Uw zoekacties: Gemeente Sliedrecht, 1607 - 1930 (1942)

708 Gemeente Sliedrecht, 1607 - 1930 (1942) ( Regionaal Archief Dordrecht )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Aanwijzingen voor de gebruiker
Openbaarheidsbeperkingen
Beperkingen aan het gebruik
Andere toegangen
Aanvraaginstructie
Citeerinstructie
Inleiding
1. Ontstaansgeschiedenis van dorp en gemeente
2. Bestuur en rechtspraak
708 Gemeente Sliedrecht, 1607 - 1930 (1942)
Inleiding
2.
Bestuur en rechtspraak
De oudste bestuursregeling dateert uit de 17e eeuw *  . Deze regeling noemt als bestuurders voor de drie ambachten: schout en heemraden (benoemd door de ambachtsheren) voor de administratieve, bestuurlijke en waterstaatstaken alsmede schout en geregten (later veelal schepenen genaamd) voor de rechtspraak in contentieuse en voluntaire zaken. Naast deze colleges noemt het reglement als functionarissen: de secretaris, de gaarmeester (dit ambt werd aan de meestbiedende aanbesteed), de waarsman (voor waterstaatswerken) en de bode. Tussen de ambachtsbesturen bestond een samenwerkingsverband voor tal van aangelegenheden die het dorp als geheel raken.
Hierbij traden de drie afzonderlijke besturen gezamenlijk op onder de benaming "schouten en heemraden van den geheele Dorpe van Sliedrecht", waarbij
ingeval van zaken rakende de afwatering naast dit college ook de commissarissen van de Zuid- en Noord-Matena optraden *  . Hoewel het bestuur in één reglement was geregeld had elk ambacht zijn eigen schout en heemraden. Het aantal heemraden bedroeg één of twee, afhankelijk van de grootte van het ambacht.
De regeling in één reglement eindigde in het jaar 1675; toen werd door de ambachtsheer van Sliedrecht een afzonderlijk reglement voor het ambacht Sliedrecht opgesteld *  vanwege de "notoire confusie en verquistinge die werd veroorzaakt door de schaedelijcke gemeenschap die hier mede in vele saecken gepractiseert is geweest met twee noch andere naburige heerlijckheden". In 1676 volgde het reglement voor het ambacht Naaldwijk * 
In 1794 werden de ambachtsbesturen vervangen door één bestuur, dat zich vanaf 1795 municipaliteit noemt. Het bestond voornamelijk uit de voormalige heemraden. Benoemingseisen waren vastgelegd in de Staatsregeling van 1798 *  .
Hoewel de ambachten als zodanig niet meer bestonden werden tot circa 1812 de rekeningen van de kleine binnenlandse omslag gevoerd naast de municipaliteitsrekening.
Ter uitvoering van de Staatsregeling van 1805 *  werd door het Departementaal Bestuur van Holland een bestuurlijke scheiding *  aangebracht tussen het gemeentebestuur en het polderbestuur. Het gemeentebestuur bestond nu uit zeven personen, door het Departementaal Bestuur benoemd. Zij vormden tevens het polderbestuur en de schepenbank, De Schout Civiel had zitting in elk van deze besturen. De taken van het gemeentebestuur omvatten: beslissing op verzoekschriften, aanstelling van ambtenaren, gadering van de verponding, regeling van huishoudelijke aangelegenheden, zorg voor brandbestrijding, de ijk en toezicht op de openbare orde. Bij een Koninklijk Besluit uit 1825 *  werd de bestuursinrichting van gemeentebesturen opnieuw geregeld. Hierbij werden de volgende bestuursleden en functionarissen voorgeschreven: de burgemeester en assessoren (benoemd door de Koning), een gemeenteraad (benoemd door de Staten, gehoord het plaatselijk bestuur), de secretaris (benoemd door de Koning) en de ontvanger (benoemd door de Staten).
De burgemeester was tevens secretaris, een combinatie die tot 1880 *  bleef bestaan.
In de Gemeentewet van 1851 *  vond de verkiezing van de raadsleden plaats volgens het censuskiesrecht. De wethouders (de vroegere assessoren) worden door de raad benoemd. Het aantal raadsleden is tussen 1851 en 1931 gegroeid van 10 tot 15. In de 19e en begin 20e eeuw werden tal van gemeentelijke commissies ingesteld (zie de lijst na de inleiding).
3. Waterstaat
4. Raadhuis
5. Archief
6. Ordening
7. Literatuur
8. Lijst van plaatselijke commissies