Uw zoekacties: Schoolraad

0804 Schoolraad ( Collectie Overijssel locatie Deventer )

beacon
 
 
Inleiding
N.B. 1. Deze inventaris is o.a. gebaseerd op de 'Catalogus van het archief der stad Deventer', Tweede afdeling B 1591-1795. (veelal kortweg aangeduid in diverse inventarissen en nadere toegangen als 'Republiek II' of 'Rep. II').

N.B. 2. Dit archief maakte ooit deel uit van een verzameling onderwijsarchieven waarvoor een inleiding was geschreven. Deze inleiding is hieronder weergegeven.
De overige onderdelen van de verzameling waren:
- Archief Curatoren van het Athenaeum Illustre en de Latijnse School 1816 - 1878 (ID 805)
- Archief Rector Magnificus en Senaat van het Athenaeum Illustre 1630 - 1872 (ID 806)
- Archief Studentencorps "Jungantur Gaudia Musis" en dispuutgezelschappen "Daventria" 1826 - 1868 (ID 954)
Na de verovering van Deventer in 1591 door de Staatse troepen brak er een nieuwe periode voor de stad aan. Nog was het oorlogsgewoel niet uit het gewest Overijssel verdwenen, wel bleef het buiten de stadsmuren, zodat met het herstel begonnen kon worden. Veel van de thans in de stad aanwezige gevels dateren uit de eerste decennia van de zeventiende eeuw en zijn daarmee een treffend getuigenis van het economisch herstel van die periode. Ook op onderwijsgebied bespeuren we nieuwe activiteiten. De Latijnse School te Deventer was aan het eind van de middeleeuwen een beroemd instituut. In de jaren na 1560 liep deze school door de tijdsomstandigheden sterk terug. Nu eens moesten docenten wijken voor hun reformatische dan weer voor hun rooms-katholieke gezindheid; en de oorlogvoering legde het onderwijs stil of verhinderde de voorheen gebruikelijke toevloed van leerlingen uit de wijde omgeving.
In 1584 werd het fundament gelegd voor een belangrijke ontwikkeling. In dat jaar bepaalden Anna van Twickelo, weduwe van jonker Marten Boedeker, en haar zoon Balthasar Boedeker bij testament, dat een belangrijk deel van hun goederen bestemd zou worden voor de inrichting van een hogere school en van een internaat voor scholieren c.q. studenten. Na Boedeker's overlijden en nog bij het leven van zijn echtgenote Johanna ten Grotenhuis kon de stad hun woning in de Assenstraat tot een "Bursa" inrichten, waardoor Deventer over twee van dergelijke internaten beschikte: de Bursa Boedekeriana en de Bursa Cusana.
In het begin profiteerden van de Bursa's alleen de leerlingen van de Latijnse School, vanaf 1630 ook studenten van de Illustre School of Athenaeum, in eigentijdse stukken ook wel gymnasium genoemd, een hogere inrichting van onderwijs die in dat jaar door het stadsbestuur werd opgericht met de verdere fondsen door de familie Boedeker nagelaten. De geschiedenis van de Illustre School is beschreven door dr. J.C. van Slee in zijn in 1916 verschenen studie "De Illustre School te Deventer 1630 - 1878".
Aan de geschiedenis van de Latijnse School, die in 1848 in een stedelijk gymnasium werd omgezet, is een in 1948 verschenen gedenkboek gewijd.
Van Slee tenslotte heeft een apart artikel gewijd aan de geschiedenis van de Stads- of Athenaeum- Bibliotheek, dat van 1907 dateert *  .
1. De schoolraad
In 1619 werd door het stadsbestuur een college in het leven geroepen om toezicht te houden op de scholen en in het bijzonder op de Triviale dwz. de Latijnse School. De scholarchen of curatoren, zoals de leden van dit college genoemd werden, bestonden uit twee leden van de magistraat, twee leden van de Gezworen Gemeente en twee gereformeerde predikanten.
In de samenstelling bespeurt men de invloed van de kerk, die niet ten onrechte meende, dat het onderwijs een voornaam instrument vormde voor de protestantisering van de bevolking. Die invloed was zeker in dit college niet weg te denken door de benoeming in 1619 van de bekende predikanten Jacob Revius en Caspar Sibelius. Het eerste resolutieboek vermeldt geen instructie. Men leest in het verslag van de eerste vergadering van 22 juni 1619 heel eenvoudig: dat de aanwezigen bijeengekomen zijn "om te letten op 't gene tot welstant en redressement der scholen insonderheid op de Latijnsche mogte gehoren; welcke hare last ende auctorisatie verstaen hebbende, zijn terstond op 't selve in besoigne getreden": de leraren van de Latijnse School worden verzocht het schoolreglement te produceren, zo het bestaat, en aan het stadsbestuur wordt een voordracht gedaan voor het benoemen van een nieuwe rector. In het stadsarchief vinden we de in 1619 opgestelde "Leges Scholae Daventriensis" en de in dat jaar gedrukte "Index lectionum pro schola Daventriesil, producten van het ijverige college van scholarchen *  .
Weldra zou hun taak nog toenemen. Zij kregen een werkzaam aandeel in de oprichting van de Illustre School en het aanzoeken van de eerste hoogleraren, terwijl in 1630 het toezicht op deze onderwijsinrichting hen ten deel viel. Meldden de wetten voor de Illustre School, dat de daaraan verbonden hoogleraren in de schoolraad met gelijke stem zouden compareren, in de praktijk betekende die regel niet meer, dan het uitbrengen van advies in zaken betreffende de Illustre School. Overigens niet alleen de invloed van de hoogleraren werd geweerd, ook die van de predikanten werd teruggedrongen.
Doordat volgens het reglement de helft der scholarchen jaarlijks wisselde, had het stadsbestuur een grote invloed op de samenstelling van het college. Na de benoeming van Alstorphius in 1636 en van Revius in 1637, werden er geen predikanten meer benoemd *  . Het protest van de kerkeraad haalde niets uit *  .
In 1661 worden voor het eerst sinds een groot aantal jaren de namen der scholarchen weer in de resoluties van de Schoolraad vermeld. Dan blijkt dat de plaatsen van de predikanten niet door stadsbestuurders zijn ingenomen, waardoor het getal van leden van deze raad tot vier beperkt bleef.
Aannemende dat de belangrijkste handelingen van de Schoolraad genoteerd werden, moet geconcludeerd worden dat de energieke aanpak van het begin na het derde kwart van de 17e eeuw vaak ontbroken heeft. In de 18e eeuw verminderde de bemoeienis met het Athenaeum trouwens sterk en verschoof het accent van de werkzaamheden naar de Latijnse School.
Onevenredig veel ruimte in de resoluties van de Raad werd ingenomen door het verslag van de prijsuitreikingen aan de beste leerlingen van de onderscheidene klassen van de Latijnse School. De Schoolraad heeft de Franse tijd overleefd, zij het dat het getal van vijf leden in 1795 vastgesteld, met het autocratischer worden van de Nederlandse staatsvorm voortdurend ingekrompen werd. In 1811 trad de Maire zelfs alleen op en in 1812 werd hij vergezeld door de onderperfect. In 1816 stelde men het getal weer op vijf. Maar de functie van de Schoolraad is sinds dat jaar voornamelijk decoratief, daar het toezicht op de Latijnse School opgedragen werd aan het terzelfder tijd opgericht college van curatoren van het Athenaeum en de Latijnse School.
Bij de modernisering van het takenpakket van de Latijnse School in 1848, ter gelegenheid waarvan de naam in die van gymnasium gewijzigd werd, verdween de Schoolraad om plaats te maken voor een Raad van Bestuur van het gymnasium.
2. Curatoren van het athenaeum illustre en de latijnse school
3. Het athenaeum illustre
4. Interne organisatie van het athenaeum illustre
5. Huisvesting van het athenaeum illustre
6. Studentenleven
7. De lotgevallen van de archieven
8. Conclusie

Kenmerken

Datering:
1619-1848
Voorwaarden voor raadpleging:
Het archief is openbaar.
Voorwaarden voor reproductie:
De voorwaarden voor reproductie bij Collectie Overijssel locatie Deventer zijn van toepassing.
Opmerkingen:
Zie ook ID 1228
Citeerinstructie:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste eenmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
NL-DvCO, Collectie Overijssel locatie Deventer, ID 0804, Schoolraad, inv.nr. …
VERKORT:
NL-DvCO, ID 0804, inv.nr. ….