9 Gerecht van Dordrecht ( Regionaal Archief Dordrecht )
9
Gerecht van Dordrecht
Aanwijzingen voor de gebruiker
laatste wijziging 28-03-2024
2.011 beschreven archiefstukken
232 gedigitaliseerd
totaal 41.672 bestanden
Inleiding
1. Geschiedenis van het orgaan *
1.3. De Schout of Hoofdofficier
9 Gerecht van Dordrecht
Inleiding
1. Geschiedenis van het orgaan1
1.3.
De Schout of Hoofdofficier
Vóór de Opstand was de schout de landsheerlijke functionaris bij uitstek. Hij werd benoemd door of namens de graaf, wiens rechten hij behartigde. De schout was geen rechter in moderne zin. Hij spoorde misdadigers en overtreders van keuren op, klaagde deze aan bij het gerecht en droeg zorg voor de uitvoering van het vonnis. Hij maakte deel uit van het gerecht en had daarin ook een stem, behoudens in zaken waarin hij zelf, persoonlijk of namens de landsheer, als eisende partij optrad. Bij afwezigheid uit de stad was de schout verplicht voor een plaatsvervanger te zorgen. Vanaf 1418 moest de schout Dordts poorter zijn en daadwerkelijk in Dordrecht wonen.
Na de Opstand veranderde de positie van de schout geleidelijk tot die van een bijna stedelijke ambtenaar. Zijn justitiële taken bleef de schout tot het einde van het ancien regime uitoefenen, maar zijn bestuurlijke functies raakte hij kwijt. Vanaf het regeringsreglement van 1652 was de bestuurlijke taak van de schout tot nul gereduceerd en nam hij ook geen deel meer aan de vergaderingen van het gerecht.
Formeel waren het, afhankelijk van de dan geldende politieke situatie, de stadhouder of de Staten van Holland en West-Friesland die de schout benoemden. De ambtsduur was aanvankelijk onbeperkt; in 1703 werd deze op voorstel van het stadsbestuur op drie jaar gesteld. Herbenoeming was wel mogelijk, verschillende schouten of hoofdofficieren, zoals het ambt in de achttiende eeuw doorgaans werd aangeduid, hebben twee of meer termijnen gediend. Tot aan de opheffing van de stedelijke gerechten in 1810 is dat verder zo gebleven. Nieuw in 1703 was de bepaling dat de kandidaten uit de leden van de oudraad werden genomineerd en dus altijd al lid waren van de stedelijke regentenklasse. .
In januari 1795 bleef de hoofdofficier, aanvankelijk baljuw genoemd, belast met het opsporen en doen berechten van misdadigers, zat de nieuwe kamer judicieel voor en oefende politietaken uit. In 1797 keerde de titel hoofdofficier weer terug, maar nam hij niet meer deel aan de gewone vergaderingen van de kamer.
Formeel waren het, afhankelijk van de dan geldende politieke situatie, de stadhouder of de Staten van Holland en West-Friesland die de schout benoemden. De ambtsduur was aanvankelijk onbeperkt; in 1703 werd deze op voorstel van het stadsbestuur op drie jaar gesteld. Herbenoeming was wel mogelijk, verschillende schouten of hoofdofficieren, zoals het ambt in de achttiende eeuw doorgaans werd aangeduid, hebben twee of meer termijnen gediend. Tot aan de opheffing van de stedelijke gerechten in 1810 is dat verder zo gebleven. Nieuw in 1703 was de bepaling dat de kandidaten uit de leden van de oudraad werden genomineerd en dus altijd al lid waren van de stedelijke regentenklasse. .
In januari 1795 bleef de hoofdofficier, aanvankelijk baljuw genoemd, belast met het opsporen en doen berechten van misdadigers, zat de nieuwe kamer judicieel voor en oefende politietaken uit. In 1797 keerde de titel hoofdofficier weer terug, maar nam hij niet meer deel aan de gewone vergaderingen van de kamer.
laatste wijziging 28-03-2024
2.011 beschreven archiefstukken
232 gedigitaliseerd
totaal 41.672 bestanden
Inventaris
laatste wijziging 28-03-2024
2.011 beschreven archiefstukken
232 gedigitaliseerd
totaal 41.672 bestanden
Kenmerken
Datering:
1450 - 1811
Auteur:
P.J. Horsman (2012)
Omvang:
49,63 meter
Licentie:
Titel inventaris:
Gerecht van Dordrecht
Categorie:
laatste wijziging 28-03-2024
2.011 beschreven archiefstukken
232 gedigitaliseerd
totaal 41.672 bestanden