten de deur te houden. Door het onopgemerkt blijven van een deel van de voorraad, kon na de bevrijding met ca. 20.000 flessen weer een bescheiden voorraad worden gemaakt. Materieel kwam het bedrijfspand vrijwel ongeschonden uit de strijd. Een prettig feit ook voor de Studentenroeivereniging Aegir, die voor de helft van haar vloot in onze bergplaatsen onderdak had gevonden.
Naar de aard en geschiktheid van de broers Focko en Sikko Onnes werden in het bedrijf de taken verdeeld. Naast het gezamenlijke beleid van inkoop, wijnverzorging, promotie en de algemene gang van zaken, had eerstgenoemde de buitendienst onder zich (verkoop door vertegenwoordigers en verkoop door eigen bezoeken in de horeca-sector landelijk aan de betere bedrijven). Sikko Onnes de binnendienst (organisatie, personele zaken, administratie, financiën.
Zoals reeds vermeld betekende agentuur van Champagne Krug vaak een goede introductie. In de jaren vijftig werd daaraan toegevoegd de vertegenwoordiging van het huis Klipfel in Barr voor de Elzasser wijnen, welke toen meer in de belangstelling kwamen door de na de oorlog doorgevoerde kwaliteitsverbetering in dit wijngebied. In de aperatiefwijnen werd reeds door A. Onnes het eigen merk 'Imperial' gecreëerd, speciaal geselecteerde Port/Madeira/Sherry, wat steeds een sterke peiler in het assortiment heeft betekend. De naoorlogse jaarlijkse reizen van de gebroeders Onnes samen naar Frankrijk en Duitsland brachten een gerichte specialisatie met zich mee: een beperkte keuze van leveranciers met wie een vertrouwensrelatie werd opgebouwd en die hun verlangens leerden kennen. Naast de Bordeaux- en de Bourgognewijnen kregen de Beaujolais- en de Elzas- maar ook de Rijn- en Moezelwijnen veel aandacht.
Door de geldsanering en de deviezenbeperkingen kwam in de naoorlogse jaren de wijninvoer slechts langzaam weer op gang. Pas in de vijftiger jaren kon weer in vrijheid een goede bevoorrading worden gerealiseerd. Daarbij veranderde in Nederland wel het een en ander ten aanzien van het wijngebruik. De belangstelling en consumptie groeiden gestadig, gesteund door de vakantiereizen van vele Nederlanders naar wijnproducerende landen. Men leerde land- en tafelwijnen kennen voor direct gebruik. Voor bewaarwijnen was en is dikwijls weinig of geen opslagruimte meer beschikbaar; vooral voor de jonge generatie een probleem.
Gewijzigde omstandigheden hebben ook geleid tot andere distributiekanalen. Naast de traditionele wijnhandel begon de wijn ook zijn weg naar de consument te vinden via de levensmiddelenhandel, de warenhuizen, de grootwinkelbedrijven en de supermarkten, wat ook door de EEG werd gestimuleerd met wettelijke regelingen en verordeningen voor produktie en handel ter bevordering van de eerlijkheid in de wijnhandel en ter bescherming vooral van de consument. Sedert de gelijktrekking in EEG-verband van de invoerrechten op wijn zowel op fust als op fles geïmporteerd, hebben de produktielanden de botteling voor een groot deel zelf in handen genomen. Hierdoor is de import op fles sterk gestegen, botteling hier te lande afgenomen. Het beeld van de klassieke wijnkoperij met 'eigen verzorging en botteling' is hiermee sterk gewijzigd.
Natuurlijk blijft essentieel voor goede wijnen het 'zorgvuldig en met vakkennis' inkopen. Een vervlakking en kwaliteitsvermindering bij massa-inkopen èn -afzet tegen concurrerende prijzen door willekeurige handelaren lijkt daarmee onvermijdelijk. Zoals in elke branche handhaven zich echter een aantal speciaalzaken, minder in aantal dan vroeger, maar van het klassieke gehalte en op basis van vertrouwen en vakkennis.
Het streven van de firma F. Onnes en Zoon was en bleef een middelgroot bedrijf te zijn dat goed en betrouwbaar was. Zij heeft zich daarmede landelijk een uitstekende naam weten te verwerven. Bij het 75-jarig bestaan in 1951 werd haar het predikaat 'Hofleverancier' verleend. Daadwerkelijke leveringen aan het Koninklijke Huis mochten daarvóór al plaats vinden en Prinses Wilhelmina heeft in haar laatste levensjaren Haar dagelijks glas Bordeauxwijn aan tafel van de firma F. Onnes en Zoon betrokken.
4. Herbewerking
5. Citeren

Kenmerken

Beschrijving:
Inventaris van het archief van de wijnhandel F. Onnes en Zoon
Behoort tot collectie:
Gemeente Groningen
Omvang:
11,81 m standaardarchiefberging