Uw zoekacties: Engelse en Schotse Gemeente van Dordrecht

110 Engelse en Schotse Gemeente van Dordrecht ( Regionaal Archief Dordrecht )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Aanwijzingen voor de gebruiker
Openbaarheidsbeperkingen
Beperkingen aan het gebruik
Andere toegangen
Aanvraaginstructie
Citeerinstructie
Inleiding
1. Geschiedenis
110 Engelse en Schotse Gemeente van Dordrecht
Inleiding
1.
Geschiedenis
In 1623 werd in Dordrecht de Engelse kerk opgericht, ook wel kerck van de Engel- sche ende Schotse natie genoemd *  . Voor die tijd werden er slechts af en toe diensten gehouden voor de Engelsen in Dordrecht, waarvoor dan meestal een predikant uit Gorinchem overkwam. De aanleiding voor de stichting van een vaste kerk lag in het bijwonen van de Dordtse synode door Schotse afgevaardigden, die tijdens hun verblijf hier kerkdiensten hielden . Ofschoon zowel Engelsen als Schotten van de gemeente deel uitmaakten, sprak men meestal van de Engelse Kerk *  . De diensten werden gehouden in de Waalse kerk, Nieuwkerk en Augustijnenkerk. Toen de Nieuwkerk en later ook de Augustijnenkerk voor de Engelse gemeente niet meer beschikbaar waren, werd haar in 1635 van stadswege het zogenaamde Molkenhuis van het Mariënbornklooster toegewezen als kerkgebouw.
In 1655 vestigde de Sociëteit van de merchants adventurers zich in Dordrecht. De merchants sloten met de stadsregering een concordaat, waarbij hun een eigen kerkgebouw werd toegestaan. Immers, in tegenstelling tot de presbyteriaanse Engelse en Schotse gemeente, waren deze kooplieden episcopaals *  . Zij hielden hun diensten in de voormalige Wijnkoperskapel aan de Wijnstraat. Gewoonlijk sprak men van de Engelse courtkerk. In 1668 zou ook de Schotse stapelcourt hier een eigen kerkgebouw krijgen, maar daar is nooit iets van gekomen *  . Het volgend jaar namelijk verklaarden de Staten van Holland de concordaten met de Engelse en de Schotse court ongeldig, vooral op aandrang van Rotterdam. Door het verzet van Dordrecht bleven toch vele Engelse kooplieden hier achter *  . Beide gemeenten beriepen in 1700 dezelfde predikant *  , maar het is niet bekend of daarvoor al een vereniging had plaatsgevonden *  .
In het notulenboek, dat de Sociëteit eerst in 1700 noemt, wordt in 1721 gesproken van our Englisch court *  . De diensten van de verenigde gemeenten werden waarschijnlijk sinds 1700 in de Engelse courtkerk gehouden *  . Op den duur maakten steeds minder Engelsen en steeds meer Dordtenaren deel uit van de gemeente. Het proces begon al in 1643 toen een Dordtse zilversmid tot diaken werd gekozen *  . In de achttiende eeuw bestond de gemeente bijna geheel uit Hollanders. Sinds 1645 stond de kerk onder de Classis Dordrecht, later Classis Zuid-Holland. In 1703 scheidde zij zich af en bleef onafhankelijk tot 1816, toen zij bij Koninklijk besluit weer bij de Classis Dordrecht werd ingelijfd *  .
De Kerkeraad bestond naast de predikant uit ouderlingen en diakenen, meestal twee van elk. De predikant was voorzitter en de scriba, een diaken, trad op als boekhouder. Later nam soms ook een ouderling de taken van de predikant in Kerkeraadsvergaderingen waar *  . Ook oudleden van de Kerkeraad speelden een belangrijke rol. In 1725 en later worden ze apart vermeld, men sprak wel van niet in dienst zijnde ouderlingen en diakenen *  . Hiernaast had men bezoldigde functies. In 1656 bijvoorbeeld vindt men een 'reader' *  vermeld, in 1698 een koster, tevens voorlezer en 'clerck' *  . De functies van koster en klerk werden in 1721 gesplitst *  . Ook had men een klokkeluider *  .
De stad bezoldigde aanvankelijk de predikant, betaalde meestal gedeeltelijk de koster en de klerk, betaalde eerst geheel, later gedeeltelijk het onderhoud van de kerk en droeg in de negentiende eeuw bij tot het onderhoud van de armen *  . Daartegenover was steeds de goedkeuring van het stadsbestuur en van de Hervormde kerk nodig bij de benoeming van de predikant en in een enkel geval zelfs van de nieuwe leden van de Kerkeraad *  . De voornaamste inkomsten van de kerk waren afkomstig van collecten, effecten en legaten en bestonden verder uit entreegelden en boeten van de ouderlingen. De boetegelden vormden de private cash, die van 1795 - 1796, vermeerderd met een bijdrage van de stad en enige legaten, is gebruikt voor het onderhoud van de kerk *  . De andere inkomsten vormden de general cash, die werden gebruikt voor aalmoezen en de bezoldiging van predikant, koster, klerk en klokkeluider.
Een aantal brieven was gemerkt met letters, die correspondeerden met letters in het notulenboek. Na 1821 was de correspondentie door gebruik van een lias op natuurlijke wijze geordend. De bijlagen bij de rekeningen bevonden zich veelal in pakjes, waarop soms een overzicht van de inhoud was geschreven. De correspondentie is nu chronologisch geordend, waarbij een scheiding is gemaakt tussen ingekomen brieven en minuten van uitgegane brieven. Reglementen, stukken betreffende obligaties, attestaties en lijsten van goederen, soms zelfs bijlagen bij de rekeningen waren oorspronkelijk niet gescheiden van de correspondentie. In 1812 werd op last aan het stadsbestuur een doop- en trouwboek overgedragen *  Het is in 1919 in handen van het Rijk overgegaan en aan de gemeente Dordrecht in bewaring gegeven. Het berust thans in het Gemeentearchief.
Bij Koninklijk besluit van 7 januari 1839 werd de Engelse Gemeente van Dordrecht opgeheven. De bezittingen van de gemeente, waaronder dus ook het archief, moesten worden overgedragen aan de Nederlands-Hervormde Gemeente. In werkelijkheid zijn slechts twee doop- en trouwboeken, een lidmatenboek en het stempel van het kerkelijk zegel overgedragen *  . Dit zegelstempel, gesneden in 1771, bevindt zich thans op het kerkelijk bureau. Het oude zegel uit de oprichtingsperiode was in 1771 al sinds lange tijd verdwenen. De andere archiefstukken zijn, geborgen in een grote trommel, terecht gekomen bij de Waalse Gemeente. Het verschijnen van vele namen van lidmaten van de voormalige Engelse Gemeente in de registers van de Waalse Gemeente geeft misschien een aanwijzing omtrent de toedracht hiervan *  .
In 1963 is het gedeelte van het archief van de Engelse Gemeente, dat de Waalse Gemeente onder haar beheer had, aan het Gemeentearchief Dordrecht in bewaring gegeven. Reeds eerder had dit plaatsgevonden met de archieven van de Nederlands-Hervormde Gemeente, zodat ook inventarisnummer 38, 41 en 44 in het Gemeentearchief berusten. De andere goederen van de kerk, waaronder een aantal bijbels en gezangboeken, zijn wel aan de Hervormde gemeente gekomen, die ze heeft verkocht *  . Een psalmboek is terechtgekomen in de Archiefbibliotheek. Het verband van het artikel uit het Tijdschrift voor het zeewezen. met het archief is niet duidelijk. De oudst bekende, overigens zeer summiere, inventaris van het archief komt voor in de in 1919 vervaardigde inventaris van het archief van de Waalse Gemeente *  . Als bijlage is een lijst van predikanten opgenomen.
2. Literatuurlijst
3. Noten
4. Lijst van predikanten

Kenmerken

Datering:
1625 - 1839
Auteur:
---
Omvang:
0,63 meter
Titel inventaris:
Engelse en Schotse Gemeente van Dordrecht