Bij Keizerlijk Decreet van 9 juli 1810 volgt de inlijving bij Frankrijk en dit brengt met zich mee dat het bestuur op alle niveaus een Franse structuur krijgt. De wet van 28 pluviose an VIII (17 februari 1800) wordt van toepassing verklaard.
De gemeenten worden bestuurd door een maire, een adjunct-maire en een conseil municipal, waarvan het aantal leden afhangt van het aantal inwoners.
De conseil municipal houdt zich bezig met de financiële controle. Alle bestuurderen worden benoemd door de prefect. Het decreet van 4 juni 1806 wordt ook van kracht verklaard. Dit decreet houdt in dat de maire voorzitter is van de conseil municipal, maar geen lid.
Na de terugkeer van Willem I als souverein Vorst in 1814 wordt een nieuwe grondwet uitgevaardigd. Het bestuur van de gemeenten wordt, zo luidt artikel 81, in overeenstemming gebracht met de eisen die de Grondwet daaraan stelt. Nadere regelingen worden daartoe door de Provinciale Staten opgesteld.
Controle op de financiële middelen en belastingen komen volgens de artikelen 95 en 96 aan de koning en de Staten.
De Grondwet van 1815 brengt niets nieuws.
Het reglement voor de organisatie van de dorpsbesturen in Noord-Brabant wordt gepresenteerd op 8 mei 1819.
De provincie wordt verdeeld in districten met aan het hoofd een districtsschout. De gemeenten worden bestuurd door een schout en een gemeenteraad.
De schout wordt benoemd door de Koning, de gemeenteraad door de Staten. Aangezien deze opzet van reglementering tot gevolg heeft dat er tal van verschillende reglementen in het land van kracht zijn, wordt in de jaren 1824-1825 hun aantal teruggebracht tot drie, één voor Amsterdam, één voor de steden en één voor het platteland.
Een dergelijk Reglement op het bestuur ten plattelande in Noord-Brabant wordt op 23 juli 1825 van kracht. Het bestuur van een plattelandsgemeente wordt gevormd door een burgemeester, twee assessoren en een gemeenteraad.

De burgemeester en de assessoren zijn lid van de gemeenteraad, die daarnaast nog uit vier of zes leden bestaat.
De burgemeester wordt benoemd door de Koning, de assessoren worden aangesteld in naam van de Koning door de commissaris van de Koningin uit de leden van de gemeenteraad.
De leden van de gemeenteraad worden benoemd door de provinciale Staten.
Dit reglement blijft van kracht tot de inwerkingtreding van de gemeentewet in 1851.
De gemeente wordt bestuurd door de gemeenteraad, waaruit enkele wethouders worden gekozen, die tezamen met de door de Koning benoemde burgemeester het dagelijks bestuur vormen.
Sindsdien is de bestuursstructuur niet meer veranderd.