Uw zoekacties: Hulpbank

225 Hulpbank ( Regionaal Archief Dordrecht )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Aanwijzingen voor de gebruiker
Openbaarheidsbeperkingen
Beperkingen aan het gebruik
Andere toegangen
Aanvraaginstructie
Citeerinstructie
Inleiding
1. Geschiedenis en organisatie
225 Hulpbank
Inleiding
1.
Geschiedenis en organisatie
Het oprichten van een Hulpbank te Dordrecht is één van de initiatieven van de Maatschappij tot nut van het algemeen geweest. A.J. Verbeek van der Sande bracht op 25 februari 1851 het voorstel ter tafel om ook in Dordrecht een Hulpbank op te richten om minvermogende ambachts- en handwerklieden, landbouwers, neringdoende en andere nijvere personen, door het voorschieten van geld in hun beroep of bedrijf te ondersteunen of daartoe behulpzaam te zijn. Om dit voorstel nader te onderzoeken werd een commissie gevormd door O.B. 't Hooft van Benthuizen, G.A. de Raadt en A.J. Verbeek van der Sande, die in een schriftelijk rapport gunstig adviseerde. Het bestuur en de vergadering van het Departement verenigden zich met het rapport op 30 oktober 1851, de oprichtingsdatum van de Hulpbank. Er werd een lijst van deelneming opengesteld, waarvoor de vergadering voor ? 800 inschreef. Men zond aan de leden en stadgenoten een circulaire, waarin men aanspoorde tot de aankoop van aandelen, hetgeen tot resultaat had dat in februari 1852 voor ? 4250 aan aandelen à ? 50 werd uitgegeven.
Het Departement besloot verdere regelingen aan de aandeelhouders over te laten, waartoe op 10 maart 1852 een algemene aandeelhoudersvergadering gehouden werd. C.W.O. van Dorsser, G.A. de Raadt, J.J. de Reus, H. van der Linden en A.J. Verbeek van der Sande werd opgedragen een reglement te ontwerpen. Op 29 april 1852 koos men uit de leden een bestuur, bestaande uit C.W.O. van Dorsser, G.A. de Raadt, J.J. de Reus, H. van der Linden, A.J. Verbeek van der Sande, J.P.F. Dicke, G.O. Lotsij, J. van Oldenborgh, H. Stoop en H. Mauritz. De eerste bestuursvergadering werd op 21 mei 1852 gehouden. De toenemende aanvragen om voorschotten maakten het reeds in 1854 noodzakelijk wederom een verzoek om meer kapitaal tot de ingezetenen van Dordrecht te richten, wat tot gevolg had dat in 1867 het werkkapitaal werd uitgebreid tot ? 15.000.
De vergaderingen en zittingen werden in een lokaal in de Berckepoort in de Nieuw- straat gehouden, na 1 januari 1878 in het gebouw van de Spaarbank aan het Bagijnhof, hoek Johan de Wittstraat. Met ups en downs gingen de werkzaamheden van de Hulpbank jaar in jaar uit door. De bepaling dat de kredietnemer twee borgen moest aanstellen, die in geval van wanbetaling aansprakelijk konden worden gesteld, werd echter hoe langer hoe meer als een beletsel gevoeld. In 1931 werd dit probleem opgelost, omdat in die gevallen waar de borgstelling moeilijkheden opleverde, de in 1931 opgerichte Dordrechtse stichting voor verenigde woekerbestrijding als borg zou optreden. De Stichting werd beheerd door de gemeente en de plaatselijke diaconieën. Na de Tweede Wereldoorlog namen de kredietaanvragen verder toe.
De uitbreiding van de dienstverlening werd als volgt geregeld met de Middenstands- federatie en het gemeentebestuur: de kredieten moesten over het in 1951 opgerichte Dordrechts financieringsfonds lopen, waarbij de Hulpbank het krediet verschafte en dat rechtstreeks aan de detaillist uitbetaalde ter voldoening van de koopsom. De gemeente zorgde voor het benodigde werkkapitaal, groot ? 50.000. De resultaten van het Fonds waren over het algemeen niet zoals men had verwacht. Men weet dit onder meer aan onvoldoende bekendheid, te lage kredieten en schroom om in contact te treden met de Hulpbank, die uiteindelijk toch de geldschieter bleef. Nadat in 1962 de gemeente de overeenkomst opzegde, werd in 1965 het Financieringsfonds opgeheven. Daartegenover stond dan dat de verplichting om bij een lening borgen aan te wijzen, verviel.
In de jaren 1956 - 1962 werden ook zittingen gehouden te Zwijndrecht. Na 1968 werden steeds meer diensten overgenomen door de in hetzelfde gebouw gehuisveste Spaarbank. In 1970 werd tenslotte de administratie ook overgelaten aan de Spaarbank. Bij die gelegenheid werden de oude stukken overgedragen aan het Gemeentearchief. De Hulpbank werd echter niet opgeheven. In 1969 nam de Spaarbank alle aandelen van de Hulpbank over, zodat zij de eigenares werd. Het bestuur van de Hulpbank bleef aan en tot op heden verschijnt er een jaarverslag. Thans worden de voorschotten door de Hulpbank verleend tot een bedrag van ? 1500, waarbij de Spaarbank zich belast heeft met de administratieve behandeling daarvan. Daarboven verstrekt de Spaarbank de leningen ook zelf.
Het bestuur bestond uit minstens acht leden. Zij werden gekozen door de aandeel- houders voor een periode van drie jaar. Jaarlijks trad een derde van het bestuur af volgens rooster. Het bestuur koos uit zijn midden een voorzitter, een tweede voorzitter, een secretaris en een kassier-boekhouder. Maandelijks werd een vergadering gehouden onder andere ter vaststelling van het toekennen van kredieten. De aandeelhouders vergaderden eenmaal per jaar. Het bestuur deed dan verslag van zijn verrichtingen in het afgelopen jaar en de werking en staat van de bank. De gang van zaken bij een aanvraag om krediet was als volgt: een aanvraagformulier werd ingevuld, de aanvrager wees twee borgen aan, die voor hem garant wilden staan en op de maandelijkse bestuursvergadering werd beslist of de aanvraag al dan niet ingewilligd zou worden. Hierbij kwamen allerlei aspecten aan de orde, want er werd alleen een krediet verstrekt aan hen, die dat door zedelijkheid en vlijt waard waren. Werd een krediet verleend, dan tekenden de kredietnemer en de borgen een schuldbekentenis en werd een afbetalingsboekje voor de wekelijkse aflossingen uitgereikt.
De naam van de kredietnemer werd in het register van afgesloten leningen gezet en zijn terugbetalingen werden in de weekboeken bijgehouden. Betaalde hij niet regelmatig af, dan werd hij beboet. Daartegenover stond dat als de kredietnemer binnen de overeengekomen tijd afloste, hij een gedeelte van de verschuldigde rente terug kreeg. In 1951 werd de administratie belangrijk vereenvoudigd door alle gegevens per klant op stamkaarten over te brengen, zodat bijna alle in gebruik zijnde registers in verband met kredietaanvragen, sinds de oprichting in gebruik, konden vervallen.
2. Het archief

Kenmerken

Datering:
1851 - 1970
Auteur:
S. Schillemans (1974)
Omvang:
10,38 meter
Titel inventaris:
Hulpbank
Archiefvormer(s):