Uw zoekacties: Gemeentepolitie van Dordrecht

213 Gemeentepolitie van Dordrecht ( Regionaal Archief Dordrecht )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Aanwijzingen voor de gebruiker
Openbaarheidsbeperkingen
Beperkingen aan het gebruik
Andere toegangen
Aanvraaginstructie
Citeerinstructie
Inleiding
1. Geschiedenis
213 Gemeentepolitie van Dordrecht
Inleiding
1.
Geschiedenis
In het begin van de negentiende eeuw was de handhaving van de openbare orde in handen van een kleine groep mensen. Zo bestond het politieapparaat in 1816 in Dordrecht uit twee commissarissen met elk een eigen district en vier dienaren. Ook waren er de nodige klapwakers en lantaarnopstekers en -vullers in dienst maar die behoorden allen niet officieel tot de politie. De 28 klapwakers waren voornamelijk 's nachts actief. Hierdoor lijkt het erop dat er overdag minder criminaliteit werd verwacht dan in het donker. In de loop van de negentiende eeuw verbeterde de situatie zich geleidelijk. Er stond immers elk jaar in het gemeenteverslag dat de openbare orde werd niet verstoord.

De verbetering van de politiezorg kwam mede door een zeer geleidelijke professionalisering. In 1860 was er een uitbreiding en reorganisatie. Aanleiding hiervoor was een toename van het aantal strafverordeningen en dus ook het aantal taken van de politie. Er kwamen een inspecteur, tien commissarissen en 60 agenten bij. De controle op de politie was overigens volledig in handen van de burgemeester. De Gemeenteraad bemoeide zich louter met financiële kwesties. Het bureau was tot 1869 gevestigd in het postkantoor, tot 1964 aan de Groenmarkt en de Houttuinen en daarna aan de Nassauweg.
In de negentiende eeuw hield de handhaving van de openbare orde niet meer in dan het weren van bedelarij, diefstal en geweld. Bedelarij werd vanaf 1820 danig geweerd, er stonden gevangenisstraffen op. Na 1880 kwam bedelarij maar zelden voor de rechter. Wel klopten er tot in de twintigste eeuw mensen bij de politie aan voor voedsel en/of onderdak. Diefstal was een groter probleem, zeker voor de burgerij. Het aantal diefstallen was vrij hoog, veelal arbeiders en scheepssjouwers maakten zich er schuldig aan. De laatste decennia van de negentiende eeuw nam het aantal diefstallen af of bleef in ieder geval gelijk, mede door de uitbreiding van de politie. Na 1900 begon weer een toename. Hoewel er in de negentiende eeuw in het weekend ook al veel volk op de been was in Dordrecht en dan met name 's avonds, was het aantal geweldsdelicten op straat niet noemenswaardig. Het meeste geweld viel bij burenruzies, op het werk of thuis. In de beginjaren van de twintigste eeuw lijkt er sprake te zijn van een toename van het aantal vechtpartijen in de stad. Het aantal vonnissen voor geweldpleging verdubbelt zelfs in het eerste decennium.
In de loop van de negentiende eeuw controleerde de overheid steeds meer aspecten van het sociale leven. De algemene politieverordening werd dan ook steeds omvangrijker. De eerste politieverordening van 1856 had vooral betrekking op rust en orde op straat. Hieronder viel onder andere de verkeersregulering, het verbod op dronkenschap en het verbod om te gokken. Het groeiende weg- en waterverkeer leidde er toe dat de verkeersregels steeds moesten worden aangepast. Waar de geregistreerde criminaliteit tijdens de Eerste Wereldoorlog zienderogen steeg, mede door extra politietoezicht vanwege de angst voor ongeregeldheden, nam deze na de oorlog tot eind jaren 1920 weer af. In de jaren 1930 nam de criminaliteit en daardoor ook de werkdruk bij de politie weer toe, mede ingegeven door de slechte economisiche situatie in Nederland.

Na de Tweede Wereldoorlog werd de politie gezuiverd, wat inhield dat de commissaris en vier politiemensen oneervol werden ontslagen en enkelen ook nog vervolgd werden in het kader van de bijzondere rechtspleging. Daarna ging de uitbouw en professionalisering van de politie weer verder. Agenten kregen verplicht zwemles in de jaren 1950, er kwamen allerhande sportcursussen en ook de kennis van EHBO en B.B. werden bijgespijkerd. Niet lang na de oorlog, na eerst een daling, steeg de criminaliteit. Enerzijds vanwege het herstel van de rechtsverhoudingen, anderzijds deden de mensen weer aangifte. Ook had de politie meer tijd om zich met de openbare orde bezig te houden. Vooral het aantal verkeersovertredingen nam enorm toe en dus ook het aantal processen-verbaal, zo erg zelfs dat in 1959 de politie de bevoegdheid kreeg om direct boetes op te leggen en te innen. Dit scheelde het nodige papierwerk.
Een nieuw fenomeen in de jaren 1950 was de 'verwilderde' jeugd. De jeugd was te baldadig, wat meestal inhield dat zij liep in plantsoenen of voetbalde in het park. De jaren 60 die de nodige maatschappelijke veranderingen met zich meebrachten, hadden ook invloed op de politie in Dordrecht. Hoofdcommissaris Heidema had in 1960 mooie ideeën over de beroepsethiek van de politie. Politiemensen moesten betrokken zijn bij de maatschappij en dichtbij het publiek staan. Niet alleen moest er plaats zijn voor repressie maar er moest ook ruimte komen voor preventie. Hierom voerde hij een wijksysteem in. Drie wijkbureaus kregen veel zelfstandigheid bij het uitvoeren van hun taken. Dit functioneerde niet optimaal. Al in 1967 werd er een nieuwe reorganisatie doorgevoerd waarbij alle macht weer werd geconcentreerd bij het hoofdbureau. Deze structuur, die werd gehandhaafd totdat de Gemeentepolitie in 1994 met de Rijkspolitie in de omringende gemeenten opging in de Regiopolitie Zuid-Holland Zuid.
2. Het archief

Kenmerken

Datering:
1905 - 1992
Auteur:
M.M. van Holten (2004)
Omvang:
34,75 meter
Titel inventaris:
Gemeentepolitie van Dordrecht