Uw zoekacties: Leproos-, Arme Gevangenen- en Krankzinnighuis

133 Leproos-, Arme Gevangenen- en Krankzinnighuis ( Regionaal Archief Dordrecht )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Aanwijzingen voor de gebruiker
Openbaarheidsbeperkingen
Beperkingen aan het gebruik
Andere toegangen
Aanvraaginstructie
Citeerinstructie
Inleiding
1. Geschiedenis
133 Leproos-, Arme Gevangenen- en Krankzinnighuis
Inleiding
1.
Geschiedenis
Het eerste Leprooshuis, door Balen 't zieken- malacryen- lazarus- of leprooshuys genoemd, stond op de Ringdijk van de Grote Waard buiten de Vuilpoort. Het behoorde tot de Sint-Adriaensparochie en bestond mogelijk reeds in 1309. Het gebouw is in 1572 geheel verloren gegaan. De bevolking vond, circa 1574, een onderkomen in het gebouw van het Heilige Geest- en Pesthuis ter Grote Kerk op de hoek van de Vriesestraat en de Vest. De Heilige Geestmeesters hadden in dat jaar namelijk te kennen gegeven dit gebouw te willen verlaten en het voormalige Agnietenklooster te willen betrekken, wat door het stadsbestuur werd toegestaan. Waarom de Heilige Geestmeesters hun behuizing wensten te verlaten is wel duidelijk: Over- midts die woeninge ende erven tot allen tijden op een gemeen vloet ondervloeyt zulcx dat men alsdan vier oft brandt int zelve huys en mach gebruycken ende dat meer es, dat de selve woeninghe zeer remetyck es overmidts de straet die in corte jaeren seer gehoocht es alsoe dat bedden, huysraedt, linnen ende wollen daer doer gansselicken bederft ende te nyete gaet.
Ende tselve nyet te helpen ofte beeteren en es ten waer dat men tselve huys geheel ende al offbrake twelck soude comen tot groote excessive costen die tvoors. comptoer nyet mogelicken es nu ter tijt te dragen ofte te supporteeren. *  Of er door de regenten van het Leprooshuis provisorische maatregelen ter verbetering genomen zijn of dat zij besloten tot een grondige verbouwing van de nieuwe behuizing is niet bekend. Dat er het nodige geld aan besteed moest worden staat wel vast en mogelijk is op dat moment al de basis gelegd van de slechte financiële situatie, die uit de archiefstukken van een latere periode zo duidelijk naar voren komt.
Op 5 juni 1641 besloot de Oudraad het bestuur en de financiën van het Leprooshuis met die van het Krankzinnighuis te verenigen. *  Tien jaar eerder waren reeds bestuur en financiën van het Krankzinnighuis en het Gevangenhuis met elkaar gecombineerd. *  Het Krankzinnig- of Dolhuis was het voormalige Cellebroedersklooster. De Cellebroeders hielden zich in de 15e en 16e eeuw bezig met de verpleging van pestlijders en de verzorging van krankzinnigen. Na de gebeurtenissen in 1572 kwam het klooster in handen van het Heilige Geest- en Pesthuis ter Grote Kerk. Toen het stadsbestuur in 1580 het voornemen had om in het Pesthuis krankzinnigen onder te brengen keerden de regenten zich hiertegen en besloten zij het voormalige Cellebroe- dersklooster aan het stadsbestuur af te staan om dat te bestemmen als onderkomen voor de krankzinnigen. *  Balen vermeldt later dat er dertien cellen voor krankzinnigen waren en een gevangenhuis voor de luyen en kwaadwilligen. Zo was er dus één instelling, één bestuur, maar waren er twee gebouwen: het Leprooshuis en het Arme gevangenen- en krankzinnighuis.
Het aantal personen dat in de 17e eeuw in het Leprooshuis was opgenomen, was gering. In 1658 waren er bijvoorbeeld slechts elf, waarvan acht op kosten van de Diaconie. *  Ook werden er wel mensen opgenomen die voor eigen rekening verzorgd werden. Balen vermeldt dat er zich eenige simpelen, die haar in den dronk verloopen, en eenige quaadwillige Vrouluden bevonden. De lepralijders werden in de 17e eeuw, zo zij nog voorkwamen niet in het Leprooshuis opgenomen maar elders verzorgd. De steeds slechter wordende financiële situatie bereikte op het eind van de 17e eeuw een hoogtepunt.
Ondanks financiële steun van het stadsbestuur en jaarlijkse subsidies van het Weeshuis, het Heilige Geest- en Pesthuis ter Grote Kerk, het Gasthuis en het Oude mannen- en vrouwenhuis *  bedroeg het tekort op de rekening van de rentmeester in 1693 meer dan ? 10.000. Het jaar daarop stelde rentmeester Adriaan van de Graaff, voor om het Leprooshuis te verkopen, waarna met de opbrengst het tekort gelenigd zou kunnen worden. *  De Oudraad ging hiermee akkoord. *  Toch ging de verkoop niet door, omdat bleek dat verhuur van het Leprooshuis aan de binnenvader en binnenmoeder financieel voordeliger was. *  Over de opname van krankzinnigen ontstonden voortdurend meningsverschillen tussen de regenten en de Diaconie.
In 1703 bepaalde de Oudraad dat bij het Dul- ofte Leprooshuys soude behooren te werden onderhou- den alle arme, dolle, kranksinnige ofte sinneloose persoonen die haar soodanig aenstellen ende gedragen dat haar selven ofte haeren evennaasten komen te quetsen, slaan ofte op andere maniere benaedeelen ofte het selve met redenen gevreest wert, soo dat in den borgerlyken omgange niet sonder perykel konnen blyven ende daerom een strickte ofte minder strickte opsluytinge van nooden hebben; dat daar jegens bij de Diaconie behoorde te werden versorgt alle onnosele en sinneloose per- soonen die alleen maar opsigt behoeven dat haar eigen selver geen ongeluck mogen toebrengen, ende derhalven geen opsluytinge van nooden hebben ende in een borgers huys konnen werden gealimenteert. * 
Op 1 februari 1723 besloot de Oudraad, weer uit financiële overwegingen, het Arme gevangenen- en krankzinnighuis met het klijne huysken daerbij staende te verkopen en de opbrengst te gebruiken voor het maken van bekwame logementen in het Leprooshuis voor de krankzinnigen. Het Arme gevangenen- en krankzinnighuis bracht ? 1100 op, het huisje ? 165. *  De bevolking werd overgebracht naar het Leprooshuis, dat nu dus naast de door Balen getypeerde personen ook gevangenen en krankzinnigen herbergde. In 1726 werd de bestaande accommodatie uitgebreid door de oprichting van een nieuw gebouw. De totale kosten bedroegen ? 12.859,60. * 
Dat er droevige omstandigheden in het Leprooshuis heersten, die door de nieuwbouw niet waren verbeterd, blijkt uit een rapport dat op 13 december 1759 aan de Oudraad werd uitgebracht: Yder die de toestand van het Leprooshuys van binnen bekend is, weet het dat de constructie van dat huys zoo bekrompen is, dat de plaats die gedestineert is tot het opsluyten van sulke aller deerniswaardigste subjecten als zijn arme krankzinnige en dulle menschen, zeer bedompt is, zeer ongezond, en dus tot merkelijke verzwaering van de ziekte van zulke subjecten; dat verders het verblijf, hetwelk in dat huys geschikt is voor innocente en simpele arme subjecten van 't Leprooshuys en van de Diacony ook ellendig is, dat sommigen in hokjes, als kotten langs de open plaats, anderen op de vliering onder het dak gelogeert zijn, hetwelk in koude winters, eerder na het oeffenen van straffen over die ongelukkigen, als na werken van barmhartigheid gelijckend; dat mede het getal van all wat te zamen in dat Leprooshuys zit opgeslooten, so groot is en dat de subjecten so veelderlije zijn van soort, dat een mensch dat maar even simpel is, door de geduurige onrust aldaar binnen korte geheel gek moet worden; dat het eenige gedeelte van dat gebouw, dat goed is, en langs de Vriesestraat komt, nu gebruikt word en ook bekwaam is tot logement van besloote commensalen, zijnde persoonen die om krankzinnigheit, innocentie of kwade conduites op eige beurs en costen geconfineert zitten. * 
Naar aanleiding van dit vernietigende rapport werd besloten het Leprooshuis op te heffen, de zieken en gevangenen over te brengen naar meer geschikte instellingen of uit te besteden aan particulieren en de krankzinnigen op te nemen in een op te richten krankzinnigengesticht. In 1762 was de overplaatsing voltooid. Een aantal van hen die voor eigen rekening verzorgd werden, bleef echter nog enige jaren in het Leprooshuis wonen. De fondsen van het Leproos-, arme gevangenen- en krankzinnighuis kwamen ten goede aan het nieuwe Krankzinnigengesticht. Het Leprooshuis diende later nog als logement, militair hospitaal en dependance van het Gemeentearchief. Momenteel is het Nederlands genootschap van leraren er gevestigd.
2. Het archief
3. Noten
4. Literatuurlijst
5. Lijst van regenten en rentmeesters

Kenmerken

Datering:
1534 - 1762
Auteur:
M.H. Benschop (1981)
Omvang:
1,38 meter
Titel inventaris:
Leproos-, Arme Gevangenen- en Krankzinnighuis
Categorie: