Bij het raadsbesluit van 6 oktober 1864 werd het College van Curatoren van het Athenaeum, dat tot nu toe alleen belast was geweest met het oppertoezicht over het gymnasium, door de ontbinding van de Raad van Bestuur, belast met het algemeen bestuur en het dagelijks toezicht over het gymnasium.
Het College bestond uit vijf leden die door de gemeenteraad werden benoemd. In 1847 had men aan de curatoren het examineren van jonge lieden die zich voor eene hooge klasse op de Latijnse School opgaven opgedragen. Dit recht behielden zij bij de omzetting van de Latijnse School in een gymnasium met vijfjarige cursus. Deze verstrekkende bevoegdheden maakten een docentencorps op dit punt onmondig.
Toen op 28 april 1876 de wet tot regeling van het Hoger Onderwijs werd afgekondigd, werden de bevoegdheden van het curatorium sterk ingeperkt. Het dagelijks bestuur werd nu aan de rektor opgedragen. Het curatorium was van nu af aan alleen belast met een bestuurlijke taak, wel behield het recht tot bevorderen. Dat er in de voorafgaande jaren in het college een sterke familiepolitiek was gevoerd, blijkt uit artikel 5 van de "verordening, regelende samenstelling van het College van Curatoren" uit 1878, waarin staat , dat de leden van het college elkaar niet nader mogen staan dan in de vierde graad van bloedverwantschap of zwagerschap.

Als in 1968 de wet van Cals, die een samenvoeging van verschillende schooltypen op het oog heeft, in Deventer werkelijkheid wordt, gaan de laatste levensjaren van het Deventer gymnasium in. Op grond van de inwerkingtreding van de wet op het Voortgezet Onderwijs per 1 augustus 1968, werd het college van curatoren van zijn taak ontheven.