776 Polder 'Het Oudeland van Strijen en Oud-Bonaventura' ( Regionaal Archief Dordrecht )
776
Polder 'Het Oudeland van Strijen en Oud-Bonaventura'
Aanwijzingen voor de gebruiker
laatste wijziging 05-02-2024
2.313 beschreven archiefstukken
19 gedigitaliseerd
totaal 88 bestanden
Inleiding
1. Bedijking
776 Polder 'Het Oudeland van Strijen en Oud-Bonaventura'
Inleiding
1.
Bedijking
De bedijking van de polder Het Oudeland van Strijen vindt zijn oorsprong in het octrooi van 12 maart 1436, uitgegeven door Jacob van Gaesbeek, als heer van Putten en Strijen.
Alvorens het echter zover was, had zich met betrekking tot de bedijking al het één en ander afgespeeld.
Dat de Sint Elisabethsvloed van 18 november 1421 tot gevolg had, dat het gehele gebied van de Groote- of Zuidhollandse Waard, inclusief de Strijensche Waard is verdronken, wordt toegeschreven aan een min of meer slappe houding met betrekking tot het beheer van de landerijen in het Strijensche en de daaraan verbonden bekading door Jacobs vader Zweder van Gaesbeek en later van hem zelf.
Alvorens het echter zover was, had zich met betrekking tot de bedijking al het één en ander afgespeeld.
Dat de Sint Elisabethsvloed van 18 november 1421 tot gevolg had, dat het gehele gebied van de Groote- of Zuidhollandse Waard, inclusief de Strijensche Waard is verdronken, wordt toegeschreven aan een min of meer slappe houding met betrekking tot het beheer van de landerijen in het Strijensche en de daaraan verbonden bekading door Jacobs vader Zweder van Gaesbeek en later van hem zelf.
Dat Jacob van Gaesbeek na de vloed van 1421 reeds bereid was het gebied van de latere polder het Oudeland van Strijen te herbedijken blijkt uit een overeenkomst met Jan van Beieren, waarbij tevens werd bepaald dat de bedijking niet eerder zou plaats vinden, dan nadat de Groote- of Zuidhollandse Waard opnieuw omdijkt zou zijn. *
Toen in 1432 nog geen schijn van een bedijking in zicht was heeft hij (Jacob van Gaesbeek) zich opnieuw beijverd dit te bevorderen door een overeenkomst aan te gaan met de stadsregering van Dordrecht. Overeengekomen werd dat ca. 2000 morgen land zou worden voorzien van een hoogwaterkerende dijk.
Toen in 1432 nog geen schijn van een bedijking in zicht was heeft hij (Jacob van Gaesbeek) zich opnieuw beijverd dit te bevorderen door een overeenkomst aan te gaan met de stadsregering van Dordrecht. Overeengekomen werd dat ca. 2000 morgen land zou worden voorzien van een hoogwaterkerende dijk.
Dat juist nu met de regering van Dordrecht de banden werden verstevigd komt vermoedelijk voort uit een in 1386 gesloten handvest tussen eerder genoemde Zweder van Gaesbeek met Dordrecht.
Gezien de ervaringen in het verleden mocht worden verwacht dat de werkelijke bedijking met enige voortvarendheid ter hand zou worden genomen, doch men kwam weer bedrogen uit.
Zo verschijnt dan op 12 maart 1436 een octrooi waarin de noodzaak tot bedijking als volgt wordt beschreven:
"dat wij aengezien hebben die verganclicheit onser heerlichede ende lande ende lande onser goeder lude ende ondersaten van Strijen, die overmits den verplageden lande van den Grooten Waerde van Zuuthollant, dair den dijck dair onse dorpe van Strijen op staet ende den anderen dijck tusschen Strijen ende s'Herhugenlant, om des waters wille van binnen ende buten mede verganclic worden souden waert dat des niet verhoet ende worde".
Poorters uit Dordrecht, Delft, Strijen, Geervliet en Poortugaal kregen toestemming om de gronden in Strijen tenslotte te bedijken. *
"dat wij aengezien hebben die verganclicheit onser heerlichede ende lande ende lande onser goeder lude ende ondersaten van Strijen, die overmits den verplageden lande van den Grooten Waerde van Zuuthollant, dair den dijck dair onse dorpe van Strijen op staet ende den anderen dijck tusschen Strijen ende s'Herhugenlant, om des waters wille van binnen ende buten mede verganclic worden souden waert dat des niet verhoet ende worde".
Poorters uit Dordrecht, Delft, Strijen, Geervliet en Poortugaal kregen toestemming om de gronden in Strijen tenslotte te bedijken. *
Dat echter bij de bedijking ook poorters uit Delft waren betrokken en derhalve in de gelegenheid waren hun invloed in dit gebied uit te breiden was een doorn in het oog van die van Dordrecht * .
Als bedijkers waren zij in de gelegenheid gronden voor 28 gulden per morgen aan te kopen. Dat er daarnaast enig wantrouwen bestond bij de poorters van Delft ten opzichte van Jacob van Gaesbeek, blijkt uit de herhaaldelijke toezeggingen en beloften van Van Gaesbeek aan deze poorters. *
Van Gaesbeek behield bij de bedijking duidelijk enige voorrechten aan zich en aan zijn nageslacht.
a. Hij hield het recht van het dijkgraafschap aan zich, dan wel aan zijn nakomelingen, dan wel door hem of door zijn nakomelingen benoemd;
b. Hij hield tevens te zijner gerieve dan wel die van zijn nakomelingen het recht van de tienden. Daarnaast van het koren elke elfde schoof en het tiende lam kwam eveneens aan hem. Voorts kwamen de accijnzen op het verbouwen van gerst en het brouwen van bier hem toe evenals het vis- en jachtrecht. *
a. Hij hield het recht van het dijkgraafschap aan zich, dan wel aan zijn nakomelingen, dan wel door hem of door zijn nakomelingen benoemd;
b. Hij hield tevens te zijner gerieve dan wel die van zijn nakomelingen het recht van de tienden. Daarnaast van het koren elke elfde schoof en het tiende lam kwam eveneens aan hem. Voorts kwamen de accijnzen op het verbouwen van gerst en het brouwen van bier hem toe evenals het vis- en jachtrecht. *
Gesteld dient te worden dat het octrooi tot bedijking, bevestigd in eerste instantie in 1549 door Philips van Bourgondië * , naast het aanwijzen van de bedijkers en de gebiedsbepaling en vaststelling van de reeds genoemde tiendrechten, uitgebreid regels stelt met betrekking tot de bestuursinrichting, de bevoegdheden van het bestuur, de keurbepalingen en de omslag en vrijdommen.
Hoewel de polder Oud-Bonaventura een geheel zelfstandige polder was naast de polder het Oudeland van Strijen, kan niet anders geconcludeerd worden dat veelal zaken in overleg en gelijktijdig hun beslag kregen.
In verhouding was Oud-Bonaventura ten opzichte van het Oudeland maar klein als we beseffen dat het Oudeland van Strijen ruim 1550 ha groot was tegen Oud-Bonaventura ca. 270 ha. *
In verhouding was Oud-Bonaventura ten opzichte van het Oudeland maar klein als we beseffen dat het Oudeland van Strijen ruim 1550 ha groot was tegen Oud-Bonaventura ca. 270 ha. *
Daar in het archief van de polder Oud-Bonaventura geen octrooien of akten van bedijking aanwezig zijn, moet geput worden uit geschriften terzake.
Bronnen vermelden dat de polder reeds in 1471 werd bezomerdijkt doch bij een stormvloed van 12 januari 1551 onder is gelopen.
In 1553 volgde een bedijking met een winterdijk volgens een accoord met zogenaamde "geïnteresseerden", veelal ingelanden van het Oudeland van Strijen. *
Bronnen vermelden dat de polder reeds in 1471 werd bezomerdijkt doch bij een stormvloed van 12 januari 1551 onder is gelopen.
In 1553 volgde een bedijking met een winterdijk volgens een accoord met zogenaamde "geïnteresseerden", veelal ingelanden van het Oudeland van Strijen. *
Tot de overdracht van het dijkbeheer aan het waterschap voor de Kil- en Wachtdijken waren beide polders afzonderlijk en voor zich belast met de zorg voor de waterkeringen.
Vanaf 1895 werden ze door de overdracht van de dijken omslagplichtig aan het genoemd waterschap en later, in 1897 aan het waterschap De Oosthoeksche Dijken.
Vanaf 1895 werden ze door de overdracht van de dijken omslagplichtig aan het genoemd waterschap en later, in 1897 aan het waterschap De Oosthoeksche Dijken.
laatste wijziging 05-02-2024
2.313 beschreven archiefstukken
19 gedigitaliseerd
totaal 88 bestanden
Inventaris
laatste wijziging 05-02-2024
2.313 beschreven archiefstukken
19 gedigitaliseerd
totaal 88 bestanden
Kenmerken
Datering:
1436 - 1974
Auteur:
G. Timmerman (2000)
Licentie:
Titel inventaris:
Polder 'Het Oudeland van Strijen en Oud-Bonaventura'
Categorie:
laatste wijziging 05-02-2024
2.313 beschreven archiefstukken
19 gedigitaliseerd
totaal 88 bestanden