Uw zoekacties: Vriendelijk Gezelschap van Predikanten 'Concordia'

234 Vriendelijk Gezelschap van Predikanten 'Concordia' ( Regionaal Archief Dordrecht )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Aanwijzingen voor de gebruiker
Openbaarheidsbeperkingen
Beperkingen aan het gebruik
Andere toegangen
Aanvraaginstructie
Citeerinstructie
Inleiding
1. Geschiedenis
234 Vriendelijk Gezelschap van Predikanten 'Concordia'
Inleiding
1.
Geschiedenis
Op 16 oktober 1732 ondertekenden de Dordtse Hervormde predikanten Adrianus Verster, Jacob van Meurs, Jacob van de Wall, Jacob Covijn en Wilhelmus Snethlage ten huize van de eerstgenoemde het reglement van het Vriendelijk gezelschap van predikanten 'Concordia'. Door deze handeling was 'Concordia' tot onderhoudinge van vreede en vrintschap opgericht. Het reglement bepaalde, dat men elke maand op de tweede donderdag om vijf uur bijeen zou komen, behalve in de maanden juni tot en met augustus. Artikel 6 bepaalde: Dat men in de bijeenkomste met maalkanderen op eene vriendelijk wijse sal spreecken en overleggen wat ten meeste nutte in kerkeraad en classis verstrecken kan. Een andere zeer belangrijke bepaling betreft het betalen van de boeten welke geheven werden op alle mogelijke overtredingen, zoals te laat komen, niet het juiste kostuum aan hebben, voor zijn beurt spreken, geen bericht van verhindering geven e.d. Aan het eind van het jaar was het dan potverteren door middel van een gezamenlijk etentje.
De bijeenkomsten waar geen vrouwen bij aanwezig mochten zijn, werden om de beurt bij een van de predikanten thuis gehouden. Eerst werden dan de boeten geïnd, daarna besprak men kerkelijke zaken. Opmerkelijk is dat ondanks het feit dat het voorbe- sprekingen waren, met soms belangrijke beslissingen, deze nagenoeg niet genotuleerd werden. Na het meer formele gedeelte werd de inwendige mens versterkt door middel van een door de gastheer aangeboden warme maaltijd. De beslotenheid werd in de loop der jaren bij de maaltijden minder, zo nu en dan mochten de echtgenotes ook aanzitten. En had de gastheer andere gasten te logeren, dan mochten deze, mits theologisch geschoold, bij tijd en wijle ook meegenieten.
Al was 'Concordia' een vriendelijk gezelschap, het was tegenover de Kerkeraad bepaald niet vriendelijk als predikanten onderling eerst Kerkeraadszaken te regelen hadden, zodat bij eventuele stemming de niet-predikantzijnde leden van de Kerkeraad een stevig front tegenover zich vonden, waar niet tegen op was te boksen. Op deze wijze was 'Concordia' een staat in de staat geworden! Dat hier moeilijkheden over konden komen, lag dan ook wel voor de hand. In 1761 tekende predikant Johan Bareuth pro-test aan tegen het feit, dat bepaalde zaken welke geheel in de Kerkeraad behandeld dienden te worden geheel niet meer aan de orde kwamen, omdat de predikanten onderling in 'Concordia' een en ander reeds geregeld hadden. Nu was Bareuth in tegenstelling tot het merendeel van de andere predikanten Oranjegezind en niet patriottisch. Vermoedelijk was dit ook de oorzaak van zijn officieuze uitsluiting. Hij werd na zijn lidmaatschap in 1745 in elk geval nooit uitgenodigd voor de bijeenkomsten van 'Concordia'. Daarnaast heeft hij blijkbaar zelf geen gemakkelijk karakter gehad. In elk geval liep deze affaire hoog op en werd uiteraard onderwerp van gesprek in heel Dordrecht. Bareuth verloor in feite en heeft blijkbaar op een gegeven moment de moed opgegeven.
Bovenstaande gebeurtenis was eigenlijk het enige grote gebueren. Nadat de gemoe- deren weer bedaard waren, gingen de vergaderingen gewoon weer op de oude voet verder. Het jaar 1782 bracht het gouden jubileum ter ere waarvan men een glazen drinkglas met inscriptie liet vervaardigen, welke bij bijzondere gelegenheden gebruikt werd. Nieuwe leden werden met den Concordialen bokaal begroet. In 1817 besloot men een deel van de tijd als Ringvergadering te gebruiken, waarvan in een afzonderlijk register aantekening gehouden zou worden. Dit duurde tot 1869 waarna deze bijeenkomsten binnen het gezelschap niet meer gehouden werden, omdat, zoals in 1853 besloten was, niet meer alle broeders van de Ring lid van 'Concordia' waren. Het gezelschap heeft verscheidene malen actief geholpen bij het inzamelen van geld en goederen ten behoeve van slachtoffers van watersnoden en ziekte-epidemieën. Meer en meer was het echter alleen maar een gezelligheidsclub geworden en werden de uitgebreide maaltijden ten huize van de predikanten eenvoudiger. Het Vriendelijk gezelschap van predikanten 'Concordia' raakte ondanks de op het jubileumglas aangebrachte spreuken Je maintiendrai en Perennitati concordiae in de vergetelheid. We weten zelfs niet meer wanneer ze definitief ophield te bestaan. Blijkbaar bestond ze overigens nog in 1880. Er werd toen voor een lidmaatschap bedankt.
2. Het archief

Kenmerken

Datering:
1732 - 1880
Auteur:
W. Veerman (1975)
Omvang:
0,13 meter
Titel inventaris:
Vriendelijk Gezelschap van Predikanten 'Concordia'