Uw zoekacties: Stichting Jeugdtandverzorging Eindhoven, 1959-1984

10321 Stichting Jeugdtandverzorging Eindhoven, 1959-1984 ( Regionaal Historisch Centrum Eindhoven )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
INLEIDING
10321 Stichting Jeugdtandverzorging Eindhoven, 1959-1984
INLEIDING
Reeds in 1937 schreef de Nederlandsche Vereeniging voor Sociale Tandheelkunde aan de gemeente Eindhoven een brief met de vraag om de mogelijkheid van "schoolmondonderzoek" te onderzoeken. Het College van B en W was daar in principe toe bereid, zodat op 16 februari 1938 een conferentie werd belegd waaraan deelnamen vertegenwoordigers van de gemeente, scholen en ziekenfondsen. Het resultaat was de instelling van een voorlopige propagandacommissie.
Deze commissie hield op 27 april 1938 haar voorbereidende vergadering, waarin het doel werd omschreven als "de oprichting van een vereeniging ter verzorging van de schooltandheelkunde".
De definitieve commissie werd op 31 mei daaraanvolgend geïnstalleerd en kreeg de naam mee van "Propaganda-Commissie voor de Schooltandverzorging". Bij die gelegenheid hield prof. dr. G.C. Heringa, voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Sociale Tandheelkunde te Amsterdam, een referaat over het doel en het belang van tandverzorging bij de schooljeugd.
Naar aanleiding van dit verhaal werd aan de tandartsen Coebergh en Van Erp opdracht verstrekt een rapport te maken over de mogelijkheden om binnen Eindhoven tot de oprichting van een dergelijke vereniging te komen. Reeds op 12 juli 1938 kon hun rapport in een commissievergadering worden besproken. Het grootste probleem leek de financiering. Er was ruim Fl. 22.000,- per jaar nodig ten behoeve van ongeveer 16.000 kinderen. Teneinde dit financiële aspect beter te analyseren werd een subcommissie in het leven geroepen. Deze commissie bekeek onder andere de situatie in de gemeente Arnhem, waar reeds sinds 1936 een schooltandartsenvoorziening bestond, die gefinancierd werd met een bijdrage van de ouders.
Het voorstel van de subcommissie was om in Eindhoven op beperkte schaal te starten met een voorziening ten behoeve van de kinderen in het centrum van de stad en dit later over de gehele gemeente uit te breiden.
Door het uitbreken van de oorlog en waarschijnlijk ook de moeilijkheden bij de financiering van het project werd er geen voorziening getroffen. In 1947 pakte men de draad weer op, al was dit een geheel nieuw initiatief en werd er, blijkens de archivalia, niet meer teruggegrepen op de bevindeingen van de vooroorlogse commissie.
Op 21 februari 1948 werd er een Commissie Schooltandverzorging in het leven geroepen, bestaande uit 13 leden, die de mogelijkheden om tot een adequate schooltandverzorging te komen moest onderzoeken. Deze commissie ging voortvarend van start en presenteerde reeds op 25 maart een eerste voorstel, waarin gepleit werd voor een brede samenstelling van het toekomstige stichtingsbestuur en de organisatie van een propagandabijeenkomst ten behoeve van schoolbesturen en -hoofden.
Dit voorstel werd in een vergadering van de gemeenteraad op 6 augustus 1948 aangenomen. Gekozen werd voor de vorm van een stichting boven die van een gemeentelijke dienst of een vereniging, omdat deze stichting "bij de praktische uitvoering door inschakeling en medewerking van de belanghebbende groepen zich vrijer kan ontwikkelen, dan wanneer de uitvoering geheel in handen van de gemeente komt te liggen. "De gemeente stelde Fl. 5.000,- beschikbaar voor de aanschaf van een drietal installaties en met de ziekenfondsen werd een bijdrag van Fl. 2,- per behandeld kind afgesproken, een bedrag dat ook gevraagd werd van de ouders die niet bij een ziekenfonds waren aangesloten. Zo werd het exploitatietekort beperkt tot Fl. 3.500,- per jaar, waarvoor de raad ook geld beschikbaar stelde.
Intussen gingen de voorbereidingen om tot de feitelijke stichting te komen onverminderd door, maar even leek een kink in de kabel te komen. De katholieke schoolbesturen, hierin voorgegaan door de bisschoppelijke schoolinspecteur zagen in het concept van de stichtingsakte enkele moeilijkheden.
Zij vreesden een te grote inmenging van de gemeente in hun scholen en wilden die invloed beperkt zien. Na overleg kwamen de partijen op 24 januari 1949 tot elkaar. Zij spraken af, dat de voorzitter niet automatisch de wethouder moest zijn, maar dat hij gekozen zou worden door het stichtingsbestuur. Ook mochten de tandartsen de scholen slechts bezoeken, als de schoolbesturen daar van tevoren uitdrukkelijk hun toestemming voor hadden gegeven. Als laatste werd de schoolbesturen een plaats in het stichtingsbestuur aangeboden.
In 1949 werd een begin gemaakt met de feitelijke werkzaamheden, maar in de periode november-december van dat jaar werd de stichting geplaagd door kinderziekten aan de apparatuur, zodat eerst begin 1950 met de controle van de kleine gebitjes kon worden begonnen. Op 18 maart van dat jaar werd de stichtingsakte verleden voor notaris Covers te Eindhoven. In deze akte werd het doel als volgt omschreven: "Bescherming en instandhouding van het blijvend gebit te bevorderen ten aanzien van kinderen in het lager onderwijs te Eindhoven door middel van systematische periodieke tandheelkundige controle en behandeling". Men begon in het eerste jaar met de leerlingen van de eerste klas in het lager onderwijs. In totaal waren in het lager onderwijs in Eindhovan 16.000 leerlingen ingeschreven, verdeeld over 76 scholen, waarvan er 60 de katholieke signatuur hadden en 5 de christelijke; 4 waren nutsscholen, 4 van Philips, 2 openbare en 1 bijzondere school. In 1954 waren alle leerlingen in het lager onderwijs in het systeem opgenomen. Het aantal tandartsen bedroeg in 1950 zeven en in de jaren tot 1957 werd regelmatig krediet verleend voor de aanschaf en uitbreiding van de apparatuur. De Stichting was in het begin gehuisvest aan de Parklaan 81 en verhuisde op 17 december 1962 naar het nieuwe gebouw van de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) aan de Tesselschadelaan.
In dit gebouw kreeg de Stichting de beschikking over een aantal kantoren voor de administratie en behandeling. De jaarlijkse huurprijs bedroeg Fl. 9.300,-. In 1963 werd een overeenkomst gesloten tussen de gemeente Eindhoven en de Stichting, waarbij gesteld werd, dat de administratie van de Stichting vanaf dat moment tegen een vergoeding van Fl. 5.500,- aan de GGD werd toevertrouwd.
Twintig jaar heeft de Stichting op deze basis gefunctioneerd. In het begin van de jaren '80 werd duidelijk, dat de gehele jeugdtand-verzorging op een andere leest geschoeid zou gaan worden. Allerlei plannen vanuit het ministerie deden veel onzekerheid ontstaan. Er werd ook overleg gevoerd met de andere jeugdtandartsendiensten, zoals die in Geldrop en in Eersel om te komen tot regionalisering. Toch was dit niet de weg, die uiteindelijk gekozen werd.
Op 21 december 1983 nam het algemeen bestuur van de Stichting, die intussen haar naam had veranderd in Stichting Jeugdtandverzorging Eindhoven, een besluit om per 1 augustus 1984 de Stichting te liquideren. Binnen de GGD was intussen een projectgroep jeugdtandverzorging bezig een beleid te ontwikkelen ten aanzien van het vervolg op de activiteiten van de Stichting. Gekozeji werd voor het voortzetten van de vooral preventieve zorg. Deze preventieve jeugdtandzorg zou worden ondergebracht worden bij de GGD zelf. De curatieve activiteiten werden overgelaten aan de reguliere tandartsenzorg, die hiervoor vergoeding ontvingen van de ziekenfondsen. In het kader van die preventieve tandheelkundige zorg werd door het ziekenfonds RZEO een aantal tandartsen gecontracteerd, die in het gebouw van de GGD hun functie zouden gaan uitoefenen. Hiertoe werden per 1 augustus 1984 enkele ruimten van de GGD gehuurd.

Kenmerken

Gemeente:
Eindhoven
Type archief:
Overheid
Categorie: