In 1975 en 1976 kwamen de archiefbescheiden verdeeld over 23 dozen van in totaal 2,7 strekkende meter *  in de archiefbewaarplaats. In de akte van bruikleen is bepaald dat de openbaarheid beperkt is tot stukken van 30 jaar of ouder.
Zoals uit de inventaris blijkt, zijn er opvallende manco's in met name de series notulen en ingekomen stukken. Informatie bij zittende- en oud bestuursleden heeft nog geen aanvulling opgeleverd.
Eerdere inventarissen zijn niet bekend, afgezien van twee lijsten administratieve bescheiden (inv. nrs. 22 en 159) en enkele lijsten met genummerde archiefstukken (inv. nrs. 22, 78 en 95).
De archiefstukken in enge zin waren verzameld in ordners, pakken en omslagen tot min of meer chronologische reeksen.
Daarnaast waren er ook vele losse stukken en dossiers in enveloppen, soms gebundeld en met een specificatie als hierboven beschreven.
Het was kortom een onvolledig archief zonder vaste ordeningsmethode. Voor verdere bewerking werd uitgegaan van de in het archief aanwezige aanzet tot chronologische reeksen en dossiers. Maar gelet op de wisselvallige wijze waarop dit was toegepast zijn tal van stukken opnieuw ingedeeld om tot een logischer geheel te geraken.
Het resultaat is:
a) Chronologische reeksen en series die onderling verschillen wat betreft herkomst of bestemming. Deze zijn vrijwel allemaal te vinden onder de stukken van algemene aard.
b) Enkele dossiers die veelal teruggaan op het door secretaris Leignes Bakhoven nagelatene.
c) Losse stukken die net als de dossiers zijn ondergebracht onder de stukken betreffende bizondere onderwerpen.
Incidenteel zijn stukken uit de chronologische reeksen en series voorzien van notities waaronder kladnotulen van ledenvergaderingen. Hiernaar wordt in de betreffende omslagen en pakken verwezen.

Rapporten en publicaties die een duidelijk eindstadium bereikt hadden en van een algemeen karakter waren, werden opgenomen in de Documentatie. Eventuele begeleidende brieven kwamen in de chronologische reeksen van algemene aard. Voorlopige rapportages en (geheime) rapporten over ad hoc-kwesties kwamen eveneens in de series en reeksen van algemene aard ofwel tussen de stukken betreffende maatschappij- en afdelings-activiteiten.
Van alle onder-organisaties van de afdeling bleek alleen de afdelingsraad voldoende archiefvormend voor een aparte beschrijving. Deze archiefstukken waren merendeels al gescheiden van die van het afdelingsbestuur. Stukken waarvan het onduidelijk was of ze thuis hoorden in het archief van de afdelingsraad of in dat van het afdelingsbestuur, werden in het laatste archief geplaatst met uitzondering van de jaarverslagen van de afdelingsraad die bij het afdelingsbestuur waren binnengekomen. Deze expedities werden met concepten en afschriften verenigd tot één serie jaarverslagen in het archief van de afdelingsraad.
Tijdens het inventariseren bleken er stukken voor te komen die functioneel niet thuis hoorden in de beide archieven of in de documentatie, maar wel de maatschappij of haar leden betroffen. Deze stukken werden als overige archiefstukken in het onderdeel C van de inventaris opgenomen.
Het beschrijven geschiedde aan de hand van de syllabus Archivistische Terminologie (augustus 1975). Een enkele maal werd de materiële omschrijving aangepast. Zo werd gebruik gemaakt van de term blocnote en de term schrift in plaats van katern.