14 Watergerecht te Dordrecht ( Regionaal Archief Dordrecht )
14
Watergerecht te Dordrecht
Aanwijzingen voor de gebruiker
laatste wijziging 06-02-2024
80 beschreven archiefstukken
Inleiding
2. Taken
14 Watergerecht te Dordrecht
Inleiding
2.
Taken
Het watergerecht had drie hoofdtaken:
1. beslechten van geschillen die voortkwamen uit scheepvaart en zeehandel;
2. bemoeienis met scheepsverzekeringen en zaken betreffende averij;
3. opmaken van akten van koop en verkoop van schepen (zogenaamde bijlbrieven) en afsluiten van scheepshypotheken. Tot enige vorm van criminele rechtspraak was het watergerecht niet bevoegd. Voor het wijzen van vonnis moesten tenminste vijf leden aanwezig zijn.
Opvallend is dat er tot 1775 nauwelijks sprake is van geschreven recht. Waar bijvoorbeeld het oudste Amsterdamse keurboek van 1413 al verschillende artikelen inzake het waterrecht bevat, (8) bieden de Dordtse rechtsbronnen heel weinig. De costumen van 1570, de optekening van het Dordtse recht, bevat enkele artikel en (25-33) met betrekking tot het waterrecht. (9) Een opdracht die het gerecht in 1664 aan een commissie gaf om een instructie op te stellen en een ordonnantie op de verzekeringen te ontwerpen, lijkt geen enkel resultaat te hebben opgeleverd. Een competentiegeschil, zeven jaar later, tussen het gerecht en waterschepenen, leidde wel tot een ad-hoc beslissing, maar opnieuw niet tot een duidelijke, geschreven juridische grondslag voor het college. De waterschepenen baseerden zich in hoge mate op het gewoonterecht en op regels die door de hoge overheid waren gesteld. Dat gewoonterecht en de expertise van de schepenen kunnen misschien in de vijftiende en zestiende eeuw nog voldoende zijn geweest, in de zeventiende en achttiende eeuw, waarin de risico’s van reders zo veel groter werden, schoot dat duidelijk tekort. (10)
(8) Marijke Carasso-Kok (red), Geschiedenis van Amsterdam I. (Amsterdam, 2004), 192.
(9) Afgedrukt bij Van de Wall, Handvesten, 1328 e.v. Balen, Beschrijvinge, 551-556. Zie over de costuymen: Horsman, ‘Dordt in het geding’, 21-22.
(10) Lips, Wandelingen 21 meldt, niet zonder lokaal chauvinisme, dat nog in 1512 Amsterdamse schepenen verklaarden indien nodig recht te halen in Dordrecht.
1. beslechten van geschillen die voortkwamen uit scheepvaart en zeehandel;
2. bemoeienis met scheepsverzekeringen en zaken betreffende averij;
3. opmaken van akten van koop en verkoop van schepen (zogenaamde bijlbrieven) en afsluiten van scheepshypotheken. Tot enige vorm van criminele rechtspraak was het watergerecht niet bevoegd. Voor het wijzen van vonnis moesten tenminste vijf leden aanwezig zijn.
Opvallend is dat er tot 1775 nauwelijks sprake is van geschreven recht. Waar bijvoorbeeld het oudste Amsterdamse keurboek van 1413 al verschillende artikelen inzake het waterrecht bevat, (8) bieden de Dordtse rechtsbronnen heel weinig. De costumen van 1570, de optekening van het Dordtse recht, bevat enkele artikel en (25-33) met betrekking tot het waterrecht. (9) Een opdracht die het gerecht in 1664 aan een commissie gaf om een instructie op te stellen en een ordonnantie op de verzekeringen te ontwerpen, lijkt geen enkel resultaat te hebben opgeleverd. Een competentiegeschil, zeven jaar later, tussen het gerecht en waterschepenen, leidde wel tot een ad-hoc beslissing, maar opnieuw niet tot een duidelijke, geschreven juridische grondslag voor het college. De waterschepenen baseerden zich in hoge mate op het gewoonterecht en op regels die door de hoge overheid waren gesteld. Dat gewoonterecht en de expertise van de schepenen kunnen misschien in de vijftiende en zestiende eeuw nog voldoende zijn geweest, in de zeventiende en achttiende eeuw, waarin de risico’s van reders zo veel groter werden, schoot dat duidelijk tekort. (10)
(8) Marijke Carasso-Kok (red), Geschiedenis van Amsterdam I. (Amsterdam, 2004), 192.
(9) Afgedrukt bij Van de Wall, Handvesten, 1328 e.v. Balen, Beschrijvinge, 551-556. Zie over de costuymen: Horsman, ‘Dordt in het geding’, 21-22.
(10) Lips, Wandelingen 21 meldt, niet zonder lokaal chauvinisme, dat nog in 1512 Amsterdamse schepenen verklaarden indien nodig recht te halen in Dordrecht.
Naar aanleiding van een criminele procedure verzocht het gerecht in 1771 aan waterschepenen een zeerecht op te stellen, zoals ook andere handelsteden al hadden. Over het concept, dat meer dan 300 artikelen stelde, rapporteerde ruim een jaar later een commissie uit het gerecht, dat de waterschepenen zich niet aan de opdracht hadden gehouden, maar ook assurantiezaken en andere onderwerpen met betrekking tot de scheepvaart in het reglement hadden opgenomen; ze waren daarin beduidend uitgebreider dan de oude ordonnantie die zeker al sinds 1595 van kracht was. (11) Om over een zo uitvoerige reglement een besluit te kunnen nemen, zou nader onderzoek nodig zijn, onder andere bestudering van de rollen van het watergerecht. Voorlopig nam de commissie de artikelen 187 tot 259 uit het concept en ontwierp op basis daarvan het Reglement voor de scheepsofficieren en bootsgesellen zich verhuurt hebbende. Dit reglement, dat nog hetzelfde jaar in druk verscheen (12) verving het 20 jaar eerder opgestelde reglement voor de commissaris van verhuring van scheepsvolk (1750, aanvulling 1752).
(11) Archief van het gerecht, invnr 6, resoluties van 20 juni 1771 en 9 september 1772. De oude ordonnantie waarnaar de commissie verwees, moeten de costuymen geweest zijn. Opvallend is dat de commissie zich niet baseerde op een document in het archief, maar op Balen.
(12) Een exemplaar in de Collectie Keuren en ordonnanties (134), invnr 10, nr 142.
(11) Archief van het gerecht, invnr 6, resoluties van 20 juni 1771 en 9 september 1772. De oude ordonnantie waarnaar de commissie verwees, moeten de costuymen geweest zijn. Opvallend is dat de commissie zich niet baseerde op een document in het archief, maar op Balen.
(12) Een exemplaar in de Collectie Keuren en ordonnanties (134), invnr 10, nr 142.
Kennelijk heeft het gerecht wel de noodzaak gezien van een uitvoeriger reglement, zoals de waterschepenen zelf hadden opgesteld. In 1775 stelde het een instructie vast van 176 artikelen: Instructie voor schepenen van ’t watergerecht en ordonnantie op het stuk van assurantie en averije, mitsgaders van zeezakenen de manier van procederen ontrent dezelve. (13) Het is aanemelijk dat deze ordonnantie gebaseerd is op het oudere, concept en de gangbare praktijk codificeerde. Een aantal malen blijkt dat expliciet door de toevoeging: ‘zoals vanouds…’ De procesgang was gelijk aan die van de gewone schepenbank. Opvallend is artikel 7, dat het watergerecht de mogelijkheid bood complexe en langdurige zaken door te schuiven naar de gewone schepenbank. (14)
(13) Collectie Keuren en ordonnanties (134), invnr 10, nr 111.
(14) Zie invnr 13.
(13) Collectie Keuren en ordonnanties (134), invnr 10, nr 111.
(14) Zie invnr 13.
laatste wijziging 06-02-2024
80 beschreven archiefstukken
Inventaris
laatste wijziging 06-02-2024
80 beschreven archiefstukken
Kenmerken
Datering:
1627 - 1811 (1812)
Auteur:
P.J. Horsman (2012)
Omvang:
2,38 meter
Licentie:
Titel inventaris:
Watergerecht te Dordrecht
Categorie:
laatste wijziging 06-02-2024
80 beschreven archiefstukken