Uw zoekacties: Polder 'De Bosschen' en haar rechtsvoorgangers

755 Polder 'De Bosschen' en haar rechtsvoorgangers ( Regionaal Archief Dordrecht )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Aanwijzingen voor de gebruiker
Openbaarheidsbeperkingen
Beperkingen aan het gebruik
Andere toegangen
Aanvraaginstructie
Citeerinstructie
Inleiding
1. Geschiedenis en ontstaan
755 Polder 'De Bosschen' en haar rechtsvoorgangers
Inleiding
1.
Geschiedenis en ontstaan
De onderstaande tekst omvat de inleiding zoals die gegeven is op de inventaris van het archief opgemaakt door de heer Rheineck Leissius, inventarisno. 155.

In de tijd voor de St. Elisabethsvloed van 1421 bestond het land ten Westen van de Groote Zuid-Hollandsche waard (de Oostelijke helft van de tegenwoordige Hoeksche Waard dus), bijkans geheel uit laag onbedijkt land, hetwelk echter nog te oude vormen bewaard had. Het werd in het Westen begrensd door de Striene. Van Oost naar West liep de Oude Maas er van Maasdam af doorheen om tenslotte naar het Noorden te buigen. Het gebied ten Zuiden van deze Maas, in de hoek, tussen Maas en Striene dus, behoorde tot de uitgestrekte heerlijkheid Striene, het onbedijkte langgerekte gebied ten Noorden van deze Maasarm (ten Zuiden dus van wat nu Oude Maas heet) heette aanvankelijke Schobbe en Everocker of ook wel de buitendijksche Tyselinswaard.
Tyselinswaard was dat deel van de bedijkte Groote Zuidhollandsche waard, hetwelk lag tussen Maas en Dubbel. Vermoedelijk was dus de naam van het bedijkte en het onbedijkte deel tezamen, toen zij nog een eiland vormden, Tijselinswaard. Everocker was een gegoed edelman in het midden van de 13e eeuw, die eveneens buitenlanden bezat aan de overzijde van de Maas in het gebied van de heerlijkheid Putten. Zijn zoon Huge verkocht in 1307 Beningherland aan de heer van die heerlijkheid. De naam Scobbe of Schobbe was eveneens een voornaam en komt als Scobbeland o.m. voor bij takken van de heren van Sevenbergen. Welke Scobbe hier heer is geweest, is mij niet bekend. Het ambacht Scobbe en Everocker kwam kort voor 1360 na de dood van jonkvrouwe Mathilde, "die paep Heynen was", aan hare nicht, de vrouwe van Strien, die er in dat jaar haar neef "Goodscalc meester Tielman's heeren Jan's soonsoon, coorbisschop te Utrecht" mede beleende. Deze man, die in zijn lange naam zijn afstamming goeddeels meesleepte, heette ook Godscalc van Rosendale. Hij was een bastaardzoon van mr. Tielam van Stryen, deken van St. Pieter en koorbisschop te Utrecht en een kleinzoon van de grafelijke rentmeester Jan heeren Gilliszoon. Zijn zoon Arent van Rosendale, die in 1423 met Scobbe en Everocker beleend, verkreeg in 1434 verlof dit te bedijken. Dit plan werd eerst echter volvoerd door zijn opvolger Lodewijk van Praet, heer van Moerkerken. Deze bedijkte het in 1439 na 26 mei 1437 een nieuw octrooi te hebben verkregen. * 
Het werd na hem voortaan Mijnsheerenland van Meerkerken genoemd. Ten Noorden hiervan lag in de rivier, die vroeger Waal heette, een onbedijkte eiland, Wouters goede van der Wale genaamd. Dit werd in 1437 *  bedijkt en verkreeg de naam Heinenoord, welke volgens Ramaer (pag. 110) aanvankelijk toekwam aan een oord of eilandje ten Noorden hiervan. Ten Westen van het latere Heinenoord lag nog een klein gors of eiland, hetwelk de naam verkreeg van Godscalxoord, vermoedelijke naar bovengenoemden Godscalc van Rosendale, heer van Scobbe en Everocker, wiens zeggenschap zich dus zover moet hebben uitgestrekt en die het plaatsje tussen 1360 en 1423 (de beleningsjaren van hemzelf en van zijn zoon) zal hebben gesticht. Bij de bedijking van West Maas Nieuwland in 1539 werd het Oude Godscalcoord in de bedijking ervan betrokken.
In 1624 werd ten Noordwesten van het Godscalcoordsche deel van de polder Westmaas-Nieuwland een nieuwe polder aangewonnen en genaamd het Nieuweland van Godscalxoord, genaamd de Bosschen". Dit laatste zal de naam zijn geweest van het gors voor de bedijking en wijst op ene bewassing met elzen, enz. In 1856 werd de naam veranderd in "Het Nieuweland van Heinenoord, genaamd de Bosschen", vermoedelijk daar Godschalxoord was opgegaan in de gemeente Heinenoord. De ingelanden protesteerden echter. Men heeft toen een middenweg gevonden en tot 1862 heette de polder "Het Nieuweland van Godschalxoord, gemeente Heinenoord, genaamd de Bosschen". Na 1862 werd definitief de tegenwoordige naam aangenomen. Het archief is verdeeld in tweeën, n.l. het eigenlijke polderarchief en het beheer van de buitenlanden, behoorende tot de polder. Weliswaar heeft het polderbestuur dit beheer, maar slechts een deel de ingelanden deelt in deze buitenlanden, vandaar de administratieve splitsing."
N.B. Zie ook inventarisno. 9 van het archief van de Dijkage van Mijnsheerenland van Meerkerken, G. Timmerman, 1991.
Tot zover Rheineck Leissius.
2. Verantwoording (her)inventarisatie
3. Archiefbeheer

Kenmerken

Datering:
1665 - 1974
Auteur:
G. Timmerman (1994)
Titel inventaris:
Polder 'De Bosschen' en haar rechtsopvolgers