Uw zoekacties: Gemeente Goidschalxoord, 1797 - 1855

1019 Gemeente Goidschalxoord, 1797 - 1855 ( Regionaal Archief Dordrecht )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Aanwijzingen voor de gebruiker
Openbaarheidsbeperkingen
Beperkingen aan het gebruik
Andere toegangen
Aanvraaginstructie
Citeerinstructie
Inleiding
Ontstaan en naamgeving
Bestuur
1019 Gemeente Goidschalxoord, 1797 - 1855
Inleiding
Bestuur
Goidschalxoord was een vrije en hoge heerlijkheid. Voor een beter begrip van de term ‘heerlijkheid’ volgt een beknopte uitleg.
Oorspronkelijk was de koning (landsheer) de leenheer van leenmannen. Toen deze aan het eind van de 16e eeuw wegviel probeerden de Staten- Generaal wetgevende macht uit te oefenen over de gehele Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. De Gewestelijke Staten pikten dit niet en vanaf circa 1600 komt de hoogste wetgevende macht uitsluitend toe aan de Staten der afzonderlijke provincies. Ondanks het wegvallen van de koning als leenheer waren de leenmannen in het bezit gebleven van de rechten die zij in leen hadden en die geadministreerd werden in de verschillende leenkamers. Na 1581 vertegenwoordigde de nieuwe souverein, de Staten, zoals ze aanvankelijk de graaf of hertog en later de koning (als rechtsopvolger van graaf of hertog) had vertegenwoordigd.
Onder de in leen gegeven rechten was het voornaamste, het heerlijke recht bij uitnemendheid, het recht tot het uitoefenen van overheidsgezag (wetgeving, rechtspraak, bestuur), maar daarnaast kon de leenman andere heerlijke rechten hebben zoals jachtrecht, veerrecht (het recht om een veer te exploiteren), recht van wind (het recht om molens te exploiteren), collatierecht, enz. De wetgevende macht van de heren van de lagere lichamen was nu echter in de meeste gevallen wel onderworpen aan het toezicht van het gewestelijke hof. Lokaal recht brak niet langer zonder meer het gewestelijke. Niet slechts de gewestelijke overheid, maar ook iedere particulier kon bij het hof klagen, als zijn belangen op onbehoorlijke wijze geschaad werden door lagere wetgevers.
Binnen de vrije heerlijkheden werden vaak de eigen rechtsregels toegepast. Deze heerlijkheden waren vaak enclaves binnen en tussen de afzonderlijke gewesten. Bij aanvang van de Republiek behoorden de meeste van deze heerlijkheden aan het Huis van Oranje of werden later door dit huis gekocht. In een vrije heerlijkheid erkent de heer geen ander souverein boven zich dan de keizer; hij is in feite een kleine landsheer.
In de ‘Acte van Staatsregeling’ worden in de artikelen 9-72 ‘Burgerlijke en Staatkundige Grondregels’gegeven. In artikel 24 worden afgeschaft ‘..alle eigenlijk gezegde Heeerlijke Regten en Tituls, waardoor aan een bijzonder Persoon of Lichaam zou worden toegekend eenig gezag omtrend het Bestuur van zaken in eenige Stad, Dorp of Plaats, of de aanstelling van deze of gene Ambtenaren binnen dezelve’. Vervallen verklaard worden alle rechten en verplichtingen, hoe ook genoemd, uit het leenstelsel of leenrecht afkomstig, welke hun oorsprong niet hebben uit een wederzijds vrijwillig en wettig verdrag.
In 1795 begint in Nederland de Franse Tijd die in 1813, met de rentree van koning Willem I op Nederlandse bodem, eindigt. Gedurende deze periode verandert het dorpsbestuur van naam en samenstelling. In 1795 heet het dorpsbestuur de municipaliteit en in mei 1804 heet de municipaliteit gemeentebestuur. Op donderdag 17 mei 1804 behandelt de municipaliteit het conceptreglement voor het gemeentebestuur van Goidschalxoord. Zij hebben dit ontvangen van de commissie tot het werk der gemeentebesturen. Omdat Goidschalxoord nog geen dergelijk reglement had heeft de commissie er een gemaakt en aan de municipaliteit gezonden. Tot leden van het gemeentebestuur worden benoemd Cornelis Blaak, Johannes Boogaart en Cornelis van Diepen. Vanaf 1 juni 1804 is het nieuwe gemeentebestuur een feit . Eerdere pogingen tot samenvoeging waren op niets uitgedraaid
In tegenstelling tot de hoge en vrije heerlijkheid heeft de gemeente Goidschalxoord nooit een gemeentewapen gehad. De beschrijving van het wapen van de heerlijkheid luidt: ‘In zilver een rode brak met een halsband van goud’. De herkomst van het wapen is (nog) niet bekend. In 1855 werd de samenvoeging met de gemeente Heinenoord afgekondigd in het Staatsblad en was daardoor een voldongen feit.
Geschiedenis van het archief
De archieven
Gerelateerde archieven
Aanwijzingen voor de gebruiker

Kenmerken

Datering:
1797 - 1855
Auteur:
T. Baas (2008)
Omvang:
5 meter
Titel inventaris:
Gemeente Goidschalxoord, 1797 - 1855